Jan van Beverley
(1903)–Anoniem Jan van Beverley– Auteursrecht onbekend
[pagina 37]
| |
Bijlagen. | |
[pagina 39]
| |
I. Bibliographie. | |
A. Brussel, Thomas van der Noot, z.j. (begin der 16de eeuw).¶ Dit es die historie ende leuen vanden heily- || ghen heremijt sint Jan van Beuerley die sijn || der suster vercrachte ende vermoerde doer in- || gheuen des viants. Also v die historie verclaren sal || [Houtsnede: Jan van Beverley zijne misdaden bedrijvende. Daaronder eene geornamenteerde lijst.] In 4o, 20 bladen, ongepagineerd, merkletters A iij - D i [A en C 6 bladen, B en D 4 bladen]. Op elke bladzijde 28 regels. Gothische letter; voor de groote beginletters is eene ruimte opengelaten. Geen custoden. Fo [A] ro titelblad, vo Houtsnede: Jan van Beverley in gesprek met zijn vader; boven en onderaan eene geornamenteerde lijst (de onderste gelijk aan die op het titelblad). [A ij] ro ¶ Hier beghint die seere wonderlijke historie || enz. [D iv] ro Houtsnede: Colette bezoekt haren broeder. Daaronder: ¶ Hier es voleyndt datleuen vanden heylygen || heremijt sint Jan van Beverley. Ende geprent || tot eenen trooste van allen sondaren. In die || prinsselijcke stadt van Bruessel By my Tho- || mas vander Noot In die Steen strate wonen- || de Inden Zeeridder∴ [D iv] vo het drukkersmerk van Thomas van der Noot: een zeeridder met opgeheven schild (waarop het wapen van het geslacht van der Noot met eene bastaardstreep) op het punt zijn zwaard te verheffen; daarboven de spreuk: Ic. sals. ghedincken | |
[pagina 40]
| |
Het drukkersmerk is hetzelfde als dat in Olivier de la Marche, Den triumphe ende tpalleersel der vrouwen (ao. 1514), hetwelk afgebeeld is bij W. Nijhoff, L'Art typographique, doch aldaar zijn de woorden van de spreuk in andere spelling met losse letters in eene daarvoor uitgesneden ruimte van het houtblok ingevoegd. Hieruit blijkt dat ons volksboek eerder is gedrukt, immers daarin is de spreuk niet met beweegbare letters gedrukt, maar in het hout zelf gesneden; verder is de geheele dubbele omlijning van de houtsnede aanwezig, die in den druk van 1514 aan weerskanten is afgebroken. Behalve het drukkersmerk waarschijnlijk zeven verschillende, voor dit volksboek vervaardigde houtsneden, waarvan er drie worden herhaald op het eerste en laatste blad. Een exemplaar van dezen druk bevindt zich in de Universiteits-bibliotheek te Gent. Het is door Dr. F. van der Haeghen ontdekt in een ouden boekband en de bladen werden door Mr. L. Willems naar volgorde gerangschikt. De heer Willems, die het boek zou uitgeven, had, toen hij kennis kreeg van het voornemen van de Leidsche Maatschappij om dit volksboek te herdrukken, de groote bereidwilligheid mij zijne oudere rechten af te staan. Het exemplaar is niet volledig bewaard gebleven. Er ontbreken 8 bladen aan, namelijk Fo C i - vi en Dij en iij. Van D zijn bovenaan 2 regels weggesneden. | |
