Mijn vraag was dit keer: maar wat als het allemaal wel ‘zo erg’ was?
Om daar achter te komen zou ik iemand creëren die vol goede bedoelingen op pad vertrok, om onderweg vast te stellen dat hij niet enkel zichzelf, maar ook zijn omgeving genadeloos de vernieling in sleurde. Ik wilde weten of daarmee te leven viel.
En hoe goed zijn bedoelingen uiteindelijk waren.
Mijn setting werd de tweede wereldoorlog: een periode van extreme keuzes, keuzes vaak gedreven door het verlangen held te worden. Die setting kiezen was een roekeloos idee, want ik wist niets over de oorlogstijd. De eerste jaren van het schrijven heb ik me dan ook vaak erg verloren gevoeld. Het belette me niet om door te gaan, ik hield al gauw veel van mijn personages, ik kon hen toch niet zomaar laten verdampen in de lucht? Ze hadden bovendien al keuzes gemaakt en ik wilde en móést en zóú met hen de hele weg afleggen om erachter te komen wat die keuzes met hen zouden doen.
Na vier jaar was het verhaal klaar. Toen zag ik hoe dik het was. En ik vreesde dat niemand het zou willen lezen. Bovendien was het veel te ingewikkeld met al die ikken. Als het begin dan nog spannend was. Wat het allesbehalve was. Jef die in Congo tegen een boom reed, wie was daar in godsnaam in geïnteresseerd.
Maar het was wel het verhaal dat ik had willen vertellen. Misschien dat één lezer erdoor heen raakte, én ervan hield, en dat dan vertelde tegen een tweede. En wie weet. Vijf lezers zou wel lukken.
Maar de lezers kwamen met meer dan vijf. Ze belden me, ze mailden me, om me te bedanken voor mijn boek. Mijn boek was hún boek geworden, ik had geschreven wat zij net niet konden zeggen. Het blijft moeilijk om uit te leggen wat zoiets doet met mij.
Het afgelopen jaar werd het verschillende keren bekroond. Ik kan het u vertellen: het went niet. Dat mensen zozeer van je boek houden dat ze er een prijs aan geven, ik word daar telkens weer erg gelukkig van.