| |
| |
| |
Aanteekeningen over eenige Drukkers van Maastricht.
In het vijfde deel der Publications de la société historique et archéologique dans le Duché de Limbourg hebben wij eenige bijzonderheden over den eersten drukker van Maastricht, Jacobus Bathenus, in het licht gegeven; sedert vonden wij, voornamelijk in de Raadsbesluiten dier stad, over sommige opvolgers van Bathenus het een en ander, dat ons wel der mededeeling waardig scheen.
Hoewel onze aanteekeningen door den Heer A.M. Ledeboer, die na zijn zoo belangrijk werk over de boekdrukkers, boekverkoopers en uitgevers in Noord-Nederland, thans eene alphabetische lijst van Boekdrukkers enz. zamenstelt, zullen worden opgenomen, hebben wij gemeend die niettemin ook in de Publicatiën te moeten laten afdrukken. In eene alphabetische lijst, een werk van zulken omvang als dat van den Heer Ledeboer waarschijnlijk zal worden, zullen onze aanteekeningen verspreid en als het ware verloren liggen, en zij komen bovendien dan slechts in de handen van enkele onzer stadgenooten.
Het is ons doel echter niet geweest eene volledige lijst der Boekdrukkers van Maastricht te leveren, zelfs niet alles
| |
| |
te geven wat welligt op het Stadsarchief over dit onderwerp te vinden is: onze bezigheden lieten ons daartoe geen tijd; wij hielden eenvoudig aanteekening van wat wij voor en na ontmoetten, en dit deelen wij hierbij mede. Mogten wij in 't vervolg nog meer belangrijke bijzonderheden over drukkers van Maastricht aantreffen, dan stellen wij ons voor die later mede te deelen.
H.P.H. Eversen.
BERTUS (LAMBERTUS), drukker der stad Hasselt, kocht in 1705 de drukkerij van Peter Boucher, en werd in diens plaats tot stadsdrukker aangesteld. Hij gaf op last en voor rekening der stad eene nieuwe uitgaaf der ‘Recessen’, benevens eene fransche vertaling daarvan in het licht. Den 13 December 1717 gaf de Raad hem vijftig rijksdaalders ten geschenk voor het uitgeven van een nieuwen, door hem aan den Raad opgedragen, Dictionnair. Lambertus Bertus schijnt in 1739 of in het begin van 1740 te zijn overleden. Den 25 Maart 1740 toch werd Henricus Landmeter bij tourbeurte van de Brabantsche (Staatsche) zijde tot Stadsdrukker in zijne plaats aangesteld.
BERTUS (DE WEDUWE LAMBERTUS) zette de zaak van haren echtgenoot voort. Daar de drukkers vaak twist hadden en klaagden, dat bij het drukken der Almanakken de één inbreuk maakte op de regten van den anderen, hem bij octrooi verleend, werd door de Commissarissen Deciseurs, bij besluit van den 25 October 1742, daartegen eene boete van tien goudguldens uitgeschreven. In dit besluit waren opgenomen de Almanakken, voor het drukken waarvan, ieder drukker octrooi had, altijd slechts voor den tijd van tien jaren. Aan de Weduwe
| |
| |
Bertus werd toen het uitsluitend regt gelaten en op nieuw vergund van te mogen drukken den Grooten maestrichter Calendrier of almanacken met haar Cleen maestrichter sackalmanakje en den Brabandschen almanak.
BERTUS (JOHANNES) was te Maastricht werkzaam in 1733. In dat jaar klaagde Hermanus Schepers, burger en bankier te Maastricht aan den Raad, dat Johannes Bertus, boekdrukker zich niet alleen veroorloofde hem op helder lichten dag aan zijne deur voor buffel, verrader, traiter, verklikker en bedrieger uit te schelden, maar zulks ook in een almanak had gedrukt. Schepers verzocht den Raad om voorziening. Deze stelde bij besluit van den 23 November 1733 de zaak in handen van den Hoogschout en beval tevens de 900 nog onverkochte exemplaren van den Almanak in beslag te nemen.
