Jaarboek van het Taalverbond. Jaargang 2
(1890)– [tijdschrift] Jaarboek van het Taalverbond– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 127]
| |
Vrijheid.I.Onder d'ouden eik, wiens breedgetakte kroon
Nooit zich boog en tergend reikt tot aan de wolken.
Kruipen planten - beeld der middeleeuwsche volken -
Kwijnend rond, als slaven om een dwinglandstroon.
Brandend wordt de lucht en loodzwaar; ongewoon
Somber dreigt het zwerk; en uit de hemelkolken
Berst een krater los van bliksemvuur, als dolken
Neergeslingerd door het opperhoofd der goôn.
Krakend splijt een donderslag de trotsche kruin; en.......
Zonnig staat nu 't kreupelhout, dat malsch besproeid,
Warm gekust, zich jeugdig opricht, groeit en bloeit.
Eens werd zóó de dwang geveld; en op de puinen
Rees de Vrijheid; werd het schoone rijk gesticht:
Rijk van rede en waarheid, glanzend in het licht!
| |
[pagina 128]
| |
II.Er is uit 't morgenland een vorstGa naar voetnoot(1) tot ons gekomen,
Als eene idool bekleed met goud en diamant;
Een sterrenbeeld, verrezen aan het oosterstrand;
Een zon, waar rond planeten dansen, als atomen!
Zijn macht is grenzeloos; geen maatstaf kan ze toomen:
Eén woord, één oogenblik, één wenkje met de hand,
En stom'lings volgen onderdaan en lijftrawant
Zijn minste gril, zijn vloek- of zegenwensch, zijn droomen.
Men zegt: hij wil zijn rijk, waar kommer heerscht en nood,
Herleven doen en schoeien op eene andre leest;
Hij zoekt het kruid, dat krachten geeft aan stof en geest.
En is het zóó, o Koning! Vorst alom vergood!
Dat dan het eerste woord van uwe wetten zij:
‘Noch beul, noch slaven meer, en al de Perzen vrij!’
Jacob Stinissen.
|
|