B. Antwerpen, Jacob van Liesvelt, 1543.¶ Dye historie ende dat || leuen vanden heylighen heremijt/ ende || vrient gods sinte Jan van Beuerley in En || ghelant gheboren. Ende hoe hi dat hof || sijns vaders ende die werelt blasphe || meerde/ die welcke seer wonder || lijck ende genoechlijck is || om lesen. || ☞ || [Houtsnede: Kopie van de afbeelding in A. Aan weerskanten en onderaan eene geornamenteerde lijst en een klein vulsel.] In 4o, 16 bladen, ongepagineerd, merkletters A ij - D ij [D iv]. Op bijna alle blzz. 32 regels. Gothische letter. Geen custoden. Fo [A] ro titelblad, vo ¶ Hier begint dat wonderlijck leuen vanden || enz. [D iv] ro Dat ghi aen mi dedet moort ende cracht || enz.; onderaan: ¶ Gheprint Thantwerpen op die Cammerpoort || brugghe Inden | |
[pagina 41]
| |
schilt van Artoys. By my || Jacob van Liesuelt. Int iaer ons Hee || ren .M.CCCCC. ende .XLIII. || Den eersten dach van Au || gustus. [D iv] vo het drukkersmerk van Jacob van Liesvelt, de geheele bladzijde vullende (zie de afbeelding bij G. van Havre, Marques typographiques I, 279). Zeven verschillende houtsneden, voor dit volksboek vervaardigd. De prent van het titelblad wordt op fo B ij vo herhaald. Naast de zes eerste houtsneden rechts een aanvullingsblok, voorstellende eene poort met muur (2 verschillende blokken, doch met dezelfde voorstelling, werden gebruikt); de laatste houtsnede staat tusschen twee kolommen. De houtsneden zijn nauwkeurige kopieën van die in A, doch minder goed gesneden. Een exemplaar berust in de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage. | |
C. Antwerpen, Godtgaf Verhulst, 1689.Een schoone || Historie vanden Heylighen Heremyt, ende vrient || Godts Ian van Beverley in Enghelandt gheboren. || Hoe hy dat Hof zijns Uaders ende die Werelt || versmaden/ d'welck seer wonderlijck ende ghenuchelijck || om te lesen is. || [Houtsnede: grove kopie van de afbeelding in B. Rechts en links ter aanvulling een ornament.] || t'antwerpen, || Ghedruckt by Godtgaf Verhulst/ woonende op de groote Merckt || inde Druckerye. Anno 1689. || De woorden Een schoone in hout gesneden en dubbel omlijnd. In 4o, 14 bladen, ongepagineerd, merkletters A 2 - D [D ij]. Op elke bladzijde hoogstens 37 regels. Gothische letter (behalve in eenige opschriften der hoofdstukken). Custoden. Fo [A] ro titelblad, vo Hier begint dat wonderlijck leven vanden heyligen || enz. [D ij] ro Met grooter blijschap tot my comen/ || enz.; onderaan: FINIS. || Im P.Z.V.H. (d.i. Imprimatur Zegher van Hontsum). [D ij] vo Groote houtsnede: Veldheer in 17de-eeuwsche kleeding op een heuvel; op den achtergrond een soldaat met schild. Acht verschillende houtsneden. Behalve die op den titel, welke op fo B ij ro wordt herhaald, is alleen de prent op fo B ro (gereproduceerd in Schotel, Vaderl. Volksboeken II, 118) misschien voor een (anderen) druk van dit volksboek gesneden. De overige houtsneden zijn niet | |
[pagina 42]
| |
toepasselijk en aan andere werken (o.a. Reinaert de Vos en eene uitgave van Virgilius Maro) ontleend. Een exemplaar berust in de boekerij van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. | |
