Jong Dietschland. Jaargang 5(1902-1903)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] De Nachtegaal. 1.[regelnummer] Waar zit die heldere zanger, dien ik hooren kan en zelden zien, in 't loof geborgen, des blijden Meidagmorgen? 2.[regelnummer] Hij klinkt alom de vogels dood, bij zijnder kelen wondergroot' en felle slagen, in bosschen en in hagen, 3.[regelnummer] Waar zit hij? Neen, 'k en vind hem niet, maar 'k hoore, 'k hoore, 'k hoore een lied hem lustig weven: het kettert in de dreven. 4.[regelnummer] Zoo zit en zingt er menig man. vroegmorgens op 't getouwe, om, van goên drom, te maken langlijdend lijnwaadlaken. 5.[regelnummer] De wever zingt, zijn' webbe deunt; de la klabakt, 't getouwe dreunt; en lijzig varen de spoelen heen, in 't garen. 6.[regelnummer] Zoo zit er, in den zomer zoel, een, werpende, op den weverstoel van groene blâren. zijn duizendverwig garen. 7.[regelnummer] Wat is hij: mensche of dier of wat? Vol zoetheid, is 't een wierookvat, daar Engelenhanden, onzichtbaar, reuke in branden 8.[regelnummer] Wat is hij? 't Is een wekkerspel, vol tanden fijn, vol snaren fel. [pagina 146] [p. 146] vol wakkere monden, van sprekend goud, gebonden. 9.[regelnummer] Hij is.... daar ik niet aan en kan, een' sparke viers, een' boodschap van veel hooger' daken als waarder menschen waken. 10.[regelnummer] Horkt! Langzaam, lnide en lief getaald, hoe diep' hij lust en leven haalt, als uit de gronden van duizend orgelmonden! 11.[regelnummer] Nu piept hij fijn, nu roept hij luid'; en 't zijpzapt hem ter kelen uit, lijk waterbellen. die van de dakken rellen. 12.[regelnummer] Geteld, nu tokt zijn taalgetik, als ware 't op een marbelstik, dat perelkransen, van 't snoer gevallen, dansen. 13.[regelnummer] Geen vogel of hij weet zijn lied, zijn' leise en al zijn stemgebied, bij zijnder talen, nauwkeurig af te malen. 14.[regelnummer] 't En deert mij niet, hoe oud gedaagd, dat hij den zangprijs henendraagt, en, vogel schoone, mij rooft de dichterkroone! 15.[regelnummer] Want mensche en heeft u nooit verstaan, noch al uw' rijkdom recht gedaan, o wondere tale van koning Nachtegale! Vorige Volgende