Jaarboek van het Taalverbond. Jaargang 1(1889)– [tijdschrift] Jaarboek van het Taalverbond– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 187] [p. 187] Uit ‘Schaduw en Licht’. *** De dichter aanbad eene blinkende sterre, Zong iederen nacht heur zijn innigste lied: ‘O liefste, waarom toch vertoeven zoo verre, Door 't blauwend azuur - ongenaakbaar gebied; O, kon ik u eenmaal hier lokken een avond Op aard, waar de liefde en de zuchten ontstaan, O, kon ik dan eindlijk, mijn harte zoo lavend, Verlangend eens kussen en stervend - voldaan?’ Door 't vurige smeeken des dichters bewogen, De starre zonk neer uit der hemelen woon; Een goudblonde maget verscheen voor zijne oogen: 't Gedroomd ideaal in zijn goddelijk schoon. O zalige stond! maar de star had verloren Bij 't kopplend gezoen heur betoovrenden glans; O zalige stond! maar geen klank liet nog hooren De luite des dichters na zijn wording des mans. Thans vroeg de geliefde: ‘Was 't beter te aanschouwen Dat eeuwige glanspunt der hemelen sfeer, Dan 't wereldsche beeld der verlokkende vrouwe Wier schoonheid verslenst en nimmer keert weer?’ [pagina 188] [p. 188] ‘Ik weet, zei de dichter, met 't zalig geflonker Der starre verdween mijner liederen kracht.’ ‘En ik, zei de vrouw, zal nooit in het donker Nog hooren uw bede van menigen nacht!’ *** Op haar kamer zit de kwezel: Stille leeft ze op haar gemak; Op de tafel staat de koffie, 't Korte drankje en fijn gebak. Door de ruiten speelt de zonne, Buiten lacht de lentegloed; Maar daarvoor heeft oog noch oore Haar verslensend treurgemoed. Buiten is het van de liefde 't Hartverkwikkend zinnebeeld; Zij - Zij leeft daar met heur katje, Dat met haren saaibol speelt. Om den hemel te verdienen Leeft ze zonder man of kind; Vast geloovend dat men dien zoo Veel gemakkelijker wint. Ja, zij denkt en vindt het aardig Hoe daarbuiten alles joelt, En dat ze om dien roes der zonne Zich zoo troosteloos gevoelt. Lang nog zit ze stil te dubben Op der vooglen mingezang.... Schenkt zich nog een tasje koffie En een slokje korten drank. Victorien Vande Weghe. Antwerpen 1888. Vorige Volgende