D. Antwerpen, Hieronymus Verdussen, 1698.een schoone || HISTORIE || Vanden Heylighen Heremijt/ ende vrient Godts Jan van || Beverley in Enghelandt gheboren. || Hoe hy dat Hof zijns Vaders ende die vvereldt verfmaden, || d'vvelck feer vvonderlijck, ende ghenuche- || lijck om te lefen is. || [Houtsnede: Colette verrijst uit het graf.] || t'antwerpen, || By Hieronymus Uerdussen/ woonende op de || groote Merckt 1698. || In 4o, 14 bladen, ongepagineerd, merkletters A ij - D [D ij]. Op de meeste bladzijden 37 regels. Gothische letter. Custoden. Fo [A] ro titelblad, vo Hier beghint dat wonderlijck Leven van den Heylighen || enz. [D ij] ro Met grooter blijschap tot my comen || enz.; onderaan: FINIS. || Imp. Z.V.H. [D ij] vo Twee 17de-eeuwsche houtsneden boven elkander: symbolische vrouwenfiguren. Boven alle bladzijden: De Hiftorie van || Ian van Beverley.Acht verschillende houtsneden, waarvan er twee worden herhaald. Hiervan zijn er vijf gelijk aan die in B (zonder de aanvullingsblokken) en afgedrukt van dezelfde doch nu afgesleten houtblokken (t.w. de prenten van blz. 4, 7, 11, 28 en 33). Opmerkelijk is dat dus de houtsnede van het titelblad (Jans misdaden) ontbreekt. In plaats van het bezoek aan den paus eene 16de-eeuwsche houtsnede, voorstellende: een jongeling biechtende (?) bij een priester (?). Verder de twee niet toepasselijke figuren van de laatste bladzijde. Een exemplaar van dezen druk berust in de Universiteits-bibliotheek te Gent; het heeft vroeger toebehoord aan Dr. F.A. Snellaert. | |
E. Gent, Gebroeders Gimblet (tusschen 1767 en 1800).In eene lijst van uitgaven dezer drukkers komt ook voor: ‘Historie van den Heyligen Eremyt en vriend van Jan Beverley, in Engeland geboren, met figuren’ Zie Van der Haeghen, Bibliographie Gantoise IV, 39, no. 5048. | |
[pagina 43]
| |
Een exemplaar van dezen druk heb ik niet kunnen opsporen en is ook door Dr. van der Haeghen niet gezien. | |
F. Gent, J.J. Gimblet (tusschen 1781 en 1789).In een catalogus van dezen drukker wordt vermeld: ‘Historie van den H. Eremyt Jan van Beverley’ Zie Van der Haeghen, a.w. IV, 243, no. 6717. Ook van dezen druk is geen exemplaar bekend.
__________
Of er ook Hollandsche drukken van het volksboek hebben bestaan is onbekend. Wel was in het begin der 17de eeuw (in 1608) ‘een storie vanden heremiedt jan van bewerleij in enghellandt’ in het bezit van den landbouwer Dirck Jansz. Cuyck op het Bildt in Friesland (zie diens aanteekenboek in de boekerij van het Friesch Genootschap te Leeuwarden, blz. 60), maar dit kan natuurlijk zeer goed een Antwerpsche druk zijn geweest. | |
2. De onderlinge verhouding van de verschillende drukken.Er zijn slechts vier exemplaren van het volksboek bekend, behoorende tot vier verschillende 16de- en 17de-eeuwsche drukken. Van de verdere uitgaven (en zij zijn waarschijnlijk vrij talrijk geweest) schijnen geen exemplaren bewaard te zijn gebleven. Bij vergelijking dezer vier uitgaven blijkt dat zij dezelfde redactie van het volksboek bevatten. Daar in de uitgave die in het begin der 16de eeuw te Brussel bij Thomas van der Noot gedrukt werd (A) een regel ontbreekt (zie blz. 2) die in de latere drukken wel voorkomt en dus het bestaan van eene oudere gemeenschappelijke bron bewijst, had het volksboek hoogstwaarschijnlijk reeds in het laatst der 15de eeuw den vorm waarin wij het kennen. Ook de houtsneden wijzen op dien tijd. In oudere gedaante was het verhaal ongetwijfeld geheel in verzen | |
