Jaarboek van het Taalverbond. Jaargang 2(1890)– [tijdschrift] Jaarboek van het Taalverbond– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] [Gedichten] I. De Koe en het Mes. ‘Ziehier den schelm, die me eens het hart doorboren zal!’ Zoo sprak een koebeest, dat een mes vond in den stal. ‘Waarom verdenkt ge mij?’ zei 't mes; ‘ik heb tot heden Gelijk een vriend het brood voor uwe soep gesneden: Doch, mocht het eenmaal zijn, dat ik u 't harte snijd, Dan is het door den baas; ik snijd zoo hij mij leidt.’ Naardat de meester wenkt is ons de knecht genegen, Of...... tegen! II. De Koe en het Kalf. Als ik een jongre zie, die oud'ren vóór wil gaan, Dan hef ik telkenmaal Esopus' fabel aan. Een kalf vol vindingsgeest wist, bij veel nieuwe dingen, Door een gebroken plank ook in den stal te dringen. ‘Zie!’ riep het tot de koe: ‘alweer een' nieuwen vond!’ ‘Ik deed dit’, sprak het beest, ‘lang voor dat gij bestondt!’ Leo Leefson. Vorige Volgende