| |
| |
| |
II. Van de afdeelingen. Afdeeling Fraaie Letteren.
Verslag der werkzaamheden.
Tijdens de algemeene vergadering van het Taalverbond, gehouden op den 6n November 1887 ten stadhuize te Brussel, werden de verschillige afdeelingen ingericht of liever van een regelmatig bestuur voorzien, dat zich met die inrichting bezighouden en verder de werkzaamheden besturen zou.
Het bestuur onzer afdeeling werd als volgt samengesteld:
Voorzitter, |
de heer G. Antheunis. |
Ondervoorzitter, |
de heer R. Stijns. |
Schrijver, |
de heer J.-M. Brans. |
Op den 21n derzelfde maand riep bovengenoemde schrijver de leden van het Taalverbond, te Brussel wonende, bijeen in vergadering, om een begin van werkzaamheden daar te stellen.
Negentien leden beantwoordden den oproep. Het verslag dezer zitting is bij het huidige gevoegd en luidt als volgt:
| |
Taalverbond. Fraaie letteren.
Verslag der bijzondere vergadering van de Brusselsche leden, op Zondag 27 November j.l.
De zitting wordt geopend ten 11 ure 15 door M.R. Stijns, ondervoorzitter, die de leden dankzegt omdat ze zoo talrijk opgekomen zijn. Daarna leest de schrijver een brief van M. Antheunis,
| |
[pagina XXXII]
[p. XXXII] | |
voorzitter, waarin deze den wensch uitdrukt, het voorzittersambt te zien overdragen op M. Stijns. Deze stelt voor, den wensch van M. Antheunis niet in te willigen en vraagt voor het bestuur zending, om persoonlijk bij M. Antheunis op het aanvaarden van de hem opgedragen bediening aan te dringen. Algemeene instemming. Verder deelt de schrijver mede, dat M. Hendrik Peeters, ingevolge zijn schrijven, geen deel van onze afdeeling maakt, en dat M.H. De Quéker zich doet verontschuldigen.
Daarna wordt overgegaan tot het bespreken van 't ontwerp van bijzondere verordening, opgemaakt door den schrijver. Meestal de leden nemen deel aan deze bespreking, welke tot het voorstel leidt, zooals het aan de leden in druk gezonden werd.
Tijdens het bespreken der art. betrekkelijk de letterkundige uitgaven onzer afdeeling, drukte M.E. Deneve er op, zooals u overigens bekend is MM., hoe hoogstnoodig het is, dat onze Vlaamsche letterkundigen gaan zorgen voor prijsboeken; ook werd het bestuur gelast met het bekendmaken van den wensch des sprekers aan de leden der afdeeling. Het dubbel aanbod van M. Havermans, te dier gelegenheid voorgedragen, is u mede bekend uit onzen omzendbrief en hoeft dus hier niet meer herhaald.
Het bestuur onzer afdeeling ontving gedurende de bespreking dier voorstellen menig praktischen wenk ter uitvoering, mits bekrachtiging der huidige algemeene vergadering.
De wenschen van M. Desmet, door de gansche vergadering bijgetreden, zijn u mede uit onzen omzendbrief bekend. Ze werden door al de aanwezige leden zeer practisch en doeltreffend genoemd.
De dagorde uitgeput zijnde, besloot de H. Voorzitter met een hartelijk woord tot allen, en den wensch, onze eerste algemeene vergadering voortreffelijk te zien gelukken.
De Schrijver,
J.-M. BRANS.
Ingevolge bovenstaande besluiten zond het bestuur den volgenden omzendbrief aan al de leden der afdeeling, alsmede aan de Vlaamsche bladen:
| |
[pagina XXXIII]
[p. XXXIII] | |
Geacht Medelid,
De Brusselsche leden onzer afdeeling hielden op Zondag 27 November ll., eene vergadering, ten einde voorloopig onze werkzaamheden in te richten.
Het volgend ontwerp van bijzondere verordening werd in die vergadering opgemaakt:
Art I - De afdeeling zal zooveel mogelijk ieder jaar eenen of meer bundels uitgeven, bevattende schriften van een of meer harer leden (art. VI der algemeene verordening).