[pagina 44]
| |
geschreven. De bewerker van het volksboek heeft deze grootendeels behouden, doch sommige gedeelten werden door hem in proza overgebracht. Verder heeft hij op verschillende plaatsen ter verduidelijking eenige regels proza ingevoegd tusschen de verzen, die dan natuurlijk doorloopen (zie b.v. blz. 6 en 8, 12 en 13, 13 en 15, 17, 24). Dat de prozatekst echter meestal een aantal versregels vervangt blijkt uit lacunes die ontstaan als men de verzen op zichzelf leest en uit het dikwijls ontbreken van een rijmregel aan het slot of het begin van een berijmd gedeelte (zie blz. 3, 5, 10, 12, 16, 17, 19, 26, 27, 29, 30, 32 en 33). Op blz. 5, reg. 4 zijn in het proza nog een paar rijmen blijven staan. Van de ons bekende drukken schijnt de eerste ook den oudsten tekst te bevatten. A wijkt namelijk in verschillende opzichten af van B en de jongere drukken. De inhoud is geheel dezelfde, doch de zinsbouw, en soms ook de woordenkeus, wijkt telkens af. Ik deel hieronder het begin van den tekst volgens B en de voornaamste afwijkingen van het vervolg mede. Aangezien acht bladen van A ontbreken en in onzen herdruk door den tekst van B moesten worden vervangen, scheen het mij wenschelijk toe hier de meeste varianten op te noemen. Grammaticale en spellingsverschillen zijn doorgaans onvermeld gelaten. Blz. 2: Hier begint dat wonderlijck leven vanden heylighen heremijt sinte Ian des graven soon van Beverley. HIer voortijts woonde in Enghelant een rijck machtich grave van Beverley, die wedeware was want sijn gravinne was gestorven, maer hi hadde van haren lijve behouden twee kinderen, te weten eenen sone gheheeten Ian, ende een dochter gheheeten Colette, welcke twee kinderen hi seer lieflijck ende vriendelijc opgevoet heeft, gelijc een goet vader schuldich is te doen Hoe Ian des graven sone blasphemeerde die werelt ende oorlof nam aen sinen vader ende wert een heremijt. Blz. 2, reg. 15 A tot mans ouder, B tot zijn iaren van discretien - 2, 17 A bedrochs, B bedrochs ende scalcheden - 2, 18 A cleenen, B corten - 2, 19 A op, B in - 2, 20 vlg. ende... begheven ontbr. in B - 2, 22 A ende... aldus, B segghende - 2, 24 ontbr. in A - | |
[pagina 45]
| |
3, 4 A willick die werelt, B wil ic mi gaen - 3, 10 A hi, B hi mi - 3, 11 A my behoede, B wil mi behoeden - 3, 12 A te desen, B tot allen - 3, 13 A aen, B op - 3, 14 A die heylighe tien ghebode, B sijn heylighe gheboden - 3, 15 A hijs beteren, B hi beter - 3, 16 A ter w. dienst, B totter w. dienste - 3, 22 ende heylighe ontbr. in B - 3, 23 A Ian, B sint Ian; A werelt, B wereltlijcke ghenoechte - 3, 24 A was, B was met allen - 3, 25 A sone, B lieve sone -3, 26 A ende seyde, B segghende - 3, 27 ende wtvercoren ontbr. in B - 3, 28 A mi, B mi also ende - 4, 1 A duchtic, B dunct dat mi; A gheen ander, B anders geenen - 4, 4 A gout silver, B silver ende gout; A doen, B geven - 4, 5 A wijf, B huysvrouwe; als ontbr. in B - 4, 6 A sijn, B wesen - 4, 7 u ontbr. in B - 4, 10 aldus ontbr. in B - 5, 1 A blive, B soude blijven - 5, 9 A