Woord van welkom
Dames en heren,
Graag heet ik u als voorzitter van de Jan Campert-Stichting van harte welkom bij ons jaarlijks symposium; dit maal gewijd aan de twee grootste lichte letterheren van onze literatuur: Godfried Bomans en S. Carmiggelt.
Misschien moet ik u veel sterkte wensen vandaag. Er schijnt niets zo dodelijk saai te zijn dan over humor ernstige verhalen aan te moeten horen. U gaat dat doen. Uit vrije wil. Een dag lang en u heeft er nog voor betaald ook.
Zou het toeval zijn dat Bomans en Carmiggelt in Den Haag geboren werden? Beiden ook in hetzelfde jaar 1913, precies een eeuw geleden? Met dat jaartal kan ik niet zoveel. Maar Den Haag en humor daar valt het een en ander over te zeggen. Niet dat ik dat nu ga doen, vrees niet. Misschien is dat een mooi onderwerp voor weer een ander symposium. Laat ik ermee volstaan te citeren wat ik onlangs las in een brochure van Theater Dakota: ‘De beste humoristen in Nederland komen uit Den Haag. Humoristen als Buziau, Lou Bandy, Wim Kan, Simon Carmiggelt, Remco Campert, Paul van Vliet, Koot en Bie, en Harrie Jekkers hebben allen hun geboortegrond in Den Haag.’ Op dit chauvinistisch Haags rijtje namen valt natuurlijk heel wat af te dingen: niet-Hagenaars als Freek de Jonge en Youp van 't Hek bijvoorbeeld zouden als tegenargument gebruikt kunnen worden, maar een Haags feestje ga ik niet bederven. U heeft ongetwijfeld gemerkt dat Bomans in het rijtje humoristische Hagenaars ontbreekt - niet omdat hij niet geestig genoeg zou zijn, maar omdat hij niet altijd als Hagenaar herkend wordt. Zo Bomans iets was, was hij een Haarlemmer. Laten we het daar op houden. Misschien zal Bomans' biograaf Gé Vaartjes, daar zo dadelijk nog iets zinnigs over zeggen. We wachten het af.
Bomans en Carmiggelt staan weer volop in de schijnwerpers. Heel Nederland leest Bomans. En Carmiggelt heeft de boeken Top-10 veroverd. Een jaar geleden nog leken zij verzonken in de slaap der eeuwen. Vorig jaar was hun werk niet