Art. II. - Het bestuur zal jaarlijks in den loop der maand Augustus eenen oproep tot al de leden der afdeeling richten, om hun te verzoeken stukken voor de uitgave in te zenden.
Art. III. - De leden, die verlangen hunne bijdragen in aanmerking te zien nemen, zullen die uiterlijk vóor 1 Mei van elk jaar aan den Schrijver doen geworden.
Art. IV. - Deze werken worden vóór 1 September naast-volgende door eene Commissie van vijf leden onderzocht.
Art. V. - De werken ter uitgave gekozen, worden, met het verslag der Commissie, aan het algemeen Bestuur overgemaakt, om aan dezes goedkeuring onderworpen te worden, (art. IX, algemeene verordening).
Art. VI. - Het Bestuur der afdeeling en de Commissie van onderzoek (art. IV), worden jaarlijks in algemeene vergadering der maand December gekozen.
Art. VII. - Het Bestuur bestaat uit eenen Voorzitter, eenen Onder-Voorzitter, en eenen of meer Schrijvers. De uittredende leden zijn herkiesbaar.
Art. VIII. - Het Bestuur voert de besluiten der afdeeling uit, houdt briefwisseling met het algemeen Bestuur en de leden en roept de algemeene en bijzondere vergaderingen bijeen.
Art. IX. - Alle officiëele stukken, van de afdeeling uitgaande, worden door Voorzitter en Schrijver geteekend.
Art. X. - Op schriftelijk voorstel van tien leden zal het Bestuur gehouden zijn, binnen de maand eene algemeene vergadering te beleggen.
| |
[pagina XXXIV]
[p. XXXIV] | |
De vergadering besluit, dat bovenstaand ontwerp gedrukt en aan al de leden zal gezonden worden met verzoek, schriftelijk hunne voorstellen van wijziging, enz., aan den Schrijver te doen geworden.
Mede werd aangenomen en besloten, onze werkzaamheden onmiddellijk aan te vangen, en in de eerste plaats te zorgen voor het uitgeven van minstens één boek gedurende het dienstjaar 1887-88.
Ook kwam het ter sprake, hoe zeldzaam goede prijsboeken voor de scholen in onze taal zijn. Te dezer gelegenheid drukte M.E. Deneve den wensch uit, - beaamd door de gansche vergadering, - de heeren leden der afdeeling te zien samenwerken voor het bewerken van degelijke prijsboeken.
Het bestuur werd verzocht, dezen wensch aan al de leden der afdeeling bekend te maken en zich verder met de afdeeling Taalkunde - onderafdeeling-Onderwijs, te verstaan. Wij hopen dus dat de leden het bovenstaande in ernstige overweging zullen nemen en ons zoohaast mogelijk daartoe geschikte stof ter uitgave zullen zenden.
Mr Havermans, uitgever, lid onzer afdeeling, stelt zich bereidwillig ten dienste der afdeeling en der leden, voor wat dergelijke uitgaven betreft. Hij geeft mede in overweging of we niet goed zouden doen, buiten onze litterarische uitgaven eenen degelijken almanak van het Taalverbond te bewerken. Hij zou de lasten der uitgave op zich nemen en de zuivere opbrengst der onderneming in onze kas storten, om ten bate onzer afdeeling benuttigd te worden.
De vergadering bedankte Mr Havermans met handgeklap voor zijn tweevoudig aanbod en belastte het Bestuur de zaak ernstig in te studeeren, alsmede middelen ter uitvoering te beramen.
Mr Alfr. De Smet drukte daarna de volgende wenschen uit:
I. Het Bestuur zal de leden der afdeeling verzoeken, de volledige lijst hunner werken op te maken en die zoo spoedig mogelijk aan den Schrijver te doen geworden.
II. Het Bestuur zal zonder uitstel eene algemeene lijst dezer werken opmaken, doen drukken en aan al de leden van het Taalverbond zenden.
| |
| |
III. Telkens een lid onzer afdeeling een werk uitgeeft, zal het Bestuur eenen omzendbrief van aanbeveling aan de leden van het Taalverbond doen geworden.
