| |
| |
| |
Londen - De Monsterstad.
Van Oost naar West meet de reuzenstad zes en dertig kilometers: vier en twintig van Noord naar Zuid. Aan de samentreffende hoeken van vier provinciën gelegen, heeft zij de uitgestrektheid eener gansche landstreek. In bevolking staat ze bijna gelijk met België, terwijl ze op dit gebied menigen Europeeschen staat overtreft, en wel: Rumenië, Beiëren, Zweden, Noorwegen, Portugaal, Nederland. Ze is bijna even volkrijk als Zwitserland, Griekenland en Denemarken te zamen. Ze groeit nog steeds op verbazende wijze, zoodanig zelfs, dat hare zes miljoen inwoners er tegen het einde onzer eeuw wel acht tot negen miljoen zullen geworden zijn.
Haar groei is gedeeltelijk eene opslurping, eene inpalming van kleinere rondomliggende plaatsen, die 't eene jaar hunne onafhankelijkheid nog bezitten, doch zich in 't volgende door de pulpenarmen van den steden- en dorpenverslinder omwenteld voelen, en hun eigen bloed en leven in 't zijne voelen overgaan. Want op éen jaar tijd loopt de immer groeiende menschenzwerm heele roeden ver het land in, en vermetselt er ieder plekje groen tot grauwe steenhoopen, of legt er eindelooze straten over.
De vreemdeling zoekt te vergeefs zich naar Oost of West te richten in dien schrikwekkenden doolhof van twintig duizend straten. - Vóor hij nog goed is aangekomen,
| |
| |
gevoelt hij zich verbluft door iets dat hem als bij de keel grijpt en hem angstig te moede maakt: dit iets is 't verbijsterend hooge getal van al wat hem omringt. - Thans voor de eerste maal maakt hij zich een gedacht van hooge getallen. - Hij telt!... Neen, hij telt niet met eenheden of tienheden!... Ook niet met honderden! Zijn geest schat, doch zonder getallen. - Reeds meer dan een half uur lang rijdt hij tusschen schoorsteenen! Straten en huizen vlogen, en vliegen nog immer hem voorbij. - In eenige groote spoorhallen heeft hij gedacht te moeten afstappen. Maar de trein ging telkens weer aan 't rollen. Toch is hij reeds lang in de stad. Schoorsteenen, scharen van schoorsteenen schuiven voorbij! Ontelbaar!
Als hij eindelijk de fijnbevloerde straten der verbazende stad betreedt, of zich door een der duizenden rijtuigen naar 't gasthof laat voeren, waar hij zijnen intrek zal nemen, wordt hij bijna bijster door 't altijd voor hem opdagende getal. Rijtuigen van allen aard, maar vooral de zwaar met menschen beladen, bontgeschilderde omnibussen, die in de city (d.i. de stad zelve) de tramwagens vervangen, wemelen voor zijn oog. De meeste huurrijtuigen hebben slechts twee wielen, terwijl de koetsier achterop zit, boven het koetsdak uitsteekt, en over dit dak heen zijne paarden voert. Bijna onhoorbaar rollen die dingen hem voorbij. Nooit zag hij ergens zooveel menschen op straat als hier rijtuigen in volle vaart voortschieten.
Op de voetpaden spoedt zich eene immer gejaagde menigte: duizenden in iedere straat, met versnelden tred en koortsachtige haast.
Overvloed van aankondigingen in vergulde en gekleurde letters op huizen en muren en rijtuigen, tot hoog in de
| |
| |
lucht aan onzichtbare draden. Overal aankondigingen van dit of van dat: 't zij van zeep of van schouwburgen, - van mostaard of vuurwerk!
De huizen dragen nummer 500 tot 600; - Op de huurrijtuigen leest hij nummer 22,000. - Als hij naar St-James-straat vraagt, heet het bij den koetsier dat hij het kwartier der stad moet opgeven, want er staan acht en twintig straten van dien naam op 't laatste plan der metropolis.
Hij zou graag naar 't een of ander tooneelspel gaan zien. De hofmeester in 't hotel zegt, dat hij best naar ‘Dorothy’ zal gaan. Dan heeft hij kans eene goede plaats te vinden, want ze spelen dat stuk voor de duizend vijf en twintigste maal.
