| |
| |
| |
Jaap Goedegebuure
Een manier waarop mannen zelden met elkaar praten
Over De laatste ontsnapping van Jan van Mersbergen
1.
Over mannen circuleren de nodige clichés. Over vrouwen trouwens ook. Een typische eigenaardigheid van Jan van Mersbergens roman De laatste ontsnapping is dat veel van die clichés er zonder veel problemen worden gereproduceerd. Gek genoeg hindert dat niet. De sweeping statements en rechtaan-rechtuit gedane beweringen passen de personages als een jas, zonder dat ze er onsympathiek door worden. Dus kan de echtgenote van de ik-figuur rustig beweren dat het echt iets voor mannen is om jarenlang niet naar het door hen verwekte kroost om te zien, en er dan toch opeens, van de een op de andere dag, van in de ban te raken. ‘Voor een man kan zoiets gewoon. Bij een vrouw kan het niet. Ze hebben het altijd over het verschil tussen mannen en vrouwen en dan gaat het over inparkeren of kaartlezen of humor zoals Ruben laatst zei. Nou, dit is het verschil.’
We nemen kennis van deze ferme mening in een gesprek met Ivan, vriend van de verteller. Sinds kort heeft hij weet van zijn vaderschap; zijn zoon is dan al tien jaar. Ivans leven wordt er danig door omgewoeld. ‘Het is enorm’, moet hij bekennen. ‘Het is groots en mooi en soms lijkt het te groot en te mooi.’
Waarom is de onverwachte ontdekking van het vaderschap zo overstelpend? Omdat zich daarmee in versneld tempo een rite de passage voltrekt waarvoor je in de meeste gevallen een hele zwangerschap de tijd krijgt, ongeacht hoe je die negen maanden benut. De laatste ontsnapping vertelt het verhaal van zo'n bliksemsnelle grensovergang, waarbij de verteller niet alleen getuige is, maar ook lotgenoot en spiegelbeeld. Hij heeft Ivan leren kennen via zijn eigen zoon Ruben, die op zijn beurt de boezemvriend is van Ivans zoon Deedee.
De intrige begint zich te ontrollen wanneer Deedee, een echt doorbijtertje, zijn alleenstaande moeder Simone de naam
| |
| |
en het telefoonnummer van zijn vader afhandig maakt. Hij slaagt erin contact met Ivan te maken en weet het zelfs voor elkaar te krijgen dat die komt kijken naar een van de karatelessen waaraan hij en Ruben wekelijks deelnemen.
Met enige overdrijving zou je kunnen zeggen dat het in dit geval de zoon is die de vader ter wereld brengt. Tot het moment dat Deedee Ivan aan zijn jasje trekt, was die zich niet eens bewust dat hij een nakomeling had. Simone had hem, de nonchalante zaadverspreider, onkundig gehouden van haar zwangerschap. Kennelijk besefte ze maar al te goed dat deze one night stand zich nooit in een vaste relatie zou laten opsluiten, om nog maar te zwijgen van de inperkende verantwoordelijkheden waarmee een langdurig co-ouderschap hem zou kunnen belasten. Dus koos ze ervoor bewust ongehuwde moeder te blijven.
| |
2.
Van Mersbergen maakt Ivans vrijbuitersnatuur aanschouwelijk door hem neer te zetten als een Houdini-achtige ontsnappingskunstenaar die zich bij zijn act door vrijwilligers uit het publiek stevig in laat snoeren, om zich daarna binnen een paar minuten weer los te maken. Nadat hij eerst enige tijd op het Amsterdamse Leidseplein heeft gewerkt als straatartiest, maakt hij naderhand naam met een vast nummer op het repertoire van een vaudevilletheatertje in een licht ongure buurt. Om zijn optreden nog wat sensationeler te maken, laat hij zich in vastgebonden toestand in brand steken en rekt het moment van zijn bevrijding zo lang mogelijk. Nooit gaat het mis, op die laatste keer na dan. En zelfs dan brengt hij het er levend van af.