***
Ingevolge het bovenstaande noodigen wij U vriendelijk en tevens dringend uit, de algemeene vergadering onzer afdeeling te willen bijwonen op Zondag, 18 dezer, ten 12 ure stipt, in het lokaal de Oude Beurs, Groote Markt, 19 (kant der Heuvelstraat).
dagorde.
I. Bespreking en stemming der bijzondere verordening.
II. Kiezing van eene Commissie van uitgaven (art. IV en VI ontwerp).
III. Werkzaamheden gedurende het winterseizoen: plaatselijke vergaderingen, enz.
IV. Voorstellen en mededeelingen.
Het Bestuur hoopt ten spoedigste al de voorstellen van wijziging of vollediging der verordening te ontvangen; alsmede de opgave der vragen, welke de leden verlangen, ter sprake te brengen. Ook dringen wij ten zeerste aan op het gewicht der wenschen, in bovenstaand beknopt verslag vervat; vooral op het spoedig inzenden van opstellen voor onze eerste uitgave.
Om de zekerheid en den spoed der briefwisseling te bevorderen, zou elk lid goed doen, aan den Schrijver zijn juist adres te zenden.
Op uwe gewaardeerde aanwezigheid rekenende, bieden wij u onzen Vlaamschen broedergroet.
HET BESTUUR:
De Schrijver,
J.M. BRANS.
De Voorzitter,
G. ANTHEUNIS.
De Ondervoorzitter,
R. STIJNS.
| |
[pagina XXXVI]
[p. XXXVI] | |
De algemeene vergadering der afdeeling was alleszins belangrijk, daarom achten wij het doelmatig er een volledig verslag van te geven.
De zitting werd rond twaalf ure geopend onder leiding van den heer Antheunis, voorzitter.
Waren aanwezig: de heeren H. Sleeckx, algemeene voorzitter van het Taalverbond; Max Rooses, ondervoorzitter; de dames Mejuffer Betsy Perk en Mw Cortebeeck, de leden P. De Mont, Teirlinck, Janmoulle, T'sjoen, L. Buyst, afgevaardigde van De Distel, Mulder, afgevaardigde van 't Zal wel Gaan, Van Langendonck, Coremans Edw., K. Versnaeyen, Kesler en J.M. Brans, schrijver; later trad de H. Stijns, ondervoorzitter, binnen en nam het voorzitterschap waar, in vervanging van M. Antheunis.
Na lezing van het verslag der zitting van 27 November zou men overgaan tot het 1ste punt der dagorde. Als inleiding der bespreking ontwikkelde de heer Rooses het gezamenlijk programma van het Taalverbond. Hij doet uitschijnen hoe hoogst noodzakelijk het is, de letterkundige krachten, over 't gansche Vlaamsche land verspreid, tot eene machtige vereeniging te verbinden, opdat er wezenlijk onderlinge verbroedering en rugsteuning tot stand kome Hij herinnerde, hoe moeilijk het voor jonge schrijvers is, hunne gewrochten aan den man te brengen en verklaarde, dat het Taalverbond op dat gebied een wezenlijken plicht te vervullen had.
Deze beschouwingen werden door alle aanwezigen beaamd.
Het ontwerp van verordening, door de Brusselsche leden opgemaakt, werd slechts in geringe mate gewijzigd, en werd vastgesteld zooals ze aan al de leden van het Taalverbond medegedeeld werd bij omzendbrief van einde December 1887, en waarvan een afdruk hierbijgevoegd is.
Op voorstel des heeren Sleeckx werd het 2e punt der dagorde, namelijk: Kiezing eener Commissie van 5 leden voor 't onderzoeken der ingezonden bijdragen voor 't jaarboek (art. III, IV en V der verordening) tot het einde der zitting verschoven en men ging over tot het 3de punt: ‘Werkzaamheden gedurende het winterseizoen; plaatselijke vergaderingen, enz.’
