Jaarboek Monumentenzorg 2004. Op weerstand gebouwd. Verdedigingslinies als militair erfgoed
(2004)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 192]
| |||||||||
Ideaalplan van een Duits militair vliegveld, anno 1939. De technische gebouwen liggen bij het rolveld, de personeelsonderkomens op enige afstand daarvan, maar beide zo veel mogelijk gedekt door opgaand groen. Bron: W. Schmidt, 2000.
| |||||||||
[pagina 193]
| |||||||||
Fliegerhorst Deelen
| |||||||||
Deelen en Schaarsbergen twee uitgelezen locatiesDe aanleg van een groot militair vliegveld in de nabijheid van het gehucht Deelen - Fliegerhorst Deelen - was in hoofdzaak het gevolg van vier factoren:
Met name de punten twee en drie zijn van belang in verband met de waardering van relicten van het vliegveld en daar zal de aandacht hier dan ook in de eerste plaats naar uitgaan. Vliegveld Deelen werd circa tien kilometer ten noorden van Arnhem aangelegd in een groot heidegebied, op ongeveer 45 m + NAP. De relatief vlakke, stevige zandbodem vergde weinig grondverzet en was dus gemakkelijk aan de eisen aan te passen. Aan de noordoostzijde van het vliegterrein bevindt zich een tot ruim 80 m + NAP oprijzende hoogte - een ‘top’ binnen dit in de voorlaatste IJstijd ontstane stuwwallengebied - waarlangs van oudsher het gehucht Deelen was gevestigd. Deelen - niet voor niets ook ‘Kop van Deelen’ genoemd - kon door deze aanzienlijk hogere ligging een natuurlijke ‘verkeerstoren’ zijn. Het plaatsje omvatte niet veel meer dan een tiental boerderijtjes, huizen en een herberg, waarvan de meeste langs een naar zuidwest dalende weg. Verder omvatte de nederzetting een aantal door windsingels begrensde akkers- en weilanden. Deelen was van oudsher een lokaal ‘knooppunt’ van karrensporen over de oostelijke Veluwe, waarvan er enige in de loop van de 19de en in de eerste helft van de 20ste eeuw werden rechtgetrokken en/of verhard, waardoor ze strakke lijnen in het landschap werden. Rechte lijnen kenmerken eveneens het dorp Schaarsbergen. Drie kilometer ten zuiden van Deelen lag halverwege de 19de eeuw de ongeveer oost-west gerichte Koningsweg waarlangs vanaf die tijd een aantal grote ontginningen, productiebosaanplantingen en stichtingen van landgoederen plaatsvond. Een van de eerste ontginningen - overigens daterend uit de 17de eeuw - grensde aan de Kemperberg; de meeste andere kwamen ten oosten daarvan tot stand. Omstreeks 1900 waren er zo al heel wat (ontginnings)landgoederen, (pacht)boerderijen en landarbeidershuizen. Vooral ten noorden van de Koningsweg zijn de ontginningen uitgevoerd met de | |||||||||
[pagina 194]
| |||||||||
landmeter als leidsman, en met name Vrijland was hier zeer opmerkelijk: dit goed kreeg een rechthoekig lanenstelsel met daarin vele door groen omzoomde compartimenten.Ga naar eind2 Ten zuiden van de weg bleven bij enige landgoederen temidden van de bossen enkele grote oppervlakten niet in cultuur genomen heidegronden met een savanneachtig karakter bestaan. In het begin van de 20ste eeuw kwamen daarop - voor extensief gebruik - een groot golfterrein, een ovale paardenrenbaan en een vrijwel cirkelvormige wildjachtbaan (‘Het Rad’) tot stand. Zowel bij Deelen als rond Schaarsbergen hadden de wegen en/of ontginningen rond 1900 een vooral door rechte lijnen bepaald karakter, dat zich uitte in een geometrisch kaartbeeld, met hierin vele (vrijwel) haakse hoeken, afgewisseld met een aantal diagonalen - een fenomeen waarvan de Duitse bezetter later dankbaar gebruik heeft gemaakt. Officieus wordt aangenomen dat de Duitsers goed op de hoogte waren van de situering en de toestand van de vliegvelden toen zij Nederland op 10 