En er wordt, eilaas, in hoogere sferen maar al te veel geloof aan gehecht.
Na den dood van Emm. Hiel, geen belooning voor hunne opoffering ziende opdagen; begrijpende dat het hen onmogelijk was, me. de middelen waarover zij beschikten, hun onderwijs te verbreeden en doelmatig werk te verrichten, wierpen de leeraars de steel naast de hak en zegden vaarwel aan een onderwijs dat nochtans goede vruchten had afgeworpen.
Getuigen daarvan een viertal leerlingen der school die knap de pen hanteeren, zelfs tooneelstukken schrijven; evenals de jongelieden, heeren en juffers, die met goed gevolg het tooneelspelen beoefenen, als menschen een hooger gedacht hebben opgedaan van moraal en kunst en zich gelaafd hebben aan de weldoende bron van liefde voor taal, godsdienst en landaard.
* * *
Mag die school vergaan? Neen!
Moeten de leeraars beloond worden voor hunne onbaatzuchtige, twaafjarige opoffering aan volks- en kunstonderwijs?
Ja!
Hoe, en waarmêe?
Door de aanneming van Staatswege der vrije tooneelschool, door de benoeming der vroegere onderwijzers tot bestendige leeraars.
Een verzoekschrift. den heer Minister van Landbouw en Beeldende Kunsten om ondersteuning vragend, werd onlang in omloop gebracht en aan kunstenaars, maatschappijen, enz..., ter onderteekening aangeboden.
Die petitie vraagt de vrije tooneelschool, onder beheer eener bevoegde commissie geplaɐtst, door den