Jong Dietschland. Jaargang 7(1904-1905)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 144] [p. 144] De muur. Tooverzoete klanken ruischen Door de steenen van den muur, Stemmen gevend aan 't mysterie Van mijn scheemrend avonduur. Met de keel vol zilvertrillers, Kweelend als een nachtegaal, Zit een jonge vrouw te tokkelen Vóór den vleugel in haar zaal. God almachtig, hoor mijn smeeken! Ziek nog wordt mijn zielken, ziek, Zoo ik niet mag binnentreden In dien tempel van muziek. Neen... neen.., Laat mij liever wachten.... Tot een andre zwarte muur Heerlijk vlammend dòor zal scheuren In mijn zalig stervensuur! Laat mij daar op klanken, zoeter Dan de zoete nachtegaal Of de zoete vrouwen kweelen, Zweven door uw hemelzaal! Leid mij dan door de open rijen Van uw duizend englen om, Tokklend op hun gouden harpen, Machtig roepend: ‘Wellekom!’ Lambrecht Lambrechts. Vorige Volgende