Grooter Londen heeft honderd schouwburgen, een twaalftal onmetelijke koncertzalen en vier honderd Music-Halls in den aard onzer Scala- en Eden-Theaters. Valt een tooneel- of zangspel in den smaak van 't gemeen, dan wordt het minstens vijf honderd maal zonder afbreken doorgespeeld. - 't Gebeurt wel eens dat een der spelers door al dat spelen gek wordt, zijne rol ernstig opneemt en ze langs de straat loopt spelen!
De schouwburgen zijn de pracht en het genot van Londen. De plaatsen duur bij uitnemendheid. In de twintig of vijf en twintig groote tooneelzalen kosten de orkestzetels twaalf tot vijftien frank, en sommige loges gaan tot honderd vijf en twintig. Het uilen kot kost er een schelling. - Wat men daar te zien krijgt is, 't spreekt van zelf, waar naar den prijs.
Shakespeare komt er voor 't voetlicht met eene figuratie van vijf tot zes honderd personen. - De kleedij overtreft al wat men zich hier op 't vasteland, ook te Parijs, kan
| |
| |
inbeelden, - en wat de versiering of 't landschap van 't tooneel zelf betreft, dit is eenvoudig wonderbaar! De grootste kunstenaars werken als decoratieschilders aan schermen en doeken. Bijna onuitvoerbare middelen worden uitgedacht om de begoocheling bij het publiek te vermeerderen. Een echte tuin met echte boomen, een echt plein waarop zes straten uitloopen, eene brug met echt vlietend water er onder en booten of gondels er op, zijn geene zeldzaamheden.
Een of twee der groote schouwburgen zetten zomer en winter een ballet op touw dat gansch Londen doet loopen. Zulk ballet telt tusschen de twee en drie honderd danseressen. Overigens, de Londenaars loopen gedurig naar hunne honderden tooneel- of koncertzalen.
In Londen is 't altijd tentoonsteling van 't een of van 't ander. Van Uitvindingen, of van Barnkracht, of van Visscherij, of van Gezondheid, of van Grieksche en Roomsche en andere oudheden. - Zulke tentoonstelling trekt van vijf tot tien miljoen bezoekers op eene maand of zes.
Ten zuiden van Londen, op drie uren afstand van 't middenpunt der city, ligt Sydenham, eene buitenvoorstad. Daar staat het wereldbefaamde Crystal Palace, een waar paleis van ijzer en glas opgetrokken, met eenen uitgestrekten tuin ervoor en elf duizend fonteinen. Des zomers wordt alle Donderdagen een monstervuurwerk in dien tuin afgestoken waarbij ons laatste vuurwerk op de Schelde niet halen kan! Alle Zaterdagen worden de tuinen tooverachtig verlicht. Binnen in het paleis vindt men een tooneel als
| |
| |
onze Scala, een Amphitheater met zoowat vijf duizend zitplaatsen, eene tooneelzaal waar Shakespeare en Sheridan in eere worden gehouden, een aquarium, eene zwemdok, een Skating-Rink, eene rij opgevulde dieren, eene galerij tamelijk goede schilderijen, eene verzameling borstbeelden van groote mannen, en eene gewone tentoonstelling van de drommel weet wat. - Daarbij natuurlijk ook een twaalftal heel dure restauraties.
's Donderdags stormen de dienstmeiden, die, zooals hier ten onzent de schooljeugd, den namiddag vrij hebben, in gansche zwermen naar 't Kristallen Paleis, om er zich op echt prettige wijze te vermaken. Nauw zien die deernen niet, en al gedragen zij zich 's Donderdags niet juist op zoo uitgelaten wijze als dit gebeurt op tweeden Paaschdag, Bank-holiday, toch zou men ze hier te Antwerpen ‘niet van de poes’ noemen.
Viermaal 's jaars is 't in Londen Bank-holiday. Telkens op eenen Maandag. Paaschmaandag stelt de reeks in. De banken en bureelen zijn gesloten, en de winkels, die open houden, zijn slechts de zulke waar eten, drinken of tabak te krijgen is.