si, B hi; A nemmermeer, B niet meer - 5, 12 A sonder emmermeer, B ende nemmermeer - 5, 13 dese ontbr. in B - 5, 16 vlg. A wert... weenende, B weende hi seer - 5, 19 mi ontbr. in B - 5, 22 A wou, B wou dat - 5, 24 A Des graven sone, B Sint Ian - 6, 5 A es o.o.w., B o.o. wil waer - 6, 9 A soen, B sone - 6, 11 A van u swighen, B swijghen van u - 6, 12 A ws, B uwes - 6, 15 A mijns sondaren, B my sondare - 6, 17 B Sint Ian - 6, 25 ontbr. in B - 6, 28 A si, B si aldus - 7, 2 A eenen groten b., B een b. - 7, 3 A ghemaect, B getimmert; lieven ontbr. in B - 7, 6 A inden bosch, B in die woestine - 7, 7 vlg. A een... hadde, B langhe in die woestine had gewoont - 7, 10 A levene leven, B leven wesen - 8, 3 tot ontbr. in B - 8, 5 A begheven, B ghegheven - 8, 7 A sciedi u, B scheyde ghi - 8, 9 A vercoren, B wtvercoren - 8, 12 B Sint Ian - 8, 14 een ontbr. in B - 8, 15 A hulpter v.t., B helpt v. daer t. - 8, 16 A En hebbe, B Ick en heb - 8, 19 die ontbr. in B - 9, 8 A van u. B u van - 9, 9 B Sint Ian - 9, 14 A waert, B vaert - 9, 19 A Die, B Want die - 9, 23 A hier op, B op dit - 10, 1 A yoeffrouwelijken, B ioncfrouwelijcken - 10, 6 A ghestercken, B stercken - 10, 9 A sijn, B wesen - 10, 12 A ons, B mijns - 10, 15 A mach, B mocht - 10, 17 B Sint Ian - 10, 22 A es, B so is - 10, 23 den grave ontbr. in B - 10, 24 A dachte, B peysde - 10, 25 A goede h. Ian, B heylighe h. sint Ian - 10, 26 A innichlijck, B minnelic - 11, 1 A | |
[pagina 46]
| |
den heylyghen heremijt, B sinte - 11, 2 A comen es, B ghecomen was; A eens enghels, B van eenen enghel - 11, 3 A Die d. merckende, B Als die d. aenmercte; aldus ontbr. in B - 11, 4 vgl. A van... heeft, B ons liefs heren so benijde hi dat seer - 11, 6 in hem selven ontbr. in B; A voerseyden h. van, B voorscreven h. met sijn duvelsche listen van - 11, 8 A wel, B met subtijlheyt - 11, 9 A enghel, B schonen engel - 11, 10 A ter... desen, B totter... dien - 12, 2 A tot, B tegen - 12, 3 ontbiedt ende ontbr. in B - 12, 5 (en 12, 9) A ten eewighen daghen, B eewelic - 12, 6 des wil ontbr. in B - 12, 7 selven ontbr. in B - 12, 10 wel toe ontbr. in B; A Ende mit, B Na - 12, 11 A es d. duvel, B so is d. viant - 12, 12 A alleene, B alleen, ende was - 12, 13 ende van sinne ontbr. in B - 12, 15 A sonde, B van dien sonden dat - 12, 18 A meenende dat die de m.s. ware v.d., B ende meynde dattet die m.s.v.d. geweest had - 12, 19 A dair n.g.q. af c., B daer af n.g.q. over c. - 12, 20 A seyde... aldus, B hi seyde met w. oogen seer druckelick t.h.s. aldus - 12, 22 so ontbr. in B - 12, 24 A Daer, B Dat - 12, 25 A Datter my, B Dat mi daer - 12, 26 A nie, B noyt - 12, 27 mi ontbr. in B - 13, 1 vlg. A suster... seide, B suster daer ende verwonderde seer van sijnder clachten, segghende - 13, 8 A Diens, B Des - 13, 12 dat en mi ontbr. in B - 13, 15 dan ontbr. in B - 13, 17 A arsch, B rechts - 13, 21 A tot, B tot dat - 13, 22 A verslaet, B verslaet wel - 13, 26 A es, B ist - 14, 2 A hi sijnder, B hy doe sijn; A ende vermoerde, B ende daer na vermoorde hijse - 14, 3 namaels ontbr. in B - 14, 3 vlg. A ghelijck... sult, B als hi weder tot hem selven quam - 14, 5 A