BOUCHER (EZECHIEL) schijnt zijne drukkerij in 1634 te Maastricht te hebben gevestigd. Den 12 Junij van dat jaar nam de Raad een besluit waaruit duidelijk blijkt, dat genoemde drukker onlangs op zijn verzoek vergunning had gekregen binnen deze stad zijne drukkerij te stellen. Men had, zoo als hier steeds gebruikelijk was geweest, eenige personen uit den Raad gedeputeerd, om toe te zien, dat niets gedrukt wierd tegen de beide Heeren en de stad, zonder prejudicie der kerkelijke censuren: en des niettemin hadden de Hoogschout en anderen van wegen den Bisschop van Luik geklaagd, dat Boucher gedrukt en uitgegeven had: ‘als gedruckt tot Luyck (soo als hy heeft gerichtelick ende opentlick bekendt) seeker mandement op den naeme van onsen voors. Gen. Heere van Luyck, medebrengende geconterfeytde onderteeckeninge van den Vicaris generael ende naeme van den drucker ordinaris tot Luyck met openbaere valsheyt in facto (sonder andersints alhier te letten op den inhoudt raekende de questie van Religie’). Om dergelijke
| |
| |
feiten voor het vervolg te voorkomen werd noodig geoordeeld ‘te meer omdat de voors. Ezechiel opentlick persisteert, dat hy al mochtte drukken wat hem gelieffde’, te bepalen, dat de voornoemde drukker in het vervolg niets meer zoude mogen drukken, dan nadat alvorens de stukken door de beide Hoogschouten of andere personen daartoe gedeputeerd zouden zijn onderzocht; altijd latende de kerkelijke censure aan de kerkelijke overheid van de religie des autheurs. Dit besluit werd genomen bij provisie en op nadere goedkeuring der beide Heeren.
Uit een dergelijk geval als het voorgaande blijkt, dat Ezechiel Boucher nog in 1650 zijne drukkerij te Maastricht had. Den 11 Augustus van dat jaar gaf de burgemeester de Grati aan den Raad te kennen, dat hem door den Rijngraaf was medegedeeld, dat te Maastricht door Boucher zoude gedrukt zijn en verkocht worden een libel lasterende de proceduren van den Bisschop van Luik en der justitie aldaar. De Raad overwegende dat geen oorlof was gegeven tot het drukken van dergelijk pasquile, deed de nog onverkochte exemplaren in beslag nemen en een onderzoek naar den schrijver instellen, waarvan den uitslag ons echter onbekend is.
BOUCHER (PETER) was stadsdrukker in 1680. In dat jaar bezorgde hij eene nieuwe uitgaaf der ‘Recessen’ reeds door Petrus van Ouwen in 1665 in het licht gegeven. Even als vroeger genoot de stadsdrukker toenmaals nog vrijdom van logering. Boucher werd bij besluit van den Raad van den 15 September 1698 in die vrijstelling gehandhaafd. In 1705 verkocht hij zijne drukkerij aan Lambertus Bertus.
BOUWENS (GUILIEMUS) was drukker te Maastricht in 1715. Den 11 Mei van dat jaar had Lambertus Bertus van de Commissarissen Deciseurs der beide Heeren octrooi ge- | |
| |
kregen voor het drukken van eenige werken met uitsluiting van alle andere drukkers. Bouwens beklaagde zich hierover bij rekwest aan den Raad, met verzoek dat dit octrooi mogt worden gemodereerd of gesuspendeerd, op grond dat zulk privilegie nooit was verleend. De Raad stelde de zaak in handen van de beide Burgemeesters ten einde die te schikken.
GHEEL (JAN VAN), gezworen drukker van Antwerpen, kreeg bij Raadsbesluit van den 16 September 1597 vergunning zich te Maastricht te vestigen, mits medebrengende certificatie van zijne reputatie. De Raad stond hem vrijdom van op wacht te trekken en van inkwartiering toe, doch geen salaris, zoo als hij verzocht had.
