| |
L.H. Wiener
Proficiat als profetie
Laudatio bij de uitreiking van de Constantijn Huygens-prijs aan A.L. Snijders
In het jaar 2006 liet de literaire stichting De Roos een cassette het licht zien, bevattende twee gebonden boekjes, het ene getiteld A.L. en het andere getiteld L.H., waarin 31 zkv's van de hand van A.L. Snijders en een selectie van 46 door mij geschreven brieven aan hem, uit een totaal van enkele honderden.
Het betreft hier een bibliofiele uitgave, in een oplage van 175 genummerde exemplaren, bestemd uitsluitend voor de leden van stichting De Roos. Een collectors' item, inmiddels. In de oorspronkelijke opzet zouden A.L. en ik een aantal brieven bijeen zoeken die ‘in elkaar pasten’ en die samen een eenheid zouden vormen, een literaire dialoog, tussen een Griek en een Romein, maar na een middag sorteren, met hulp van Y., zijn geliefde en echtgenote, kwamen we tot de slotsom, dat de uitgave in deze vorm een teveel aan ‘knuffelliteratuur’ zou opleveren, een nieuw genre wellicht, maar als boekje onverteer- | |
| |
baar. En zo hadden we besloten tot twee aparte deeltjes, met brieven mijnerzijds en zkv's zijnerzijds.
Toen ik ter voorbereiding van de nu uitgesproken rede de cassette uit de boekenkast trok, viel me de inleiding van Wim Noordhoek op, die op de buitenkant staat afgedrukt en waarin hij A.L. en mij nogal zuiver portretteert. Met toestemming citeer ik hieruit enkele passages:
Als redacteur van het radioprogramma Music-Hall [...] maakte ik op 16 maart 1999 in de vpro-studio aan de Amstel [...] kennis met de schrijvende leraar Nederlands A.L. Snijders, die een regelmatig medewerker werd. Op 11 januari 2000 kwam de schrijvende leraar Engels L.H. Wiener voor het eerst. Snijders was er die dag ook. [...] Wiener en Snijders. L.H. en A.L. Zelden twee zo uiteenlopende karakters meegemaakt. Wiener, zo blijkt al snel, is altijd bezig iets recht te zetten. Snijders daarentegen vraagt zich steeds af of hij niet iemand of iets onrecht doet. Wiener is een polemist van het soort dat elke polemiek zal verliezen bij een teveel aan gelijk. Snijders excuseert zich voortdurend, bij voorbaat.
Aldus Mister Radio, zoals ik hem noemde, Wim N'hoek, volgens A.L., die bij de meeste van zijn optredens een paar verse eieren voor Noordhoek meenam, zoals later ook voor mij. Dat was dus in de tijd dat nog niet al A.L.'s kippen stelselmatig werden doodgebeten door die valse ulk. Een bunzing heet in de Achterhoek een ulk, een leuke naam voor een bloeddorstige moordenaar. Overigens heeft diezelfde ulk, in zijn moordlust, wel aan de wieg gestaan van dat ene stukje waardoor het werk van A.L. Snijders ‘later’ altijd in herinnering zal blijven, zoals dat geldt voor de mussen van W.F. Hermans, de poppenwagen van Reve, het raadsel van Harry Mulisch en de aardige jongens van Nescio, het zkv waarin sprake is van nog één kipje (het verkleinwoord doet het hem) dat 's nachts veilig slaapt op een geheime plaats in een boom, waar die ulk hem niet kan vinden en overdag achter A.L. aanloopt, omdat het dan niets zal overkomen, want A.L. heeft vijf bijlen. Of het zou het zkv moeten zijn waarin een hertenjong, dat voor naderend onheil
| |
| |
in het veld dekking zoekt tegen de grond, door een landbouwmachine tot ‘tartaar’ vermalen wordt en waarna de moeder nog wekenlang rond die plaats in het veld naar haar jong blijft zoeken. Je strot wordt dichtgesnoerd bij dat relaas. Maar iedere lezer mag natuurlijk zelf kiezen welk zkv hij een klassieke, ‘tijdoverstijgende status’ wil verlenen. Er is keus genoeg.