es, B so is - 14, 6 A heeft d. ghehaelt, B si haelde d. - 14, 7 A crighen, B gecrijgen - 14, 8 vlg. A bracht... soe, B dye brachte si haren broeder, ende hi dranck so veel vanden wijne dat hi also - 14, 10 A oft, B oft wat hi; Ende en dit ontbr. in B - 15, 1 A alsoe, B aldus - 15, 2 der ontbr. in B; A bracht... dat, B ghebracht hadde, so dacht hi dat - 15, 4 A tempteerden soe, B tempteerde hem also; als ontbr. in B - 15, 6 vlg. A begheerte... doene, B begeerte tot sijn suster ghecreech om dat werck der oncuysheyt met haer te doen - 15, 13 A sciere al, B schier - 15, 15 A hoe... des, B dort ghi mi dat - 15, 21 A souder... om, | |
[pagina 47]
| |
B soude den doot liever daerom - 15, 25 A suver maechdelijck, B suyverlick - 16, 5 B Weder het si u leet oft lief - 16, 8 A Ende na desen h. hi sijnder, B Na desen woorden so h. hi zijn - 16, 9 A ende w., B ende hi w. - 16, 9 vlg. A deder... mede, B dede sinen wille met haer - 16, 11 A sijt h.v., B si h.v. dat - 16, 12 A in, B tot - 16, 17 A ga icse, B dat icse gaen - 16, 20 B Ende dat icse in eenen p. gae (CD gaen) steken - 16, 24 gaen ontbr. in B; A dleven, B dat leven - 16, 25 A groef hi haer, B ghinck hise begraven - 16, 26 A put, B diepen p.; A niemant w.s., B nyemant daer af w. en s. - 17, 1 vlg. A moeste... aldus, B slapen moeste, e. als hi daer lach e. sl. so riep daer e. st. w.h. tot hem segghende - 17, 9 A beloghen, B gheloghen - 17, 10 A drijft, B bedrijft - 17, 13 A vervaertheyt, B vreesen - 17, 14 A seyde, B hi sprack - 17, 16 A sadt, B lach - 17, 17 B Hoorde ick d.e. st. tot mi riep - 17, 18 A vervaert, B seer verveert - 17, 20 A es al, B is - 17, 21 A sidi, B bistu - 17, 23 God ontbr. in B - 17, 24 A duchte, B duchte dat - 17, 25 A bebloet, B bebloeyt - 17, 26 B Ick d. dat ick mi aen haer hebbe misgaen - 18, 2 A wet, B weet - 18, 3 A des, B dies - 18, 4 A Wortel, B Die wortel - 18, 15 op eerden... geen, B opter aerden... gheenen - 18, 17 A heremijt, B heremijt sint Ian - 18, 18 A droever, B droevigher - 18, 19 A sijnder, B van sinen - 18, 21 A ontfane, B ontfanghen - 30, 11 A te desen, B tot deser - 30, 12 A vergheven al, B u vergheven alle - 30, 16 die heremijt ontbr. in B - 30, 20 A der, B die - 30, 21 A nie, B ye - 30, 26 A Nu, B So - 31, 1 die heremijt ontbr. in B - 31, 2 van ontbr. in B - 31, 6 sint so ontbr. in B - 31, 9 al ontbr. in B - 31, 14 B Ian van B. - 31, 15 A greve, B grave - 31, 16 beyde ontbr. in B - 31, 22 selve ontbr. in B - 31, 23 A dien h.v., B ende h.v. hem - 31, 24 A hem biddende d. hy, B ende hi badt hem d. hi doch - 31, 26 vlgg. A des... heeft, B verstaende des graven woorden so is hi met hem ghegaen int palleys daer die heremijt sint Ian was - 31, 29 A doen die bisscop, B als hi - 31, 30 A ende seyde aldus, B segghende - 32, 1 A selcken, B alsulcke - In de versregels is het verschil dus veel geringer dan in het proza. | |
[pagina 48]
| |