M. Pol De Mont drukte den wensch uit, het Taalverbond nog gedurende het loopend dienstjaar een flink jaarboek te zien
| |
[pagina XXXVII]
[p. XXXVII] | |
uitgeven. Dit werk zou, vooral dit jaar, in alle opzichten degelijk moeten wezen; daarbij zou het tevens als oorkonde van de wording onzer maatschappij moeten dienen en dus al het wetenswaardige dienaangaande moeten bevatten. Bovendien zou het eens en vooral een Codex voor de leden moeten wezen, en diensvolgens, de verordeningen, besluiten, enz. van het algemeen bestuur en de afdeelingen bevatten. Misschien ware het goed, zegde hij, de verslagen van 't loopende jaar in extenso over te drukken.
De lijst der werken van onze leden scheen hem mede doelmatig ter opname, aangezien vele leden onzer vereeniging niet eens de uitgaven hunner medeleden, vooral der jongeren onder hen, kennen.
Iedereen was het met spreker eens, waarna de heer Sleeckx zijne meening omtrent het letterkundig gedeelte van 't ontworpen boek uiteenzette. Volgens spreker moet de plaats over 't algemeen afgestaan worden aan de jongeren, aangezien de letterkundigen van naam gemakkelijk eenen uitgever vinden; voor een eerste jaarboek ware het echter niet slecht dat zooveel mogelijk elke schrijver een stukje leverde, zijnde alsdan onze intrede in de wereld vergezeld van een staal der onderscheiden talenten en bekwaamheden, die onze maatschappij in haren schoot bevat.
De heer Rooses voorziet, onder de gestelde gegevens, een zeer lijvig boekdeel, en drukt den wensch uit, de bijdragen niet te omvangrijk te zien worden; hij herinnert, dat velen het oog op 't Taalverbond hebben gericht en hoopt, dat niet rijp en groen zal opgenomen worden. De heer Voorzitter doet hem opmerken, dat om zulks te voorkomen, eene Commissie van 5 leden zal benoemd worden, en dat nadien het hoofdbestuur nog altijd het recht heeft, de voorstellen dier Commissie te verwerpen. Deze opheldering voldoet spreker geheel; zijne opmerking gold, zegde hij, enkel de stoffelijke en zedelijke belangen der vereeniging.
Dit punt afgehandeld zijnde, kwamen de ‘Voorstellen en mededeelingen’ aan de dagorde.
Het volgend voorstel, uitgaande van de heeren Kesler en T'sjoen, en Mw Cortebeek, kwam eerst aan de beurt:
‘Het is wenschelijk dat in het Taalverbond eene afdeeling
| |
[pagina XXXVIII]
[p. XXXVIII] | |
onderwijs tot stand kome. Ofschoon de aanwezigen zich geenszins de rechten eener algemeene vergadering wilden aanmatigen, meenden de leden van 't Algemeen bestuur, dat de bespreking van bedoeld voorstel geene zwarigheid kon opleveren en gevoeglijk voortgezet mocht worden.
Het voorstel werd dan ook spoedig in princiep aangenomen na eene alleszins weldoordachte inleiding des heeren Kesler, die voorloopig machtiging ontving om de inrichting te bewerkstelligen.
Na grondige bespreking werd bepaald, dat in de eerste plaats zou gezorgd worden voor het opmaken eener lijst van Nederlandsche werken, geschikt om als prijsboeken gegeven te worden in onze gestichten van lager en middelbaar onderwijs, welke lijst dan door het Taalverbond aan 't hooger bestuur zou aanbevolen worden.
Mejuffer Betsy Perk en Mev. Cortebeek gaven aangaande die werken eene reeks wenken en de laatste wees er op, dat men de werken, geschikt voor meisjes, vooral niet diende te vergeten.
In de tweede plaats kwam in aanmerking, het opmaken eener lijst van Nederlandsche vakwerken, en ten slotte drukte de heer Kesler de hoop uit, eenmaal een tijdschrift voor onze Schooljeugd te zien tot stand komen, zooals die in de meeste andere landen bestaan.
Verder gaf de schrijver in overweging of 't niet nuttig ware, dat elke afdeeling eene reeks vragen en voorstellen ter studie opmaakte en aan al de leden zond, zulks met het doel eene nagenoeg regelmatige richting aan de studie en de werkzaamheden der afzonderlijke leden te geven.