mei 1940 binnenvielen. Zo wisten ze zonder twijfel dat de Kemper Heide vanaf 1910 onder meer als (sport)vliegterrein fungeerde en verder moeten zij goed hebben beseft dat Deelen en Schaarsbergen in de directe nabijheid van een belangrijke spoorverbinding naar het Duitse achterland lagen.Ga naar eind3 Tezamen met de boven al genoemde punten kan de keuze van dit terrein voor de aanleg van een vliegveld dus niet zo moeilijk zijn geweest. De meeste Nederlandse vliegvelden waren bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog overigens in een twijfelachtige conditie en op last van de Minister van Oorlog dienden ze bij een aanval op ons land totaal onklaar te worden gemaakt. In het geval van Vliegveld Kemperheide hield dit in: omploegen van het terrein en vernietigen van de toch al uiterst sobere voorzieningen.Ga naar eind4 Erg veel heeft dit evenwel niet uitgehaald: nauwelijks had Nederland gecapituleerd of de voorbereidingen voor herinrichting van het vliegveld waren in volle gang. Van heinde en verre kwamen (werkzoekende) Nederlandse arbeiders opdraven om de geplande werken uit te voeren en binnen een half jaar - dus nog in 1940 - waren twee van de drie startbanen gereed, terwijl verder onder meer gedeelten van drie gebouwencomplexen en enige hangars tot stand waren gebracht. Ten behoeve van de aanleg van het vliegterrein werd ongeveer 2000 ha van het aangrenzende Nationale Park de Hoge Veluwe geannexeerd, wat het begin van tot op heden voortdurende botsingen met de omringende natuur betekende.Ga naar eind5 De annexatie had onder meer ten doel de bosrand binnen het vliegterrein te brengen en zo de camouflagemogelijkheden voor de vliegbasis optimaliseren. Hierover straks meer. | |||||||||
Heimatschutz of Luftschutz?In de Nederlandse literatuur over de aanleg van vliegvelden in de jaren 1940-'45 wordt vaak uitdrukkelijk melding gemaakt van de toepassing van de zogenoemde ‘Heimatschutzstil’ of ‘Heimatschutz-Architektur’ voor de bebouwing van deze complexen.Ga naar eind6 De naamgever, de Deutscher Bund Heimatschutz, ontstond in het begin van de 20ste eeuw en ontwikkelde zich als een bond van ruim 20 regionale organisaties op gebied van cultuur-, monumenten-, natuur- en landschapsbescherming.Ga naar eind7 Na de Eerste Wereldoorlog ontstond via opkomende nationalistische en conservatieve tendensen een afkeer van het moderne bouwen en wonen plaats, wat leidde tot de opkomst of versterking van traditionalistische bouwstijlen. Zulke stijlen - het ging om een reeks van locale of regionale karakteristieke vormen en niet om één Duitse stijl - werden door de bond sterk gepropageerd. Na 1933 vond een snelle nazificatie van de Bund Heimatschutz plaats, maar propagandistische - en zeker niét inhoudelijke - aspecten speelden hierbij een hoofdrol.Ga naar eind8 Het als eigen handelsmerk van het nazistisch bouwen hanteren van zoiets als een Heimatschutzstil was dus minder regel dan wel eens wordt gedacht en heel vaak negeerden de Nazi's de ideeën van de Heimatschutztraditionalisten zelfs.Ga naar eind9 In de praktijk was bouwen volgens Duitse tradities door de Nazi's eerder uitzondering dan regel. Traditionalisme was vooral het domein van het burgerlijke bouwen, waar de Reichsbund Volkstum und Heimat wel de scepter zwaaide. Het moet gezegd dat onder invloed van de bond in het burgerlijke bouwen regelmatig een zekere ‘musealisering’ van het verleden plaatsvond, gepaard gaand met (kunsthistorische) vervalsing en met propaganda voor het Naziregime.Ga naar eind10 Met name de propagandistische uitglijders hebben zowel in Duitsland als daarbuiten bijgedragen aan de vereenzelviging van de Heimatschutzstil met nazistisch bouwen. Hier staat tegenover dat traditionalistisch bouwen in de jaren | |||||||||