Of het op 11 januari 2000 was, dat ik A.L. Snijders voor het eerst ontmoette, weet ik niet meer, maar het was inderdaad in de vpro studio aan de Amstel, tijdens mijn eerste voorleessessie in het programma Music-Hall. Zelf bracht ik het er maar matig vanaf, met teveel spanning in mijn stem en teveel zweet in mijn handen en misschien daardoor was ik wel zo onder de indruk van die rustige, haast dromerige voordracht van ene A.L. Snijders en de ontspannen wijze waarop deze man zijn stukje voorlas. Ik kende hem niet, evenmin als zijn werk, maar ik hoorde direct hoe goed het was en ik ga er nog altijd prat op dat ik aan het eind van die eerste avond met uitgestoken hand op hem toe stapte, me aan hem voorstelde en hem de volgende woorden toevoegde: ‘Meneer Snijders, u heeft het helemaal!’ Een uitspraak die op dit moment in de tijd, precies tien jaar nadien, wel profetiese proporties begint aan te nemen, want men kan dezer dagen geen radio of tv meer aanzetten en geen krant meer openslaan of we kunnen horen, zien en lezen hoe deze beminnelijke en literair begaafde boskabouter, op de voor hem kenmerkende wijze - bescheiden, verontschuldigend bijna - zijn roem verder verbreidt.
A.L.'s reactie bij onze eerste confrontatie was vriendelijk en laconiek, maar ook geheel onverwacht, want hij gaf minzaam te kennen dat hij mijn werk al vele jaren volgde en in de klas nogal eens behandeld had. Glimlachend twijfelde ik aan de waarheid van deze eervolle vermelding, maar dat kwam eerder door mijn constitutionele argwaan dan door de inhoud van A.L.'s woorden; hoe dan ook, onze kennismaking die avond was het begin van een omgang die aanvankelijk epistolair van karakter zou zijn, maar door de jaren heen persoonlijker zou worden, al is A.L. nimmer ingegaan op mijn aanbod om in enkele dagen tijd een ondergrondse bekisting van kunststof rond zijn kippenren en het bijbehorende hok
| |
| |
te maken en zodoende ulk of vos te weren. Dat valt voor het pluimvee te betreuren, maar heeft voor de literatuur wel het zkv van het eenzame kipje opgeleverd.
A.L. Snijders is van ons tweeën de Griek, altijd bereid de zaken binnen een filosofie te trekken die zetelt op wijsheid en berusting, een vreedzame Griek, met een sterke hang naar het Taoïsme, waaruit hij de zin De weg is bestendig daadloos, nochtans blijft niets ongedaan koestert als een diepzinnige levenswijsheid, terwijl ik aan die plechtige bewoordingen geen touw kan vastknopen. Ik ben dan ook de Romein, onverzoenlijk en bot, op het oorlogszuchtige af.
Ik kan niet anders.
Hij wil niet anders.
Citaat uit een van mijn brieven, gedateerd 21 april 2001: ‘Beste A.L., brieven schrijven aan jou relaxt mij zeer en nog het meest als ik je eens goed op je donder kan geven.’
En toen hij eens, door omstandigheden onzeker gemaakt, aan zijn schrijverschap twijfelde, gaf ik hem dan ook de volle laag:
[...] Hoezo, schrijversloopbaan als beëindigd beschouwd? Alsof je die keuze hebt! Begrijp je dan niet dat alleen would-be schrijvers zich kunnen permitteren te stoppen? En alleen would-be schrijvers denken dat zij uitverkoren zijn, terwijl de echte schrijver weet dat hij gedoemd is, om niet te zeggen, verdoemd. Stoppen? Als ik kon stoppen had ik het allang gedaan, niets liever dan dat. [...] En onthoud ook dat je werk goed is. Het is goed, niet omdat ik dat zeg, maar ik zeg het omdat het goed is. En er is niemand beter dan ik in het herkennen van goed werk. Ik wil er wel iets meer van zeggen, als je me niet gelooft, of uit sentimentele zieligheid net doet alsof. Het ‘kleine’ in je werk is je kracht.