De Bank-holidays vervangen terzelfdertijd onzen Vastenavond en onze Kermissen. Het lagere, dit is, het grootere gedeelte der bevolking, houdt kermis door eene verschrikkelijke hoeveelheid bier en sterke dranken in te zwelgen.
In 't Kristallen Paleis vindt men den Bank-holiday in vollen gang van 's middags tot 's middernachts.
Op 22 April ll. werden 78,500 personen door de treinen aan het paleis afgezet op tijd van vijf of zes uren.
Daar binnen ging alles tamelijk deftig toe. Doch in den tuin was 't er 's namiddags geheel anders gesteld. Op ver- | |
| |
scheidene plaatsen zijn groepjes aan 't dansen op 't muziek van een paar accordeons of ‘concertinas’, zooals ze dat ginder heeten. - De deftige lui, die men ontmoet, zijn uitsluitelijk vreemdelingen van 't vasteland, of van alle hoeken van Engeland toegestroomd. Toboggans en switchbacks maken gulden zaken. De eetzalen met hunne schandelijk hooge prijzen worden haast leeggeplunderd. - Op 't gras, op de banken, in de boschjes, ziet men paren én paren, in alle mogelijke houdingen, die elkander op eigenaardige, doch weinig stichtende wijze omstrengeld houden! Wie op eenen zomernacht bij ons te Antwerpen door het park durft gaan, ziet wellicht iets dat er in 't klein op gelijkt. Doch men vergete niet dat zulks te Londen in vollen dag gebeurt!
's Avonds echter draait de klucht naar het drama over. Om half negen is 't vuurwerk afgeloopen, en 't volk begint naar beneden te stroomen de spoorweghal in. Twintig duizend personen dringen door of naar ééne smalle deur om naar Londen te komen. Voorbij de deur is eene tamelijk ruime zaal, die vijfhonderd personen kan houden. Naast de zaal een bar-room, door een glazen schutsel eraf gescheiden. Daar nog naast, twee kleine wachtzaaltjes. Vlak voor, drie groote open deuren, een breede trap, en daar beneden het spoor en de treinen.
Tusschen de zeventig en de tachtig duizend personen op zes uren tijds van Londen aanbrengen is tamelijk hard werk voor ééne spoorwegmaatschappij. Maar ditzelfde getal personen tusschen negen uren en middernacht terug naar Londen voeren, ziedaar een vraagstuk wat anders moeilijk om oplossen.
Buiten, vóór de smalle deur, is de drukking vervaerlijk,
| |
| |
en ze groeit immer. - De volkmassa wiegt en deint als eene zee. Nooit zagen wij zulk schouwspel! De Babelsche verwarring tijdens de Breidelfeesten te Brugge was een kinderspel hierbij vergeleken!
Wie het aanschouwen mocht gevoelde schrik en medelijden. - Hij, die in de woeling zich gegrepen vond, smaakte den angst van den doodstrijd! Want, horribile, die massa was dronken!
Daar schuiven de drie deuren, die de groote wachtzaal van het spoor scheiden, schielijk naar beneden, als de schuiven in eene rattenval, op gevaar van neuzen af te snijden en voeten te pletteren. Wee dengenen, die voor de schuifdeuren bleven!
Langzaam, maar gestadig, vult de stroom van buiten de zaal, die proppensvol raakt, tot de vrouwen het benauwd krijgen, en verscheidene harer het bewustzijn verliezen. 't Is er om te stikken!.... Er zijn kinderen onder: zuigelingen aan de borst!....
De schuifdeuren blijven dicht....
Beneden langs het spoor staan ettelijke duizenden te wachten.
De spoorwegmaatschappij verkiest dat er eenige zullen gepletterd worden boven het gevaar van eenige honderden onder de wielen van den stoomsleeper te zien rollen.
De drang van buiten wordt onweerstaanbaar. Reeds zestig duizend menschen verdringen zich in ééne smalle straat voor eene enkele smalle deur!
Kom, wenden wij het hoofd af!...
Om het kwaart uur gaan de schuifdeuren op, en laten eenige duizenden den trap af en de treinen op. En dat men niet veronderstelle dat de maatschappij aan eenige vertra- | |
| |
ging schuld had. - Op drie uren tijd werden uit Crystal-Palace statie acht-en-vijftig treinen verzonden!
