| |
| |
| |
De oorspronkelijke tekst van Rodenbach's Gudrun.
Ik had het genoegen A. Rodenbach's handschrift van Gudrun zorgvuldig te kunnen nazien en het met de drukuitgaveGa naar voetnoot(1) te collationneeren.
Zoo vond ik in die uitgave enkele feilen - die meer dan gewone drukfouten zijn - een paar tekstveranderingen die door de uitgevers aangebracht zijn en niet in het handschrift voorkomen, en ook gansche verzen, in den druk weggelaten.
Hieronder geef ik ze ten beste aan de lezers van Jong Dietschland, waaronder de meeste wel Rodenbach-vereerders zijn: het zal hun aangenaam zijn den tekst van hun Gudrun-exemplaar te kunnen herstellen naar den oorspronkelijken tekst.
De drukproeven van het eerste bedrijf werden door Rodenbach zelf nog verbeterd, op 't einde van zijn leven.
| |
Tweede bedrijf:
Op bl. 91, wordt vers 114 in den mond van Herwig gelegd. Volgens het hs. is het Horand die zegt: Geen veele tusschen ons om eene vrouw. |
bl. 91, v. 116: mouw moet zijn mauw. |
bl. 95, v. 197: nog moet zijn noch. |
bl. 101, v. 358: groote zeewolf moet zijn grove zeewolf. |
bl. 101, v. 378: weinig moet zijn wenig. |
bl. 106, v. 499: werd moet zijn wierd. |
| |
| |
bl. 108, v. 534: Allectus was de grijfen - zij de held moet zijn Allectus was de grijfer - gij de held. |
bl. 113, v. 648: hij wil moet zijn hij wilt. |
bl. 117, v. 723: tart moet zijn tert. |
bl. 121, v. 812: vergiffenis moet zijn: vergifenis. |
bl. 150, v. 1473: kijsig moet zijn kiezig |
| |
Derde bedrijf:
De tooneelaanwijzing is niet: Carausius' komt op de kusten van Britanie maar wel: Carausius' kamp op de kusten van Britanie. |
bl. 156: Na de woorden van den tweeden soldaat: ik heb immers die Bagauden verslegen moet bijgevoegd worden: De anderen lachen. |
bl. 158: Na Gudrun: En Herwig? moet bijgevoegd worden: De zegetocht nadert in de verte. |
bl. 160, na vers 84 ontbreekt in de uitgave de tooneelaanwijzing: hem bekennend. |
bl. 161, na v. 104: De bode, van uit den achtergrond naderend. |
bl. 161, na v. 113: Wate, zonder dat iemand op hem let. |
bl. 165, v. 184: glansend moet zijn glanzend. |
bl. 168, Na den roep van de beide legers: Carausius Augustus Imperator! moet de tooneelaanwijzing bijgevoegd worden: Af. Herwig spreekt stil met Carausius. |
bl. 169, v. 286: denzelfden moet zijn denzelfsten. |
bl. 171, v. 335 ontving moet zijn ontfing. |
bl. 176, v. 442-443: het woord: laf moet aan het einde van vers 442 staan en niet aan het begin van 443; zóó: |
de Wikings heeft hij den Romeinen laf geleverd. Ha, gemakkelijk heeft hij hen bedrogen.....
bl. 176, v. 458: samengesteld moet zijn saamgesteld. |
bl. 178, na v. 488, moet bijgevoegd worden: Zij verbergt haar aangezicht op haars vaders borst |
| |
| |
bl. 178, tusschen de verzen 496-497 ontbreekt in de uitgave de tooneelaanwijzing: Gudrun doet teeken van ja, doch verbergt voort haar aangezicht. |
bl. 180, v. 543: den trouwen Wiking weerd moet zijn: des trouwen Wiking weerd. |
bl. 181, v. 576: Mij brandt de koorts door 't hoofd en door mijne adren moet zijn.: Mij brandt de koorts in 't hoofd en door mijne aderen. |
bl. 183, na v. 621, bij te voegen: De Wikings af. |
bl. J84, na v. 632, bij te voegen: Weenend. |
bl. 190, na v. 765, bij te voegen: Komt Geiserik. |
bl. 190, v. 759: kondet moet zijn kont. |
bl. 193, na v. 810, bij te voegen: Komt Carausius. |
bl. 196, na v. 888, bij te voegen: drukkend. |
bl. 196, v. 909 is bij het overdrukken gansch weggevallen, er moet staan: |
wen ik vernam hoe 't sterke Boonen viel,
en wat die tranen in die ziel verdoken,
dan rukte mij de toorn den blinddoek af...
bl. 197, na v. 935, bij te voegen: Komt een tribunus. |
bl. 198, na v. 937, bij te voegen: De tribunus wilt weg. |
bl. 198, tusschen vers 938, bij te voegen: Klaroengeschal. |
bl. 198. na v. 941, bij te voegen: Tribunus af. |
bl. 198, v. 942: kruipend dier moet zijn kruipdier. |
bl. 198, na v. 955, bij te voegen: Hij wilt af. |
bl. 199, na v. 956, bij te voegen: Komt Wate. |
bl. 199, v. 965: Verraders! Wikings,... moet zijn: |
Verraden Wikings, Moerings, wilde Herwig, o waart gij hier nu!
bl. 199, na v. 967, bij te voegen: Hij wilt weg. |
bl. 200, na v. 985: De soldaten rond Carausius: Carausius Augustus Imperator is bij te voegen: |
De Soldaten rond Allectus:
Men kome aan onzen Keizer zoo men durft.
