Jong Dietschland. Jaargang 7(1904-1905)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] Onmacht Ik voel in mijne ziel, een wijde wereld leven Met blauwen Oceaan, van rustelooze baren Waarop bij onweêrs-wind, mijn Passie-booten varen Van mast en zeil beroofd, naar ruwe rots gedreven. En midden in het land, door eindelooze dreven Daar draaft 't Gedachten-span, om immer nieuwe maren En diep in 't donkre woud, waar lichte vingren snaren Daar weet ik 't jonge koor, van mijne droomen zweven, Wie zal 't vermoeide wrak, naar veil'ge haven leiden? En tot den langen strijd, met nieuwe kracht bereiden? Ik voel een zware hand, mijn losse teugels grijpen En 'k weet de paarden moe, want 'k hoor ze nauwelijks gijpen O 'k voel mij toch zoo zwak, met al mijn kinderdroomen Zal dan voor mij geen hulp, uit hoogre machten komen? Karel de hoop. Vorige Volgende