Er liggen nog ettelijke andere plaatsen van denzelfden aard in en rond Londen, doch alle zijn van minder belang. In het verre East-End bezit het volk zelfs een People 's Palace (Volkspaleis), waar het kosteloos alle soorten van heilzame spelen en uitspanningen voor geest en lichaam kan genieten. Dit laatste werd door eenige liefdadige personen, en wel voornamelijk door een der meest gelezen Engelsche romanschrijvers, den volksvriend Walter Besant, tot stand gebracht.
Arm East-End!....
Dáar wonen bijna een miljoen sukkels, die met meer dan menschelijke inspanning, door dag en nacht te zwoegen, aan een stuk brood komen. Dáar is het sweating-system (of zweet-stelsel) in vollen bloei. Dáar snijdt en plakt eene gansch huisgezin een gros (d.i. 144) stekskensdoosjes voor twee penningen en half! Dáar moet eene naaister een hemd, een kleermaker eene broek, een schoenmaker een paar schoeisels kant en klaar maken voor eenige penningen.
Dáar ook huist de havelooze horde, die een paar jaren geleden, twee, drie uren ver de stad doortrok, naar het rijke West-End, in drommen van tien duizend, om er de prachtige winkels en aristokratische clubs der wulpsche West-Enders te plunderen.
Dàar is 't, dat zich honderd duizend boeven van de ergste soort schuil houden, die aan het zeventien duizend man sterke leger der Londensche politiemacht de handen vol geven. In menige straat van het huiveringwekkende
| |
| |
East-End is de bezoeker minder veilig dan in het gevaarlijkste woud Afrika's, onder wilden en verscheurende dieren.
De krielende bevolking, die men er aantreft, is dan ook bijna uitsluitelijk samengesteld uit bewoners van dit kwartier. Hoevelen zijn er niet onder dezen, die hun gedeelte van de stad nooit verlaten, en nooit het Westen van Londen gezien hebben.
Evenzeer is het East-End den West-Enders en bewoners der City zoo vreemd als eene ver afgelegen streek, en een werk dat over de bewoners van het gevreesde volkskwartier komt te verschijnen, wordt met gretigheid gekocht en gelezen. - Die daadzaak alleen zou voldoende zijn om een gedacht te geven van de overgroote uitgestrektheid der wereldstad.
Wij zouden voorzeker den kring dezer beknopte schets te buiten gaan, moesten wij ons bezig houden met het beschrijven der ellendige volkswijken waar de akelige Jack the Ripper (Jan de Rijter) verleden jaar zooveel slachtoffers gemaakt heeft.
Als een staaltje kunnen wij nogtans wel aanhalen, dat eenige jaren geleden nog straten werden gevonden met eene keten afgespannen, aan welker hoek een gerechtsdienaar de wacht hield, om de deftige lui aan te raden er zich niet in te wagen.
De ketens hebben wij niet meer gekend, doch eens viel het ons voor, door eene der smalle stegen te wandelen, die in den slechtsten reuk staan. Niemand was er, die ons lastig viel. Doch daar bemerkten wij op eens, op het eerste verdiep van een bouwvallig, morsig huis, eene jonge vrouw,
| |
| |
die in een open venster, zoo moedernaakt als Eva zelve, uit een kort stompje pijp stond te rooken. - Stom van verbazing, doch schijnbaar ongeroerd, wandelden wij langzaam terug de steeg uit tot bij den police-man aan den hoek. ‘Ginder, zegden wij hem, staat een bloot wijf in 't open raam te rooken, wat moet dat......’
‘Die heeft heur hemd uitgewasschen,’ wedervoer de Bobby, met eenen onnavolgbaren zelfbewusten zwaai van zijne zware hand - een teeken alleen den Londenschen police-man eigen; - ‘ze is het nu aan 't droogen,’ vervolgde hij, zonder een ziertje van zijn decorum te verliezen. ‘Straks moet het droog zijn; tegen den avond gaat ze met dat zelfde hemd op zaken uit!’ En vast verwonderd over zijne verregaande gespraakzaamheid, sloeg hij met een ander gebaar - onmogelijk om nabootsen - zijne dikke zeemen handschoenen, die hij in zijne rechter hand hield, met eene doffe klets in zijne linker palm, en keerde ons zijnen rug toe.