Wat de oorzaak is van deze afwijkende lezingen valt niet met zekerheid te gissen. De in den tekst aangebrachte veranderingen kunnen slechts in enkele gevallen ten doel hebben gehad den tekst te verduidelijken. Zooals uit bovenstaande lijst blijkt worden telkens volkomen verstaanbare uitdrukkingen door andere evenzeer gewone vervangen. Verder worden woorden omgezet en kleine grammaticale wijzigingen aangebracht. Om welke reden dit geschiedde, is mij niet duidelijk, tenzij wij mogen aannemen dat twee concurreerende drukkers het volksboek ter zelfder tijd hebben willen uitgeven en een van hen om bepaalde redenen (b.v. een drukkersconsent) dit alleen kon doen in eenigszins gewijzigden vorm. Hoe dit zij, de tekst van A en B is in hoofdzaak dezelfde. A vertoont over het algemeen oudere grammaticale vormen en bij verscheidene afwijkende lezingen schijnt die in B de jongere, veranderde te zijn. Daar echter ook A een herdruk van eene oudere editie is en drukfouten (uitgevallen woorden enz.) bevat, kunnen deze uit B somtijds verbeterd worden. Opmerking verdient dat men in B in de aanduiding der sprekers steeds vindt ‘Sint Ian’, in afwijking van A, doch ook van C en D, die evenals A daarvoor. gewoonlijk hebben ‘die (of: den) heremijt.’ Daaruit volgt dat C en D niet rechtstreeks kunnen afstammen van B; en tevens dat het waarschijnlijk is dat A eene oudere redactie van het volksboek bewaart dan B. C en D vertoonen overigens dezelfde afwijkingen in zinsbouw en bewoordingen als B en verschillen daarvan slechts weinig. Waarschijnlijk gaan zij terug op een Antwerpschen druk, die ouder is dan B en waarvan ook deze afstamt. Dan is het verklaarbaar dat C en D punten van overeenkomst vertoonen met A, die niet in B worden gevonden (zie ook blz. 17, r. 21 A sidi, C D zijdy, B bistu; 17, r. 25 A C D bebloet, B bebloeyt; 18, r. 17 A C D heremijt, B heremijt sint Ian), doch overigens dezelfde lezingen hebben als B. Meermalen kan B naar C D verbeterd worden; zie hierachter op blz. 53. Op sommige plaatsen echter bevat C D eene lezing afwijkende van die in A B, veranderingen die dus van jonger datum zijn. Ik wijs b.v. op blz. 17, r. 27 waarvoor C D leest: Dat my nu wel mach voor- | |
[pagina 49]
| |
staen; 29, r. 21 A kimmenaden, B kimmen aden, C D kinnen aden; 26, r. 19 waar in D het woord God ontbreekt en C leest: Dat mijn sonden vergheven sijn (: seyt), zoodat blijkbaar in het voorbeeld van C D God is uitgevallen en C den tekst toen verkeerd heeft hersteld. De overeenstemming tusschen C en D is zeer groot. Niet alleen komt de tekst bijna letterlijk overeen, maar ook de verdeeling van den tekst over de pagina's is dezelfde: er staat juist hetzelfde op een bladzijde. Toch is D stellig niet naar C nagedrukt. Enkele afwijkingen, en sommige vergissingen in C die niet door D zijn overgenomen, maken het waarschijnlijker dat er andere, met beide overeenkomende drukken hebben bestaan, waarvan zij afstammen.
De 16de-eeuwsche drukken bevatten nog geen kerkelijke approbatie en het volksboek schijnt nooit tot de verboden boeken te hebben behoord. De beide drukken uit het laatst der 17de eeuw vertoonen echter het imprimatur van Zegher van Hontsum, die in het eerste kwart der 17de eeuw censor was. Deze approbatie is dus in de latere uitgaven uit de vroegere overgenomen, gelijk dat in onze volksboeken zoo dikwijls gebeurt. |
|