Het ‘kleine’ door middel van een uitgekiend taalgebruik verheffen tot zijn essentie, dat is jouw kunst, of om het nog iets onduidelijker te formuleren: het ‘kleine’ door middel van een feilloze formulering zodanig uit de verkleefde warboel die wij werkelijkheid noemen te isoleren, dat er uiteindelijk alleen nog ‘geldigheid’ overblijft, ‘waarheid’, die in geen enkele rangorde van importantie
| |
| |
meer onder te brengen is. Ik bedoel, wat is er meer ‘waar’: de angst van de muis, die zich in een fluitende wind moet vastklampen aan de ruitenwissers van je automobiel, of de angst van de Arabiese jongen die voor de dodelijk rondfluitende Israëliese kogels beschutting zoekt achter de tevergeefse rug van zijn vader? Of wat is er mooier: het getal 10, of de pas bijgevijlde nagel van je duim? Die vragen stellen is zinloos. Waar het om gaat is de echtheid van de doodsangst van muis of mens, het getal 10, of de bijgevijlde nagel. Die echtheid evoceren, daar gaat het om en daarvoor is maar één middel geboden: stijl, die jij als geen ander beheerst. Eerst komt de waarneming, natuurlijk, maar daarna de stijl en pas dan de waarheid, of anders gezegd: wat men waarneemt wordt pas echt door de stijl. De begrippen stijl en vorm worden nogal eens verhaspeld, hetgeen begrijpelijk is, want stijl omvat ook vorm, maar de stijl is de essentie van de vorm, zoals dat in bredere zin eveneens geldt voor andere vormen van kunst, waar niet het gedrukte woord het medium is, maar bijvoorbeeld olieverf, marmer of de muzikale klank. Pas in de stijl van de auteur, de schilder, de beeldhouwer of de componist vindt de vorm zijn expressie, de waarheid zijn echtheid, de kunst zijn doel. Amen. Dus, schrijven en niet zeiken, want zeiken kan iedereen, maar schrijven niet.
Aan dit brieffragment kan men het mooie en ronde getal 10 hechten, want zo ver gaat het terug in jaren. Of A.L. Snijders de nagel van zijn duim op dit moment in de tijd heeft bijgevijld, zou ik niet weten, zijn wenkbrauwen heeft hij gedurende de afgelopen 10 jaar in ieder geval ongemoeid gelaten, ongemaaid is wellicht het betere woord. Maar gedurende hetzelfde decennium heeft hij met zeven schitterend vormgegeven boeken, verschenen bij AFdH uitgevers, het zogeheten zkv in Nederland tot een begrip gemaakt. Belangrijk is dat ik niet aan lezers denk, Bordeaux met ijs en Vijf bijlen, om slechts drie titels te noemen. Voor uitgeverij Thomas Rap reden genoeg om vier eerder bij hen gepubliceerde zkv-bundels opnieuw op de markt te brengen, in twee kloeke delen, onder de titel Heimelijke vreugde, recentelijk gevolgd door de publicatie, van Voordeel Schutter, een bundeling van al zijn Parool-columns, geschreven in de jaren '86, '87 en '88.
| |
| |
Zo is nu een uniek oeuvre toegevoegd aan de Nederlandse literatuur. En het was mij dan ook een eer om middels een wervingstekst mijn naam te mogen hechten aan zijn onlangs bij AFdH uitgevers verschenen bundel Een handige dromer. Die tekst luidt:
In zijn zkv's verheft A.L. Snijders speelse observaties en erudiete overpeinzingen tot superieure literatuur. Tijd voor een prestigieuze prijs, mij dunkt.
En nog geen twee maanden later werd aan hem de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele werk toegekend.
Over profetiese uitspraken gesproken.
Proficiat, A.L.!
|
|