In 1600 werd bij Joannes Ghelij door Erasmus Ghoije, proost van het adelijk vrouwenstift te Houthem-St. Gerlach, een oud leven van den H. Gerlach getiteld: Vita beati Gerlaci Eremytae quam edidit Erasmus Ghoye praepositus Sti Gerlaci in 4o, in het licht gegeven.
Maastricht mogt zich niet lang in het bezit van dien eersten opvolger van Bathenus verheugen. Van Gheel kreeg in 1603 moeijelijkheden met Mr. Houbert Bouille, welsch schoelmeister, die een Vocabularium welsch en duytsch gemaakt en aan den Magistraat had opgedragen. De drukker wendde zich bij rekwest tot den Raad, die echter, dáár op het vocabularium beslag was gelegd, besloot partij tegen partij te stellen, en de zaak naar den bevoegden regter verwees. Jan van Gheel had tevens te kennen gegeven dat hij uit gebrek aan werk naar elders moest vertrekken en om tegemoetkoming verzocht. De Raad besloot hem bij zijn vertrek twee pond groot te geven.
GULPEN (GYSBERTUS VAN) was drukker te Maastricht in 1742, toen hem bij besluit der Commissarissen Deciseurs van den 25 October het octrooi gelaten werd van het
| |
| |
drukken van zijn Jagertje mitsgaders zijn Schepers- of Boeren Almanakje, terwijl hij en de weduwe Lambertus Bertus zouden mogen drukken, de één den Maastrichter waarzegger en de andere de Brabantsche Almanakken. Van Gulpen gaf daarop de laatstgenoemde almanakken in het licht, want in 1757 was hij in geschil met Hendrik Landtmeter, die de Brabantsche Almanakken drukte in strijd met het aan Van Gulpen verleend octrooi.
Den 26 Julij 1779 gaf Gysbertus Van Gulpen aan den Raad te kennen, dat hij door onbedachtheid en onwetendheid in de Gazette van Maastricht (in de Extraordinaire Gazette no 58 van den 17 Julij 1779) gesteld had een artikel van Parijs nopens Staatszaken, waarvoor hij van den Magistraat eene teregtwijzing had ontvangen en hem de uitgifte van zijn courant gedurende drie maanden was verboden geworden. Van Gulpen verzocht aan den Raad opheffing van dit verbod. Deze stelde de zaak in handen der ordinaire gedeputeerden.
GULPEN (J.P. VAN) werd den 20 Februarij 1780 door den Raad tot stadsdrukker aangesteld, op de baten en emolumenten daartoe staande, in de Luiker toerbeurte, welke plaats vacant was geworden door het overlijden van Henricus Landmeter. - Hij was uitgever van de fransche courant ‘Le Courrier de la Meuse’ zoo als blijkt uit een rekwest door hem den 16 Julij 1787 aan den Gemeenteraad gerigt. Van Gulpen geeft daarbij te kennen dat hij ingevolge octrooi van den 29 Augustus 1782, het drukken dier courant tot den 21 Julij 1787 heeft voortgezet, op welken dag hij tegen 12 uur een proefblad aan beide de Hoogschouten ter goedkeuring had gezonden, en toen hij daarop dien dag geen tegenbevel ontving, den volgenden dag zijn courant had uitgedeeld. Van Gulpen werd daarop echter in de Groote Societeit ontboden,
| |
| |
waar hij de Heeren vice-Hoogschout Van Slijpen en den President-Schepen Vignon vond, die hem, op grond dat een artikel van zijn courant, gedateerd La Haye 10 Juillet, beginnende Les Etats Généraux continuent en eindigende A ne point s'embarasser de ces vaines criailleries, direct strijdig was aan het hooge gezag en het respect aan den Souverein verschuldigd, de verdere uitgifte zijner courant verboden. Van Gulpen wijst er, onder overlegging van den origineelen brief op, dat hij zich de best mogelijke correspondentie bezorgd hebbende, die woordelijk had uitgegeven; dat hij niet had kunnen veronderstellen dat daar iets in was strijdig aan den Souverein of eene andere Mogendheid en dat hij ook geene waarschuwing van de Censores had ontvangen. Op grond van een en ander verzocht Van Gulpen in de uitgifte zijner courant te mogen worden gehandhaafd.
