knikte de zonne het zout toe, dat zijn kracht verdubb'len voelend, blakerend opsloeg in lichtlaaie branding en 't struikhout verschroeide: en dan, als het Licht op den heuvel gezeten, zoo leerde het den menschen de zekere wegen des Lichts: en die wonderen blijven tot den huidigen dage.
Doch naar de zijnen kwam die Israël weder... en met open - wijd opene armen gingen zijn broeders hem tegen, hem groetend als den man Gods, die hen leiden en lichten zou.
En hij lichtte en leidde zijn broêrs in den weg tot het eeuwige leven zich zelven stellend tot voorbeeld, lijk God hem had Jezus gesteld.
Doch in Gods zate kwam dit wondere vat... en daar werd er een schipje uit getimmerd, een licht en welvarende schipje dat varen zal op Gods genadestroom: en men vrachtte het schipje met kloostervruchten, met zusters vrome en brave, en veilig daar dreven zij heen in 't schipje Gods, op Godes gratiestroom, recht af op God hunne have. Hoelang moet 't wondere schipje varen?.... wij hopen dees draagt ons immer.... zoolang het den Heere belieft! En landen we dan in Gods have, hoe blijde, hoe vreugdvol de stond! Ons schipje en stuurman klimt dan tot het altaar van 't Eeuwige Lam, waar hij, gekroond met de zielen die hij leidde, leerde en leidde tot den Heer, gansch