Jong Dietschland. Jaargang 7(1904-1905)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] Hanengekraai 't Is nacht, de menschen slapen, Maar 'k hoor u kraaien, haan, Wat deert u, wakkre vogel, Dat gij reeds op moet staan?... 't Is nacht, de menschen slapen, En aan den zwarten trans, Geen leeksken licht te speuren, - 't Is helledonker gansch! Ik hoor uw stemme galmen, Te midden van den nacht, Alsof gij ongeduldig Uw zonneken betracht! ô! Wekker van den lande, ô! Kraaier van den tijd, Die dapper steeds de komste Der zonne tegenkrijt, ô konde ik eens verklaren Waarom gij toch zoo blij Trompettert, heinde en verre Van Koekeloerë ei! Waarom gij kraait ten nachte Zoo wel als over dag, Zoo dat ik door uw roepen, Soms al niet slapen mag?!... Justina Antonissen. 4-1903. Vorige Volgende