Constantijn Huygens-prijs 2011
A.F.Th. van der Heijden
Juryrapport
Op 21 juli 1976 bood de 24-jarige A.F.Th. van der Heijden enkele gedichten aan ter publicatie bij uitgever Geert van Oorschot. Hij voegde er een toelichtingsbrief van 22 kantjes bij, waarin hij verklaarde dat het moment daar was voor een literatuur die zich richtte op de eigen tijd. ‘Oorlogsverhalen zijn prachtig, maar men dreigt er op den duur door overvoerd te raken [...] Prima, dat alles, maar waar blijven de grote omvattende romans over de tijden daarna?’
Die grote omvattende romans over de tijden daarna zouden vanaf 1978, twee jaar later, verschijnen, eerst onder het pseudoniem Patrizio Canaponi, daarna onder eigen naam. In de eerste 33 jaar van zijn schrijverschap maakte Van der Heijden een dertigtal boeken: romans, verhalen, novellen en egoducumenten - en verzamelde hij een eindeloze hoeveelheid materiaal voor latere projecten. Hij is een auteur die tijd tekort komt om al zijn plannen te voltooien. In drie decennia tijd is hij er als geen ander in geslaagd om de wereld met een literaire blik te zien en vast te leggen, in een stijl waarin de mogelijkheden van de taal vol overgave worden uitgebuit, woord na woord, zin na zin.
Zijn romancycli De tandeloze tijd en Homo duplex maken de vervoering van het leven in de grote stad voelbaar, met het risico voor het individu om in de grote stromen van de tijd de controle te verliezen. Even soeverein tekent hij de verstikkende werking van dorpsroddel en massamedia, of verbindt hij het schijnbaar alledaagse met klassieke en mythologische beelden. In autobiografische boeken bevraagt hij zichzelf zonder schroom, tot in de hartverscheurende requiemroman over zijn zoon Tonio aan toe.
Hij lijkt niet anders te kunnen. Of het nu gaat om beroemde misdaadgeschiedenissen, krakersrellen, voetbalvandalen of om zijn persoonlijk leven, steeds slaagt Van der Heijden