Jong Dietschland. Jaargang 5(1902-1903)– [tijdschrift] Jong Dietschland– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] Ik ben..... Ik ben ik maar een schilder, ach! En duimkruit vind ik zelden, Al stap ik met mijn fier gezag Op vrije voeten, dag op dag, Als heerscher door de velden! Ik ben ik schilder en ik moet De wereld in, de wijde, Acharme! met wat schildersgoed! Maar, ei! 'k sta pal, vol schildersmoed, En 'k werp de vrees terzijde! Ik moet met mijn palet vooruit! Asa! ik ben 't onweerdig, Dat schilder- zijn en 'k roep het luid: Een schotel pap en eenen stuit, Daarmeê vooruit! 'k sta veerdig! Ik draag mijn schildershoedje slap En 'k laat mijn borststrik waaien, Maar 'k heb mijn stijven wil en 'k stap.... En 'k luister naar geen zotmansklap En 'k laat de drillers draaien! [pagina 74] [p. 74] Ik ben ik schilder, zonder nijd, Ik drink mijn glas in vrede, En 'k stop mijn pijpke en 'k rook op tijd En 'k zing mijn schilderslied, verblijd, Met alle schilders mede! Zoo ben ik maar een schilder, ach! Acharme! van den buiten! Maar 'k stap ik met een fier gezag Op vrije voeten, dag op dag, En 'k eet in vreê mijn stuiten! Herman Broeckaert. Weert-bij-Bornhem, 02. Vorige Volgende