F. Bordewijk-prijs 2014
Jan van Mersbergen
De laatste ontsnapping
Juryrapport
De laatste ontsnapping, de zevende roman van Jan van Mersbergen (1971), voegt zich naadloos in het oeuvre van de auteur, waarin nogal eens een man op de vlucht slaat. Of, vanuit het andere perspectief, op zoek gaat naar iets nieuws en onbedorvens. In het boek sluiten een man uit voormalig Joegoslavië en een werkloze kantoorbediende vriendschap via hun tienjarige zoons. Waarbij aangetekend moet worden dat één van de twee mannen later pas ontdekt dat hij vader is. Over de eerste ontmoeting tussen deze vader en zijn kind schrijft Van Mersbergen: ‘Weer keken ze elkaar aan. Ze zouden een uur onafgebroken naar elkaar kunnen kijken, langer nog.’ Het is een typerende zin: er is geen Nederlandse schrijver die zijn personages zo kan laten zwijgen als Jan van Mersbergen. Het lijkt een paradox: alles wat er werkelijk toe doet voltrekt zich bij deze schrijver zonder woorden.
Vandaar ook dat Van Mersbergen een schrijver is die weinig uitlegt: zijn boeken zijn een opeenvolging van onnadrukkelijke details, aan elkaar geklonken met de feilloze precisie van de klassieke stratenmaker. Waarmee niet gezegd is dat die romans nergens over gaan. Uiteindelijk portretteert Van Mersbergen steeds mensen die op zoek zijn naar contact, of het nu de voortvluchtige bokser is in Morgen gaan we naar Pamplona, de carnavalsvierder uit Naar de overkant van de nacht of de vaders en zonen in De laatste ontsnapping. Die reizen gevieren naar Zuid-Frankrijk, waar ze elkaar eigenlijk pas goed leren kennen. Dat gebeurt terloops, in schitterende scènes, met als hoogtepunt die waarin een van de zoons probeert een woordspelige mop aan zijn Joegoslavische vader uit te leggen en Van Mersbergen subtiel laat zien hoe het kind zich al voor de pointe bewust wordt van de zinloosheid van zijn missie.