GULPEN (T. VAN). Den 1 December 1780 klaagde de weduwe van Hendrik Landmeter aan den Raad, dat T. Van Gulpen almanakken drukte en verkocht tegen het octrooi aan wijlen haren echtgenoot door Commissarissen Deciseurs in 1776 verleend. De Raad stelde de zaak in handen der Hoogschouten, die den 8 Januarij 1781 te kennen gaven, dat zij aan Van Gulpen hadden voorgeslagen zijne almanakken nog voor een jaar te drukken, mits daarin niet te plaatsen de Heeren Regenten der Landen van Overmaas en der Dorpen van Redemptie noch de lijst der Garnizoenen van den Staat, en dat de beide drukkers intusschen eene nadere interpellatie hunner octrooijen zouden vragen. De Raad keurde dit goed.
LANDMETER (HENRICUS) werd den 25 Maart 1740 bij tourbeurte tot stadsdrukker van de Brabantsche (Staatsche) zijde aangesteld in plaats van den overledene Bertus. Naauwelijks aangesteld kwam Landmeter in moeijelijkheden
| |
| |
wegens een stukje door hem in den almanak van 1741 of 1742 geplaatst tegen het Gemeentebestuur of de burgers van Tongeren. Eene aanteekening en een Index op de Raadsverdragen zegt: Wegens de Tongenaars tegen den razende duijvel. Eene klagt van die van Tongeren deed den Raad, den 27 September 1741, het besluit vernieuwen waarbij het aan de drukkers verboden was iets in hunne almanakken te stellen, tenzij met voorkennis der Hoogschouten. - Bij besluit der Commissarissen Deciseurs van den 25 October 1742 werd aan Landtmeter het uitsluitend regt toegekend tot het drukken van den Nieuwen naauwkeurigen Almanak, met verbod aan de overige drukkers van den Stads Engel (het Stadswapen) in hunne almanakken te stellen, en evenmin de Regering der stad of het Kronijkje, het eerste door Landmeter ‘geinventeerd’, zoo als het heet. Ook kreeg Landmeter octrooi tot het drukker van een franschen almanak van het zelfde formaat als den Nieuwen naauwkeurigen Almanak. H. Landmeter woonde in 1776 naast het Oud-Stadhuis.
LANDMETER (DE WEDUWE HENRICUS) zette de zaak van haren echtgenoot, die tusschen 1776 en 28 Februarij 1780 was overleden, voort als blijkt uit een geschil tusschen haar en den drukker T. Van Gulpen.
(Zie aanteekening over T. Van Gulpen).
LESSART (JACQUES DE), burger, boekhandelaar en drukker kreeg, bij besluit der Commissarissen Deciseurs van den 12 October 1716, octrooi tot het drukken van eenen kleinen almanak hebbende ten titel: Le petit Almenach Universel en werd bij besluit van den 25 October 1742 in het drukken daarvan gehandhaafd. In den almanak voor 1745 werd door hem een stuk geplaatst, dat eene klagt uitlokte van den heer Calkoen, haar Ho. Mo.
| |
| |
Minister aan het hof van Saxen. Haar Ho. Mo, schreven aan den Raad om inlichtingen over den schrijver en drukker van dat stuk, bevattende volgens haar Ho. Mo. eene beschrijving tot nadeel van verscheidene Mogendheden en natiën met haar Ho. Mo. in naauwe vriendschap en alliantie zijnde. De Lessart gaf, in den raad ontboden te kennen, voor, dat hij het artikel getrokken had uit een werk getiteld: Méthode abrégée et facile pour apprendre la Géographie par A.D. Fer in 8o. Dit werd aan Haar Ho. Mo. medegedeeld, en er bijgevoegd, dat de drukker zich niet gehouden had aan de bepaling, dat de stukken aan de goedkeuring der Hoogschouten moesten worden onderworpen. Haar Ho. Mo. gaven daarop, den 12 Mei 1745, nogmaals hunne groote indignatie te kennen, met bedreiging, dat bij herhaling Haar Ho. Mo. den drukker het effect van haar ongenoegen zouden doen gevoelen. Van een en ander werd door haar Ho. Mo. kennis gegeven aan den Heer Calkoen, benevens aan den Heer de Dieu ‘gaande als haar Ho. Mo. Extraordinair Ambassadeur naar het hoff van Groot Rusland, om soodanig gebruyk te maaken als zij zouden vinden te behooren’. Extract van haar Ho. Mo. Resolutie werd ook door den Agent van Byemont aan den Heere Grave Golowkin, extraordinair Ambassadeur en Plenipotentiair van Haare Majesteit de Keizerinne van geheel Rusland ter hand gesteld.
