Jong Dietschland. Jaargang 6(1903-1904)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 167] [p. 167] In den vroegen Meiemorgen. Gebolderd uit 'nen boom - De zonne schijnt nog niet - De merel zit in 't gras En trippelt, wipt en schiet, Draait kop en oogen rond Of niemand heur bespiedt... - 't Is stil! - Zij duikelt neer Heur kop in 't gras, en pikt Heur aas op, smakt en smekt: Tot al met eens zij snikt En schuddebolt 'nen keer: Ei! 't Is reeds ingeslikt! Zij heeft er wellust van: Ge ziet het aan heur kop Die scheef rust in heur nek, En aan heur keel en krop, Gezwollen dobbel dik, Met vette veêren op. In heur voldanen lust De merel pronkt in 't gras: Ze wandelt weg en weer Op preusch gemeten pas En drinkt den morgendauw Alsof 't Champagne was. [pagina 168] [p. 168] Terwijl ze zienelings Genuchtensvol verdikt Verroert 'n blad: gauw flapt De merel op, verschrikt, En rochelt in 'nen boom Net óf zij heur verslikt.... P. Back. Vorige Volgende