Zoals Ivan steevast ontsnapt aan touwen en brandwonden, zo ontkwam hij ook aan het vaderschap. Al lang voordien was hij huis en haard ontvlucht. Geboren en getogen in het Joegoslavië van voor de burgeroorlogen van de jaren negentig, had hij geen zin om mee te doen aan het grote bloedvergieten dat zich steeds dreigender begon af te tekenen. Maar aan het schuldgevoel dat hij aan zijn desertie overhield is hij nooit ontkomen. Het neemt zelfs flink toe nu blijkt dat
| |
| |
Deedee een treffende gelijkenis vertoont met Ivans jongere, bij oorlogshandelingen omgekomen broer.
Ongewild en dankzij zijn enorme beheersing van de verdringingskunst ook bijna ongemerkt is Ivan met een onzichtbare enkelband blijven vastzitten aan een verleden dat hem met Deedee's verschijnen rekenschap komt vragen. Tot het moment dat die onbekende zoon uit het niets verscheen, ging Ivan het liefst blindelings vooruit de toekomst in. De jenever hielp hem om hardnekkige spoken te bezweren. ‘Hij kon naar Amsterdam komen, zijn lijf in een trein of een bus zetten en weggaan, in zijn kop echter huisde zijn verleden, de pruimenbomen, de slivo, de ogen van zijn vader, die beelden reisden met hem mee, en die beelden kon hij alleen te lijf gaan door zijn lichaam uit te putten of te verdoven.’
| |
3.
Zoals de titel al aangeeft, wikkelt de plot van De laatste ontsnapping zich af naar een ontknoping die een punt zet achter Ivans escapisme. Hij accepteert het vaderschap en beseft tegelijkertijd dat hij zich ook tegenover zijn eigen, in Bosnië achtergelaten vader als een liefdevolle zoon moet gaan gedragen, hoezeer zijn schuldgevoel hem er ook toe verleidt om telkens weer weg te duiken.
Dit alles komt ons ter ore via het relaas van de verteller. Zijn positie is alles behalve neutraal, en dat niet eens zozeer omdat hij vanwege de vriendschap tussen Ruben en Deedee Ivans bestaan ingezogen wordt. Het is eerder zo dat Ivan en hij zich aan elkaar optrekken, maar ook hun zwakheden in de ander gespiegeld zien. Hoewel je als lezer aanvankelijk in de veronderstelling verkeert dat Ivan meer kan leren van de ik dan omgekeerd, verschuift het patroon geleidelijk in een tegenovergestelde richting. Het zichtbaarst is dat in de passages waarbij de ik, een werkloze en tamelijk onzekere kantooremployé, door Ivan meegenomen wordt op rijkelijk met drank en seks omgeven dooltochten in het Amsterdamse nachtleven. Die escapades hebben een weldadige uitwerking op zijn niet al te stevige ego en geven hem het gevoel dat hij er dankzij Ivan helemaal bij hoort. Sterker nog: in zekere zin wórdt hij
| |
| |
Ivan, vooral wanneer die na de komst van Deedee het vagebonderen en nachtbraken stilaan begint te mijden.
Minder concreet, maar als uitwerking van het ouder-kind-thema toch uiterst relevant, is de manier waarop de tot vaderschap geroepen Ivan voorgaat in liefdevolle aandacht voor anderen. Daarmee wordt de ik met zijn neus op eigen tekortkomingen gedrukt. Veelzeggend in dit verband is een scène op twee derde van het verhaal. Wanneer Ruben klaagt over schrale lippen schiet Ivan te hulp. ‘Hij haalde groene lippenbalsem uit zijn broekzak, draaide de stick open en deed voor hoe mijn zoon zijn lippen moest houden. Hij gaf mij de lippenbalsem en ik ging door mijn knieën en streek de balsem voorzichtig langs zijn onder- en bovenlip. Ik hield een hand een hand op zijn schouder en was heel dicht bij hem. Ik kon me niet herinneren dat ik ooit zo dicht bij hem was geweest.’
