bekend, dat er, na aftrok der uitgaven van allen aard, nog ongeveer 700 frank in kas bleef.
Vervolgens bracht elke afdeeling, bij monde van haren voorzitter, beurtelings verslag uit over hetgeen er 's morgens in haar midden was verhandeld.
Het voorstel der Tooneelafdeeling om op kosten van het Taalverbond een repertorium te laten verschijnen van al de tooneelstukken, in Nederland sedert 1830 gedrukt, gaf aanleiding tot eene belangwekkende bespreking, waaraan de heeren Rooses, Van Beers, Sleeckx en de Mont deelnamen. De heer Van Beers pleitte voor eene lijst van speelbare stukken, terwijl de andere sprekers de moeilijkheid deden uitschijnen van het oefenen van critiek. Ten slotte werd het oorspronkelijk voorstel aangenomen, zoowel als dat, betrekkelijk het uitschrijven van prijskampen voor tooneelstukken.
De vraag, of het Taalverbond aan den Minister zou schrijven om de Folklore in te voeren op de kindertuinen en lagere scholen, vindt bij den heer Blockhuys geene ondersteuning. Hij is van meening, dat het zingen van volksdeuntjes en het verhalen van sprookjes in de kindertuinen strijdig is met het stelsel van Froebel, terwijl andere aanwezigen zijn gevoelen geenszins bijstemmen. Op verzoek van den heer Sleeckx, neemt eindelijk de heer Van der Cruyssen het woord en stelt voor, eerst eene verzameling verhalen, sprookjes, liederen, enz., samen te stellen voor kindertuinen en lagere scholen, en daarna den heer Minister het vertoogschrift te zenden. Na aanneming van dit voorstel bepaalde de vergadering nog, dat de zaak zou onderzocht worden door de afdeelingen Onderwijs en Volkskunde beide.
De heer Gustaaf D'Hondt wordt aangeduid om, namens het Taalverbond, op de algemeene vergadering van het Willems-Fonds, den 15n aprll te Antwerpen, de belangen der Antwerpsche muziekschool te komen bespreken.
Op voorstel van den heer Fredericq wordt er eene geldelijke bijdrage gestemd voor de uitgave van het Taalkundig Woordenboek van den heer De Vries, alsook eene voor de Zuid-Afrikaansche Vereeniging.
Vervolgens ontwikkelt de heer Fredericq zijn plan omtrent het