Jaarboek Gerrit Achterberg 1
(2001)– [tijdschrift] Jaarboek Gerrit Achterberg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 85]
| |
Ad Haans
| |
[pagina 86]
| |
bij interpunctiefoutjes (bijvoorbeeld bij dee'z in [15], en bij een vergeten punt in [59] en [128]), bij fouten tegen de werkwoords-spelling (bijvoorbeeld in [73] bekoort i.p.v. bekoord) en bij een gewone spelfout als tuschen [213]. De Bruijn heeft ingehouden in ‘Vrouw’ klaarblijkelijk niet als schrijf-, type- of zetfout beoordeeld. Wie echter al zijn ingrepen in de genoemde selectie bekijkt, ziet dat hij ook bij andere fouten ingreep, en wel bij fouten die, zoals hij zelf zegt, ‘geen betekenis toelieten’. Zo maakte hij van in (r. 4) en wordt (r. 6) in [205] respectievelijk is en woedt om zinvolle gehelen te krijgen. In de ‘Verantwoording’ zegt hij dat ‘alle lezingen die zelfstandig of in de gegeven context geen betekenis toelaten’ gecorrigeerd zijn en in het apparaat verantwoord.Ga naar eindnoot2 Helaas, de genoemde ‘geen betekenis toelatende’ lezing in ‘Vrouw’ heeft hij niet opgemerkt. Ik meen dat de omissie die ik signaleer enige schrik rechtvaardigt. Immers, met elke betekenis van ‘inhouden’ blijft de zin structureel problematisch, want er zijn drie zelfstandigheden rond dat werkwoord, namelijk ‘mijn duistere handen’, ‘u’ en ‘den ruisenden dood’, en dat is er eigenlijk één te veel, tenzij één van de drie als een bijwoordelijke bepaling kan worden opgevat. Achterberg heeft hier een zin gemaakt met ‘mijn duistere handen’ als subject, ‘u’ als object en ‘de ruisenden dood in’ als bijwoordelijke bepaling van richting. De dichter zegt dus: ‘Mijn handen houden u de ruisende dood in’ en dat is vergelijkbaar met de zin ‘Hij duwt haar de waterval in’ of ‘... de luchtstroom in’. De ans noemt ‘in’ in dit soort gevallen een achtergeplaatst voorzetsel en zegt over dergelijke constructies het volgende: Achtergeplaatste voorzetsels moeten onderscheiden worden van (soms gelijkluidende) woorden die deel van een (scheidbaar) samengesteld werkwoord zijn. Ze komen meestal voor bij werkwoorden van beweging. In de volgende voorbeelden is in in de eerste zin een achter- | |
[pagina 87]
| |
geplaatst voorzetsel, in de tweede zin een deel van het werkwoord inrijden: De zin die Achterberg gebruikt, is een lichte variant op: ‘Toen hebben mijn duistere handen u in den ruisenden dood gehouden’ (in = voorzetsel). Hier hebben we te maken met een bijwoordelijke bepaling van plaats. Bij bewegingswerkwoorden kan het voorzetsel ‘in’ zowel plaats als richting betekenen, het achterzetsel alleen richting. Achterberg geeft dus niet een plaatsbepaling, maar een richtings-bepaling, want hij gebruikt het achterzetsel. Eigenlijk kan zo'n achterzetsel alleen maar voorkomen bij bewegingswerkwoorden als ‘rijden’ of ‘fietsen’. Bij zo'n werkwoord laat het voorzetsel ruimte voor dubbelzinnigheid: in de voorbeelden (5) en (6) is dat duidelijk te zien. Elke Nederlander kent dit onderscheid, want als hij de voltooide tijd wil maken, moet hij uit verschillende hulpwerkwoorden | |
[pagina 88]
| |
