De kurkeiken.
Even de Middellandsche Zee overgestoken, om in Spanje eens in een bosch van Kurkeiken te snuffelen. - Die Kurkeik kan zich met onzen statigen eik in lengte niet meten. Doch wat voordeel levert die Spaansche eik niet op.
Onder de zigtbare buitenste schors der boomen, die soms ruig of glad is, liggen andere lagen. Bij den kurkeik nu vermenigvuldigen zich die lagen, de vastheid en rekbaarheid er van neemt meer en meer toe, en de bast levert de stof, welke wij ‘Kurk’ noemen.
Deze kurklaag wordt den boom op gezette tijden afgenomen. In Julij of Augustus, als 't zonnetje hem zijn volle kracht doet ontwikkelen, wordt hem die kurken overjas te warm: hij wil dien met geweld uittrekken en er komen reten voor den dag, die zich in de lengte over den ganschen stam uitstrekken.
Nu komt men den boom te hulp; duizenden handen geraken in beweging, die heel voorzigtig de schors afschellen, en daarbij die barsten volgen. Boomen die men zorgvuldig en regelmatig van hun kurken jas bevrijdt, worden soms honderdtwintig jaar oud. Laat men hun die dikke plunje behouden, dan sterven zij van benaauwdheid.
Die stukken kurk worden dan overal heen verzonden. In de fabrieken maken zij er stoppen voor slesschen, zolen en ik weet al niet wat van. Zelfs aan 't dobbertje van uw hengel zit een stukje kurk om het op 't water te doen drijven, en op zee heeft menigeen bij schipbreuk aan een kurken ring zijn leven te danken gehad.