Ten uiterste voldaan over de stichtende inlichting, gingen wij zoo meteen een tram opzoeken, die ons terug naar de City zou voeren.
De City is het eigenlijke Londen. 's Nachts slapen er geene zestig duizend menschen. Voor ieder reusachtig bank- of bureelgebouw blijven er hoogstens drie, vier inwoners, zegge de poortiers. Des daags stijgt de bevolking tot bijna twee miljoen.
Hier is de kant der haastige, immer voortspoedende handelslui.
Is het u nog niet in 't oog gevallen dat de hooge zijden hoed hier bijna uitsluitelijk als hoofddeksel dient?
Nog nooit zagen we zooveel ‘buizen.’ Wat eene
| |
| |
beschieting, kwam het hier eens Vastenavond te worden!
't Is al ‘buis’ wat men te zien krijgt. Heele straten zijn er mee opgepropt. Immers, alwie in den handel is, zou zich als niet gekleed beschouwen, moest hij zijnen hoed missen..... Ze dragen hem dan ook allen: kooplie en kantoor- en winkelbedienden, en ze zouden zich evenmin zonder ‘stove-pipe’ als in hunne hemdsmouwen ergens in een bureel of op de beurs durven vertoonen.
Overigens, in geene stad ter wereld gaat de mannelijke bevolking zoo deftig gekleed als te Londen. 't Gaat er zoover, dat onder de kleine winkelbedienden en klerkjes eene klasse ontstaan is in den aard der vroegere Fransche petits-maîtres, en die men daar ginder ‘mashers’ d.i. ‘verpletteraars’ noemt. Hunne verdiensten verschillen tusschen duizend en vijftienhonderd frank 's jaars, waarvan het grootste gedeelte wordt uitgegeven aan het huren van mooie kleederen. - Eten doen die schepsels weinig, en het geloof heerscht, dat zij uitsluitelijk op brood en kaas bestaan.
Ze zijn van alle feesten, - voor zooveel hunne magere beurs het toelaat; - ze werpen verguizende blikken op den armen sukkel, die zich door hun geschitter laat verblinden; - met smachtend oog belegeren zij het hart der halfnaakte schoonen, die het dans- of toonfeest bijwonen. - In hunnen zijden hoed zou men zich best spiegelen kunnen; - hun kleed is naar de laatste snede; - 't ondervest bedekt het sneeuwwitte hemd geenen halven duim hooger dan den navel; - de punten hunner verlakte schoenen reiken onmetelijk ver, en in het sneeuwvlak hunner onbevlekte hemdsborst glinstert veelal, met duizend fonkelglansen, een geslepen stuk strass, dat zijne prachtvonken
| |
| |
ontleent aan eene kleine elektrische batterij, in een zakje van hun slaaplijf geborgen.
Schitteren, ziedaar hun gedurig verlangen! - Overal en altijd vindt men ze, om alles op hunnen weg - altijd figuurlijk - te verguizen en te verpletteren!
De mashers zijn de pest der hoofdstad.
Honger is hunne eeuwige kwelling.
Eens zagen wij er eenen uit een eethuis komen, waar hij kaas en brood had gegeten en thee of cacao gedronken. Terwijl hij vluchtige blikken in 't ronde wierp, schoof hij langzaam, met wijde schreden, den straatweg over, en bleef met zijne beenen wijd open, voor de deur van eene der beste restauraties van Londen staan, haalde eenen tandenkeuter te voorschijn, en begon met vele gelaatsverwringingen naar een ingebeeld stukje vleesch te peuteren, dat men moest veronderstellen tusschen twee zijner hagelwitte, valsche tanden gekropen te zijn!
Wij meenen ons daareven aan eene onnauwkeurigheid te hebben schuldig gemaakt. De ‘mashers’, zegden wij, ‘zijn de pest van Londen.’ Nu, ééne pest dan. - De pest is eene benaming, die in vollen eigendom toekomt aan een ander gedeelte der Londensche bevolking.