Het voorstel werd goedgekeurd en 't bestuur belast met het vervaardigen van de beoogde lijst, welke al den leden geworden is als bijvoegsel bij onzen omzendbrief van einde December jl.
Tot nog toe spraken we niet van een klein voorval, dat overigens onmiddellijk tot voldoende oplossing kwam.
De heer A. La Gravière had zich verontschuldigd, de zitting niet te kunnen bijwonen, en vroeg te dier gelegenheid of een art., verschenen in Flandria en waarin het Taalverbond werd voorgesteld als gericht tegen de Koninklijke Vlaamsche Academie, waarheid was.
| |
[pagina XXXIX]
[p. XXXIX] | |
De heer Rooses verwees naar de verklaringen door de inrichters op de algemeene vergadering in Juni te Antwerpen gehouden; daarna werd de schrijver der afdeeling Fraaie Letteren gemachtigd aan M. La Gravière de noodige opheldering te geven en 't incident gesloten.
Ten slotte werd overgegaan tot de Kiezing van eene Commissie van onderzoek der bijdragen voor het jaarboek.
De volgende heeren werden tot lid aangewezen: Sleeckx, Teirlinck, P De Mont, Van Langendonck en J.M. Brans.
De zitting werd, na eene hartelijke toespraak van den ondervoorzitter, M. Stijns, rond half drie geheven.
Na deze zitting maakte het bestuur der afdeeling de lijst van vragen en voorstellen op, die aan al de leden van Noord en Zuid gezonden werd en als bijvoegsel tot dees verslag behoort.
| |
Ontwikkeling der groepen.
Op 22 Januari jl. hielden de Brusselsche leden nogmaals eene algemeene vergadering, met het doel, verschillige plaatselijke groepen - Taalkunde, Onderwijs, Tooneelkunde, Kunstcritiek en Folklore - in te richten en van regelmatige besturen te voorzien.
Het verslag dier vergadering werd opgemaakt door den heer Kesler, schrijver der afdeeling onderwijs, en luidt als volgt:
Zondag morgen den 22en Januari 1888 ten half elf vergaderden de Brusselsche leden van het Taalverbond in het lokaal der Distel.
Waren aanwezig de heeren Sleeckx, algemeen voorzitter, Brans, T'sjoen, Deneve, Jammoulle, De Queker en Kesler. De eerste zit voor, laatstgenoemde hield de pen.
Aan de orde was:
Inrichting van plaatselijke groepen.
Alvorens daartoe over te gaan wordt op voorstel van den heer Kesler besloten, de plaatselijke afdeeling Brussel in te richten en wel op de volgende grondslagen:
Art. 1. Alle leden van het Taalverbond, te Brussel en omstreken woonachtig, vormen de plaatselijke groep Brussel.
Art. 2. De bestuurleden der verschillende plaatselijke groepen
| |
| |
vormen het plaatselijk bestuur. Zij kiezen uit hun midden een uitvoerend komiteit van 3 leden: voorzitter, ondervoorzitter en schrijver.
Art. 3. Het uitvoerend komiteit in overleg met de besturen der plaatselijke groepen belegt de algemeene vergaderingen der afdeeling.
Art. 4. De schrijver houdt briefwisseling met andere plaatselijke afdeelingen.
Art. 5. De jaarvergadering heeft plaats in Januari.
Op deze vergadering wordt het uitvoerend komiteit gekozen. Het aftredend bestuur brengt verslag uit over de werkzaamheden van het afgeloopen zittingjaar.
Men gaat over tot de kiezing van het uitvoerend komiteit der plaatselijke groep. De algemeene wensch wijst daartoe aan de heeren Sleeckx, Brans en Teirlinck respectievelijk als voorzitter, schrijver en ondervoorzitter. De beide eersten, ter vergadering aanwezig, laten zich de benoeming welgevallen. De heer Sleeckx alleen onder voorbehoud, dat men zijne aanneming als eene voorloopige zal beschouwen. De nieuwgekozen schrijver zal den heer Teirlinck kennis geven van de op hem gevallen keuze.