De Soldaten rond Carausius:
Carausius Augustus Imperator!
| |
| |
bl. 202, na v. 1029: Fabianus: Allectus steeds Augustus! Steeds Augustus! is bij te voegen: |
Het meestendeel der soldaten:
Allectus steeds Augustus! Steeds Augustus!
| |
Vierde bedrijf:
bl. 207, v. 37: albeschikkend moet zijn allesschikkend. |
bl. 209, v. 74: en hier zit zij moet zijn en hier is zij. |
bl. 209, v. 82: daar heb ik moet zijn dan heb ik. |
bl. 209, v. 94 luidt in het hs: |
o nooit vergeet ik den grijns van nijd en afgunst die haar aanzicht kromp.
De overtollige heffing werd in den druk door den uitgever vermeden:
den grijns van nijd en afgunst in haar aanzicht.
Ook op de volgende blz. moest de uitgever een te lang vers (106) verbeteren: in het hs. staat:
want zij wist toch wel wat antwoord de eedle maagd zou geven, en dat zij haar zou mogen martlen naar begeerte,
Dat werd verbeterd:
want zij wist toch wel wat antwoord de eedle maagd zou geven. en zij ging haar mogen martlen naar begeerte.
bl. 210, v. 125: des morgends moet zijn des morgens. |
bl. 214, no v. 205, bij te voegen: Komt Claudia en Gellia. |
bl. 228, v. 566: te droomen, te herkennen moet zijn te droomen, te herdenken. |
bl. 231, na v. 628, bij te voegen: Gellia werpt haren mantel om Gudrun, en tracht haar te verwarmen. |
bl. 233, v. 688: is dat zoo lustig? moet zijn is dat zoo leutig? |
bl. 234, na v. 705, is bij te voegen: De maagden komen duinwaarts opgestegen langs het pad. |
bl. 225, v. 731, moet zijn: Waar soms de liefling in gezucht mocht hebben. |
bl. 237, v. 785: wilde zee, vaarwel moet zijn wijde zee, vaarwel. |
| |
| |
bl. 240, v. 838 is niet overgedrukt. Er moet staan: |
Want indien gij wistet wat gebeurd is! Schriklik!
Ik zeg het u voorwaar. Nog heden - Schriklik!
Gij komt ter wrake.
bl. 241, na v. 863, bij te voegen: Gudrun weggevoerd. |
bl. 244, na v. 904, bij te voegen: De Wikings komen in menigte toe. |
| |
Vijfde bedrijf:
bl. 252, v. 158, het laatste woord ontbreekt in den druk: |
en moet mijn zweerd dien maagden weigeren, want hier dreigt iets schrikkeliker.
bl. 256, v. 220 ontbreekt geheel in den druk. Er moet staan: |
O Allectus, ge zijt zoo slecht niet, neen, Ik smeek u knielend, heb medelijden. Zie, zooveel, zoolang...
bl. 256, v. 226 is gedrukt: |
Nog éénmaal bied ik u mijn liefde; kom, zoo niet, ik kome.
Dat staat in het hs. niet. Rodenbach schreef:
Een laatste maal gebiede ik u te komen.
Daarnaast staat in potlood geschreven:
En nog vraag ik u antwoord. Kom.
bl. 257, tusschen 231, bij te voegen: Allectus, ze grijpend. |
bl. 257, v. 235 is gedrukt: |
Houd af! Ter hulp! ter hulp! mijn koning! Herwig!
In het hs. staat:
Uw handen weg! Ter hulp! ter hulp! mijn koning!
bl. 258, v. 260 in de uitgave: |
't Wierd tijd ook, Herwig, dat gij kwaamt. - Dat monster...
In het hs.:
't Wierd tijd ook dat ge kwaamt. - Nog eenen stond...
| |
| |
bl. 261, v. 294 is gedrukt: |
Het is het bloed der lafaards die dit zweerd, de maagden Moerlands vrijdend, heeft geslagen.
‘Heeft geslagen’ staat staat in het hs. niet, ‘de maagden Moerlands vrijdend’ is aan den kant geschreven, en het eigenlijk vers is:
te midden hunne geile lusten sloeg.
Dit zijn de voornaamste varianten.
De uitgevers hebben gemeend - en met recht - de systematische spelling-veranderingen, die Rodenbach reeds gedaan had aan de twee eerste bedrijven, te moeten doorvoeren in de drie volgende.
Toch ontmoet men bij de lezing nog zeer dikwijls woorden waarin een toonlooze lettergreep blijft weggekapt, daar waar Rodenbach ze zou bijgeschreven hebben: b.v.: godlik is niet steeds veranderd in goddelik, machtloos in machteloos. Niet regelmatig is de eind-e bij de naamwoorden toegevoegd, daar waar het zijn kon, - is het achtervoegsel -lijk veranderd in -lik, - zijn uitdrukkingen als 't is ik, is ik het wel, verbeterd in: Ik ben 't, ben ik het wel.
Dat dooreenwarrelen van verschillende vormen in de drie laatste bedrijven doet den lezer des te onaangenamer aan, daar hij in de voorrede gelezen heeft een overtuigende pleitrede voor het gebruik van zekere vormen.
Wat indruk moet het niet maken op den lezer die de toedracht van het opnieuw bewerken en het drukken van Gudrun niet kent?
Het zou een daad van pieteit zijn voor onzen kunstenaar en zijn werk, bij de aanstaande uitgave van Gudrun, er eens een grooten kuisch in te doen en allen op te schikken zooals het den dichter beviel.
Leo van Puyvelde.
|
-
voetnoot(1)
-
Gudrun, spel in 5 bedrijven, door Albrecht Rodenbach, Gent, Hoste, 1882.
|