Nog vóór de avond goed gevallen is, krielt het in de schoonste straten van het West-End, vooral op het brandpunt der beweging aan dien kant, van straatjuffers. - Hun gesnap en gesnater doet u gelooven dat ge Londen en Engeland verlaten hebt. Doch ge weet niet of ge u in Frankrijk of in Duitschland bevindt. - Luister dan: - 't Is duister geworden.... Daar krijgt gij een lazzo in
| |
| |
't Italjaansch naar uw hoofd. - Pas toch op! Ge hebt er eene bijna omver geloopen.
Hoor, wat zegt ze daar? Podverd!.... in zuiver, ronkend Antwerpsch!
Hoeveel zouden er van die soort wel rondloopen tusschen zes uren 's avonds en middernacht? Wie zal ze tellen?... - Honderd duizend?.... Meent ge in de gansche stad?.... Dan blijven we wellicht heel ver beneden de waarheid. In het Oost-Einde, waar de openrijter verleden jaar op de vangst ging, loopen ze even dik als hier in 't Westen. In de parken worden goedkoope zaken geklonken, met duizenden. ‘Sur le bi, sur le bout, sur le bi du bout du banc!’
Er zijn natuurlijk verschillige prijzen in 't artikel. Dat wisselt zoo af tusschen een penning of drie en een pond Engelsch.
De politie bemoeit zich zeer weinig met dat zootje, behalve om er nu en dan eene in den bak te stoppen, als ze bedronken is en den voorbijgangers last aandoet. Ze zijn daar anders zoo vrij als de eerste de beste, en kunnen ongehinderd aan hun brood komen. Maar wee het Adamskind, dat zich in hunne netten laat vangen! Diens gezondheid en levenslust zijn voor lang naar de maan, en zijn geldbeugel zal, door de veelvuldige bezoeken bij Aeskulaap en bij den pillendraaiër, welhaast zoo plat geslonken zijn als het keurslijf eener veertigjarige Engelsche juffer, op reis naar de besneeuwde Alpen en de verwoeste steden van Italië.
| |
| |
We hebben daar immers van parken gesproken. 't Is aan de parken te danken, die men wel eens de longen van Londen noemt, - te zamen met het uitmuntende rioolstelsel, dat alle vuile drekstoffen naar de Teems en de zee voert, - dat de gezondheidstoestand hier minder te wenschen laat dan in de gezondste steden van den aardbol.
Van die parken, of die longen dan, zijn er zoowat een groot dozijn, waaronder een vijftal de afmetingen van een echt bosch hebben.
Is er op alle mogelijke wijzen voor de gezondheid gezorgd, ook het gemak der burgers is bijzonder in 't oog gehouden. Het voetpad der kleine zoowel als groote straten, - de rijweg, beide liggen zoo effen als een plankenvloer. Geen oorverdoovend geraas van zware, rinkelende, ratelende wagens en karren pijnigt uwe zenuwen. - Al wat op wielen rolt, rust ook op stalen veren, en de met hout of kiezelpik bevloerde straten maken het onnoodig stroo voor de deur te spreiden, als ge een zieke in huis hebt.
's Morgens echter, is 't er erg vuil op straat. Modder drijft als pap in de goten. Aan paardendrek is geen gebrek. Gij staat verwonderd over al dat nat, daar het toch niet geregend heeft. - Neen, de straten zijn eenvoudig besproeid geworden, en besproeien is daar hetzelfde als overstroomen. Eene kraan wordt opengedraaid, of eene waterkar rijdt door de straat: daar plassen en plonsen paarden en karren, en de modder kletst in stralen tegen uwe broekpijpen. - 't Is erg, maar 't kan niet anders, want een beetje nat helpt niet. 't Droogt zoo snel in die duizelingwekkende beweging van honderd duizend wielen en
| |
| |
tweemaal zooveel paardenhoeven, die door elkander wemelen!
Door het gestadige wrijven is de straatweg altijd aan met eene dikke laag slijk bedekt. Slechts wanneer het hevig geregend heeft, ziet men straatvegers met guttapercha zwabbers het vuil in de goten stuwen en de straat zoo zuiver maken als een gedwijlde vloer. Voor weinige uren echter.