Men gaat nu over tot de inrichting der volgende plaatselijke groepen, tot welker stichting men eenparig besluit:
Eene groep Onderwijs. |
Eene groep Taalkunde. |
Eene groep Critiek. |
Eene groep Volkskunde. |
Eene groep Tooneelkunde. |
Eene groep Letterkunde. |
Er wordt besloten voor elke groep een bestuur van 3 leden aan te wijzen. Als zoodanig worden door de Vergadering gekozen:
Voor Onderwijs |
de heeren Sleeckx, Deneve, Kesler. |
Voor Volkskunde |
de heeren Teirlinck, Van Langendonck, Stiennon. |
Voor Tooneelkunde |
de heeren Dodd, De Queker, de Zeyne. |
Voor Taalkunde |
de heeren T'Sjoen, Jammoulle, Kesler. |
Voor Kunstkritiek |
de heeren K. Versnaeyen, Brans, Coremans |
De schrijver zal den verschillenden genoemden mededeeling geven van de keuze der vergadering.
| |
| |
Wat betreft de Plaatselijke groep Letterkunde, welke als reeds bestaande kan beschouwd worden: Het Algemeen Bestuur der afdeeling, waarvan alle leden te Brussel wonen, zal tevens 't bestuur der plaatselijke groep zijn.
Nadat de Voorzitter de aanwezigen zoo door mededeeling van 'tgeen elders geschiedt als door opwekkende woorden aangespoord heeft tot daadwerkelijk woekeren, elk in zijnen kring, met het hem toevertrouwd talent ter bevordering van den bloei van 't Taalverbond, gaat men uiteen.
De zitting werd ten 12 1/2 uur geheven.
De voorloopige schrijver,
J. Kesler.
Op 11 Maart nadien werden, door de zorgen van het uitvoerend Comiteit, de leden der groepbesturen in zitting bijeengeroepen, ten einde de zittingdagen der onderscheiden groepen eens vooral te bepalen. Na bespreking der belangen van de plaatselijke vereeniging Taalverbond, werden de besturen het eens omtrent de volgende regeling:
1e | Zondag van elke maand, afdeelingen Onderwijs en Taalkunde |
2e | Zondag van elke maand, afdeelingen Fraaie letteren en Kunst Critiek. |
3e | Zondag van elke maand, afdeeling Tooneelkunde. |
3e | Donderdag van elke maand, afdeeling Folklore. |
Mede werd besloten, voortaan elken Zondag in 't Koffiehuis van ons lokaal gezellige bijeenkomsten te houden voor de leden, wier groep geene zitting houdt. Dit voorstel uitgaande van M. Sleeckx, vond algemeen bijval. De volgende algemeene vergadering werd bij uitzondering vastgesteld op 18 Maart jl.
Op die algemeene vergadering werden de punten ter behandeling op de algemeene vergadering, van heden (2 April), opgegeven en de verschillige sprekers aangewezen om die, 't zij in de zittingen der afdeelingen, 't zij op de algemeene vergadering, in te leiden of de genomen besluiten uiteen te zetten. Vermits die punten bij omzendbrief van 't algemeen bestuur aan de leden der maatschappij meegedeeld werden, is 't onnoodig ze hier neer te schrijven.
Ik was genoodzaakt deze algemeenheden over de Brusselsche
| |
| |
groep in 't verslag onzer afdeeling op te nemen, omdat vele punten door de vereenigde groepen behandeld werden zonder in afzonderlijke zittingen voorgebracht te zijn geweest.
De schrijver hield briefwisseling met den heer Pol Anri van Gent en ontving van hem de noodige inlichtingen aangaande de werkzaamheden der plaatselijke groep aldaar. Om in geene noodelooze herhaling te vervallen zouden we liefst het verslag dier werkzaamheden bij 't onderhavige zien voegen, alsmede dat der plaatselijke groep Antwerpen, waarvan we mede inlichtingen en bericht van werkzaamheden ontvingen.
Hiermede is onze taak van verslaggever afgedaan, en thans vragen wij de vrijheid om den wensch en de hoop uit te drukken, dat onze afdeeling haren werkking meer en meer moge uitbreiden en veel goeds moge stichten op 't gebied onzer Nederlandsche letterkunde.
De verslaggever schrijver,
J. Brans.
Brussel, 1 April 1888.
|
|