Zo maken het vluchten en ontwijken steeds meer plaats voor nabijheid en saamhorigheid. Dankzij het contrast tussen flashbacks naar het recente verleden en het heden van waaruit wordt verteld zet de compositie van de roman daar dikke strepen bij. Dat heden omvat de drie dagen die Ivan, de ik en de twee jongens doorbrengen in een havendorp aan de Franse zuidkust. Ivan is er uitgenodigd om zijn act te komen opvoeren, maar voelt zich niet echt gemotiveerd nu hij al zo'n beetje afscheid van zijn oude persona heeft genomen. De verteller daarentegen is zo hevig geobsedeerd door zijn identificatie met die persona dat hij er enkel schoksgewijs aan kan ontsnappen. Toch lijkt dat ook hem uiteindelijk, in de bijna-laatste zinnen van de roman, te gaan lukken. ‘De twee jongens praten met elkaar op een manier waarop mannen zelden met elkaar praten. Dat wil ik ook doen, denk ik. Dat wil ik nog een keer doen. Zo praten.’
| |
4.
‘Een manier waarop mannen zelden met elkaar praten.’ Het hoge woord komt er aan het slot van De laatste ontsnapping uit als een min of meer door de omstandigheden afgedwongen bekentenis. Ivan en Deedee zijn tijdens het verblijf aan de Rivièra stiekem even heen en weer naar Bosnië gereden om
| |
| |
Ivans oude vader op te zoeken, en maar net op tijd terug om het vliegtuig naar Schiphol te halen. Tijdens hun afwezigheid zet de verteller de laatste stapjes naar zijn eigen ommekeer.
Juist vanwege de zo treffend aan de oppervlakte gebrachte huiver voor nabijheid en intimiteit zou ik Jan van Mersbergen, die we al zo onbekommerd én tegelijk zo ironisch om zagen gaan met seksestereotypen, een echte mannenschrijver willen noemen. En dat vooral omdat hij door de weerbarstige machoschil weet heen te breken zonder dat hij daarmee zijn mannen in hun hemd zet.
Dat hij daar goed in is, wisten we eigenlijk al sinds hij in 2001 debuteerde met De grasbijter (een roman die opvallende overeenkomsten laat zien met Gerbrand Bakkers latere succesboek Boven is het stil). Hoofdpersoon Francis is na het vertrek van zijn ouders naar Nieuw-Zeeland alleen achtergebleven op de boerderij waarin zij geen brood en toekomst meer zagen. Hem bindt nog wel een soort van trouw aan een traditie waarvoor in het steeds voller, drukker en zakelijker wordende Nederland geen plaats meer is. En ook al heeft hij als veehouder niet meer om handen dan de zorg voor een handjevol schapen, en is hij voor zijn levensonderhoud afhankelijk van de dagelijkse loonarbeid in een naburige groothandel voor geïmporteerd fruit, hij blijft op zijn stek. We zien hem alleen maar uit zijn cocon komen om een even kortstondige als uitzichtloze erotische illusie na te jagen. Zijn vroegere klasgenote Cecile (niet toevallig naamgenote van de patrones van alle musici) heeft van hem de piano cadeau gekregen die na het vertrek van zijn ouders in het stille huis was achtergebleven. Als hij haar daarop een van Mendelssohns Lieder ohne Worte heeft horen spelen, verdwijnt ze niet meer uit zijn gedachten. Maar na twee korte, onbevredigend verlopende ontmoetingen zal hij het moeten doen met een Mendelssohn-cd.