Ziet ge daar dien kleinen slordigen waaghals in zijne hemdsmouwen onder de pooten doorschieten van een paard in vollen draf? - Hij schuift op handen en voeten, met een blik in zijne eene, en een stuk borstel in zijne andere hand. De sukkelaar verdient eenige penningen daags met het opscheppen van paardendrek, die anders in te groote hoeveelheid zou blijven liggen.
Groot is 't getal der armzalige stumperts, die op zulke of gelijke wijzen aan eene korst brood komen. Schoenblinkers aan iederen straathoek; - ‘Sandwich-men’ die de plakkaarten der schouwburgen ronddragen; - straatvegers voor eigen rekening, die den overgang van het eene tot het andere voetpad zuiver houden, en gedurig de hand reiken naar eenen penning, die niet al te dikwijls gegeven wordt.
Niet minder groot is het getal dergenen, die noch arbeid noch brood, noch onderkomen hebben. 's Nachts vindt men ze onder de bruggen, op de pleinen, en vooral bij honderden in de parken liggen.
Ze hebben geen ander kussen dan de harde stoep, en
| |
| |
soms gelukkiglijk 't malsche gras der zoden. Als eenig deksel hebben zij den gestarnden hemel, en dikwerf de stinkende mistlucht, waaronder Londen al te vaak bedolven ligt.
Zullen we nog verder uitweiden? Zullen we nog iets zeggen over de Londensche koetsiers, die goochelaars met toom en wiel?
Is het noodig in deze korte schets te gewagen van de verbazende havenbeweging, van de scharen zeeschepen, die alle dagen de Teems op en af varen? Laat ons enkel zeggen dat Londen de meest bezochte haven der wereld heeft, dat de scheepvaart op de Teems bijna het dubbel bedraagt van die op onze Schelde, doch dat, wat het gemak en de pracht der havenwerken zelven aanbelangt, Antwerpen oneindig ver boven Londen staat.
't Is zeker aan niemand onbekend dat de verblindende woeling in de straten niet de gansche beweging der monsterstad vertoont, doch dat duizenden en duizenden personen zich van het eene kwartier naar het andere begeven langs de onderaardsche spoorwegen, die in eenen dubbelen kring onder den doolhof der bestrating liggen. Langs honderden statiën kan men alle vier minuten den trein nemen in plaats van een rijtuig of de omnibus.
Op de Teems varen de trambooten onophoudelijk op en af, onder de twintig bruggen door, die de twee gedeelten der stad aan elkander verbinden, en op sommige welker de beweging aan het fabelachtige grenst.
Wij gelooven thans deze schets niet verder te mogen rekken, uit vrees van langdradig en smakeloos te worden;
| |
| |
- wij maken er bijgevolg een eind aan, zonder eenigszins te willen beweren, meer dan een zeer flauw tafereeltje te hebben opgehangen van het hedendaagsche Babylon!
Antoon Moortgat.
| |
Bijvoegsel.
a. De rijkdom van Londen is fabelachtig. Miljonair wordt slechts degene geheeten, die een miljoen ponden sterling bezit.
b. Een ongelooflijk getal ‘cocoa’-huizen dingen met de duizenden public-houses om de gunst van 't publiek, en 't is voorwaar niet in 't nadeel der eerste.
c. Is Londen eene schoone stad? Voorzeker. Niet op 't eerste gezicht echter. De schoone kant is echt koninklijk en het West-End moet voor Parijs niet omstaan. ‘Eén hoek van Regent-street’, placht Marryat te zeggen, ‘is genoeg om de gansche Rue de Rivoli te Parijs te koopen’. Trafalgar square is een prachtig plein, en de gebouwen van 't Parlement staan, volgens onze meening, in schoonheid op denzelfden rang als de Antwerpsche toren, dit pronkjuweel van Europa. Kerken zijn er in menigte. Die van Westminster is eene der schoonste die wij kennen, en St-Paul's is de grootste der waereld na die van Rome. Ons huidig doel was echter niet, over zuivere kunst te spreken; wij achten het dus ongepast hier verder over dit onderwerp uit te weiden.
|
|