LESOIN (DANIEL) zoon van wijlen Abel Lesoin en Catharine van der Moesel, burger en drukker te Maastricht, professie doende der gereformeerde religie, verzocht bij rekwest octrooi om, met uitsluiting van alle anderen te Maastricht te mogen drukken en verkoopen eenige boeken en almanakken in dat rekwest aangehaald. Dit verzoek werd bij besluit van haar Ho. Mo., van den 12 Mei 1745, van de hand gewezen.
| |
| |
OUWEN (PETRUS VAN), stadsdrukker, schijnt zich in 1660 te Maastricht te hebben gevestigd, althans stond hem de Raad, bij besluit van 7 Augustus van dat jaar, een bedrag van 10 pattacons toe, dat hem beloofd was voor het transport zijner meubelen. In den aanvang van 1665, bij gelegenheid dat het Nieuwe Stadhuis, hetwelk de stad volgens het plan van den Haagschen bouwmeester Post, had laten bouwen, door den Raad betrokken werd, vereerde van Ouwen eenige verzen ter gelukwensching aan den Raad, en ontving daarvoor bij Raadsbesluit van den 5 October 1665, 10 pattacons. Hezelfde jaar gaf van Ouwen het Recueil der Recessen voor de Regeeringhe der Stadt Maestricht in druk, met die door Hillebrandt van Wouw, ook in 1665 te 's Gravenhage gedrukt, de oudste editie van dat werk. Een vijftigtal exemplaren werd bij besluit van 18 November 1666 door de stad overgenomen. Wij treffen van Ouwen na dien tijd niet meer aan; in 1680 was P. Boucher stadsdrukker.
ROMERS (PETRUS) gaf, bij rekwest van den 21 October 1737, aan den Raad te kennen, dat hij gedurende 30 jaar bij Bertus te Maastricht, te Parijs en elders zijn vak geleerd had, en met hulp zijner vrienden eene drukkerij had opgerigt; dat hij, meenende daartoe geregtigd te zijn, in 1735 den Gemeenen Almanak had gedrukt, die echter door Bertus, op grond van zijn octrooi, was in beslag genomen. Hij, Romers, had daarop octrooi gekregen tot het drukken van den Bosscher Almanak, doch ook hiertegen kwam Bertus, die reeds den grooten en kleinen Maastrichter Almanak, den Maastrichter waarzegger en den Brabandschen Almanak drukte, in verzet, ook op grond dat Romers sommige rubrieken overnam. Romers verzocht daarom den Raad tusschenbeide te willen treden, om te beletten, dat hij geheel te gronde wierde
| |
| |
gerigt. De Raad stelde de zaak in handen der Heeren Gedeputeerden om beide partijen tot een vergelijk te brengen. Bij besluit van de Commissarissen-Deciseurs, van den 25 October 1742, werd Romers gehandhaafd in de uitgaaf zijner Bosscher Almanakken, mits daar niet in stellende de vacantie der stad, verandering makende in de figuren en zich onthoudende van het gebruik der figuren van den Brabantschen Almanak, voor zoo verre die in den Bosscher Almanak niet gevonden werden. Ook zoude Romers mogen uitgeven den Klugt Almanak; mits daar in niets stellende uit den Almanak van Bertus. In Januarij 1740 huurde Romers van de stad het huis de Salm in de Brugstraat, bij de Brug, een paar jaar vroeger tot verbreeding dier straat aangekocht.
|
|