comiteit, gelast met de beoordeeling der Nederlandsche tooneelwerken, door het afsterven der heeren Dodd en Van Beers, zouden ingenomen worden door eenen letterkundige van Antwerpen en eenen van Gent.
De vraag was gesteund op het feit, dat er in de genoemde commissie geene andere dan Brusselsche leden meer zetelen.
Wij hebben tot heden toe geen antwoord ontvangen.
Thans een woord over de werkzaamheden onzer leden in de groote middelpunten Antwerpen, Brussel en Gent.
In de eerste dezer steden werd geregeld om de veertien dagen eene vergadering gehouden, die alle over 't algemeen talrijk werden bijgewoond. Doorgaans zijn die zittingen zeer belangrijk geweest, hetzij door de lezingen van verschillenden aard, zooals verhalen, gedichten, tooneelstukken, artikels van wetenschap en volkskunde, litterarische studiën, enz., hetzij door gezamentlijke besprekingen van hoogst gewichtige punten, zooals: het al of niet weglaten der buigingsuitgangen; de voor- en nadeelen der tooneelmaatschappijen in steden, waar een Nederlandsche schouwburg gevestigd is, e.a.
Aan die verschillende werkzaamheden hebben deelgenomen de heeren Blockhuys, Bolle, Em. K. De Bom, De Geyter De Lattin, De Mont, Gittens, Moortgat, Rooses, Rosseels, Van Beers, Van Cuyck, Van de Venne, Van Steenweghen.
Te Brussel hield men maandelijks eene vergadering. Eerst van den 5n October te beginnen zijn mij de kaarten van bijeenroeping regelmatig gezonden.
De volgende vijf punten werden besproken:
1o Over Geheugenoefening, ingeleid door den heer Deneve.
2o Over de verdeeling van den prijskamp der middelbare scholen in Vlaamschen en Waalschen prijskamp, ingeleid door den heer T'sjoen.
3o Over opmerken, verstaan, spreken, ingeleid door den heer Leën.
4o Over aanmoediging der letterkunde, ingeleid door de heer R. Stijns.
5o Over realism, ingeleid door den heer Brans.