Net als De laatste ontsnapping raakt Van Mersbergens voorlaatste roman, Naar de overkant van de nacht (2011), het dilemma tussen zelfopgelegde verantwoordelijkheidszin en de loodrecht daarop staande vluchtneigingen in de kern. En ook dit keer is er een dramatische situatie gekozen die het conflict op scherp
| |
| |
zet. Hoofdpersoon Lars, als enig kind van een schipperspaar voorbestemd om Einzelgänger te blijven, heeft zich door een oom laten meenemen naar het Venlose carnaval. Hij is wel aan een uitstapje toe, nu hij zich sinds vijf jaar onafgebroken heeft ingezet voor een jeugdliefde en haar vier kinderen, waarvan de jongsten, een tweeling, ook nog eens geestelijk gehandicapt zijn. Maar hoe hard Lars ook probeert om een te worden met de Limburgers en los te komen van zijn dagelijkse ik en zijn zelfgekozen kruis, het wil hem maar niet lukken om de zinnen te verzetten en onder te gaan in het feestgedruis, zelfs niet na inname van enorme hoeveelheden alcohol. Hij zoekt vergetelheid, maar belandt in feite op een hellevaart die hem aanhoudend confronteert met herinneringen en associaties aan het bestaan dat hij even achter zich dacht te hebben gelaten. De suggestie van grensoverschrijding wordt bekrachtigd door verwijzingen naar de Griekse mythe die wil dat de doden bij het oversteken van de rivier tussen deze wereld en die andere de veerman moeten betalen. Maar omdat Lars zelf voor veerman speelt, behoudt hij de mogelijkheid op terugkeer.
| |
5.
Verhalen over vaders en zonen zijn van alle tijden. Abraham en Izaäk (de Bijbel), Odysseus en Telemachus (Homerus), Hamlet senior en junior (Shakespeare), Dreverhaven en Katadreuffe (Bordewijk), het zijn maar vier duo's uit een eindeloze rij waarbij achteraan telkens opnieuw wordt aangesloten. Het treft natuurlijk heel mooi dat het laatste voorbeeld uit dit kwartet afkomstig is van de auteur naar wie de aan Jan van Mersbergen toegekende prijs is vernoemd.
Er zijn minstens twee soorten vader-zoonverhalen: een waarin het conflict centraal staat (de vader heeft het voorzien op de zoon of omgekeerd, en geweld, verbaal en/of fysiek, is daarbij niet uitgesloten), en een waarin de zoon op zoek gaat naar de vader die hij pijnlijk mist of nog nooit heeft gezien. Tot de laatste categorie, waarvan de geschiedenis van Odysseus en Telemachus het exempel bij uitstek is, hoort ook De laatste ontsnapping. Ik kan me zelfs een lezing van de roman
| |
| |
indenken waarbij Deedee figureert als de actief zoekende Telemachus en Ivan als de Odysseus die een vergelegen streek heeft opgezocht om daar zijn kracht dan wel zijn slimheid te etaleren. Totdat deze Odysseus bij zijn laatste ontsnapping faalt, brandend en wel de Middellandse Zee in tuimelt en achterna wordt gesprongen door zijn zoon. Ook daarvan is de verteller getuige. ‘Op dat moment voel ik wat die twee samen hebben, wat eerst verborgen was, alsof het al die tijd onder water lag. Alsof het vuur al brandde. Ik weet het niet precies. Het was er al.’
Bij deze climax blijft het niet. Nu Ivan en Deedee definitief vader en zoon zijn geworden kunnen ze samen op weg naar Bosnië, Deedee als het kleinkind in wie de dode broer weer tot leven komt, Ivan als de verloren zoon die eindelijk terugkeert naar de vader. Als ze na een dag terug zijn, verbeeldt de verteller zich hoe dat is gegaan: ‘ik zie het huis en de deur en het weggetje naar het huis, de bomen in de ochtend toen ze aankwamen en in het zonlicht later die dag, toen ze weer vertrokken, alles zie ik voor me.’ En wij zien het met hem, dat en alles wat er aan voorafging.
|
|