kiezen. Bij een plaatsbepaling is dat ‘hebben’ en bij een richtingsbepaling is het ‘zijn’: (5) Hij heeft in Groningen gefietst, (bepaling van plaats, dus ‘hebben’) De Vooys zegt hierover in zijn Nederlandse Spraakkunst het volgende: Bij het duratieve aspekt, het voortdurend doen, het verkeren in een bepaalde toestand gebruikt men hebben b.v. ‘wij hebben de hele morgen gewandeld’; bij werkwoorden die de overgang van de ene toestand in de andere aanduiden - J.H. Kern koos daarvoor de term mutatieven - of een bereikt eindpunt (perfektieven) gebruikt men zijn: ‘wij zijn naar het bos gewandeld’.Ga naar eindnoot4 Dit onderscheid tussen duratief en mutatief aspect speelt natuurlijk ook een rol in het verschil tussen zinnetjes als ‘hij houdt haar in het water’ en ‘hij houdt haar het water in’. Hoewel ‘houden’ geen bewegingswerkwoord is, kun je wel iets ergens in houden, in ‘den ruisenden dood’ bijvoorbeeld. Je brengt het object erin en je houdt het erin. Dat is mijns inziens wat Achterberg zegt. Wie meent dat hij geen grammaticaal gefundeerde spelfout heeft gemaakt en de zin probeert te interpreteren met een van de betekenissen van het woord ‘inhouden’, loopt hopeloos vast. Peter de Bruijn had dat moeten opmerken. Maar zoals u ziet is er een uitvoerig grammaticaal relaas nodig om de ‘fout’ van Achterberg te beargumenteren. Het zij hem dus vergeven.
Ik heb in de eerste 250 gedichten van de hka, dus in de eerste tien jaren van Achterbergs dichterschap ongeveer, opmer- | |
[pagina 89]
| |
kelijke vondsten gedaan op dit syntactisch-morfologische terrein. Zo schrijft Achterberg in [21] over een ver kermisgerucht dat over zachte schemering heengedragen wordt. Je zou dan denken dat dat gerucht van hem weggevoerd wordt, maar nee, het komt naar hem toe. Dus wordt het gerucht niet heengedragen, maar over de zachte scheem'ring heen naar hem toe gedragen. Ook hier had De Bruijn mijns inziens moeten ingrijpen. In [55] dicht Achterberg over een vrede die uit pijn en wanhoop wordt weggeheven. Men zal dit laatste woord vergeefs in een woordenboek zoeken. Zelfs in het wnt is het onvindbaar.Ga naar eindnoot5 Ook hier dus hoogstwaarschijnlijk geen samengesteld werkwoord, maar een constructie met een achterzetsel: ‘uit pijn en wanhoop weg’, vergelijkbaar met: ‘over de huizen heen’. Dat Achterberg gewoon moeite had met het al dan niet aaneenschrijven van woorden kan blijken uit [102]: Ik ben geheel terug gekeerd. Hier lijkt ‘teruggekeerd’ beter; ‘terugkeren’ is immers een samengesteld werkwoord. Achterberg heeft er in geen van de acht latere versies een correctie op toegepast. Was hij wellicht slordig? In [155] verandert hij zich zelf in zichzelf, terwijl hij in [157] zichzelve omzet in zich zelve. Slordigheid? In ‘De bruid zingt’ [157] schreef hij aanvankelijk binnen voer en pas later binnenvoer. Misschien is onzekerheid een verklaring. In [192] maakt hij het helemaal bont door stil gestaan te veranderen in stilgestaan, dat weer in stil gestaan en tenslotte dat weer in stilgestaan. Achterberg was op het gebied van het aaneenschrijven geen rots van zekerheid. Dat blijkt ook uit [222]: onderste boven of ondersteboven; uit [232]: voor dat of voordat; en uit [240]: eigen beheer of eigenbeheer. Ik geef tot slot nog een voorbeeld van onzekerheid op het gebied van een constituent met achtergeplaatst voorzetsel zoals in ‘Vrouw’ en ‘De bruid zingt’. In het variantenapparaat van [209] staat: De nacht is om ons heengelegen. Achterberg wijzigt dat in: De | |
[pagina 90]
| |
nacht is om ons heen gelegen. De voorzetselconstituent bestaat hier uit een voorzetsel, een voornaamwoord en een achterzetsel. Kennelijk had Achterberg er moeite mee als de constituent een zelfstandignaamwoordgroep bevatte. |
|