[pagina 195]
| |||||||||
'30 een internationale trend was, die in Nederland tot het ontstaan van de Delftse School heeft geleid. Heimatschutzstijlen waren dan ook geen ‘exportproduct’, maar hoogstens varianten van een bredere, internationale architectuurstroming.Ga naar eind11 De bouwproductie kreeg vanaf 1933 een absolute voorrang boven de bouwideologie en omdat aanleg van wegen, industrialisering, defensie en bewapening centraal stonden, waren beton en staal dominant als bouwmaterialen. Binnen het geldende vierjarenplan bestond met name veel ruimte voor de militaire bouwopdracht en daar werd nauwelijks naar stijl gekeken. Er werden steeds meer jonge, recent opgeleide architecten ingeschakeld en het is niet verwonderlijk dat daarmee ook de onder de Nationaal-Socialisten ontworpen legeronderkomens veel ‘moderner’ waren dan de oudere.Ga naar eind12 Het moderne uitte zich onder meer in voorzieningen, materiaalgebruik en situering en uiteraard ook in de architectuur van in- en exterieur. Wat bij dit alles wel bleef was het hoog opgaande, ‘steile’ dak - hetzij als (ingezwenkt) zadeldak (met wolfseinde), dan wel in de vorm van schilddaken, maar het was zeker niet de hand van een ‘gelijkgeschakelde’ Heimatschutz die hierbij leidend was. Er zijn bovendien geen (militaire) voorschriften op dit gebied bekend en het is dus maar de vraag of er constructieve, traditionalistische of historischesthetische redenen waren voor toepassing van zulke dakvormen bij de kazernegebouwen en andere onderkomens voor de strijdkrachten binnen Duitsland en - vanaf het uitbreken van de oorlog - ook daarbuiten.Ga naar eind13 Ook voor wat betreft de camouflage - in het Duits ‘Tarnung’ en later ‘Luftschutz’ genoemd - bestonden geen expliciete voorschriften, al is er wel in versluierde vorm over gepubliceerd. Zo dienden militaire bouwwerken zo veel mogelijk beschut te liggen en/of in groen te worden ingebed. Hiernaast mochten ze niet in helle kleuren worden uitgevoerd,Ga naar eind14 maar in de praktijk werd hieraan echter maar weinig gevolg gegeven. Er is wel geopperd dat de Duitsers zich tot 1940 heer en meester in het luchtruim waanden en weinig rekening hielden met aanvallen. De beoogde ‘Blitzkrieg’ zou iedere tegenaanval immers uitsluiten. Blijkens een aanzienlijk aantal eigentijdse foto's bestond de bedoelde natuurlijke camouflage enerzijds uit niet veel meer dan jonge aanplant, terwijl er anderzijds zelfs meer dan eens boomgroepen zijn
Heimatschutz of Luftschutz? Anders gezegd: gaat het hier om ‘stijl’ of om camouflage? Foto auteur.
gekapt om plaats te maken voor legerinrichtingen. Een spreker op een der Heimatschutzcongressen waagde het zelfs een opmerking over de slechte landschappelijke inpassing van militaire bouwwerken te maken.Ga naar eind15 Wellicht doelde hij op de tientallen kilometers lange, in beton uitgevoerde linies die voor vriend en vijand zichtbaar waren op de Autobahnen. Was enerzijds de Heimatschutz dus niet dominant in het bouwen voor het Duitse leger, aan de andere kant vormde ook de ‘Luftschutz’ - de camouflage tegen waarneming vanuit de lucht - geen zwaartepunt. Er was echter één belangrijke uitzondering: het bouwen voor de Duitse luchtmacht - de Luftwaffe. | |||||||||
Luftwaffe als uitzonderingTot in de 20ste eeuw was camouflage van de opstandGa naar eind16 (‘Tarnung’) een belangrijk punt bij de bouw van militaire objecten. Met de komst van het vliegtuig en de luchtfotografie veranderde dit echter. Het moeilijk herkenbaar maken van vliegterreinen vergde een heel andere aanpak dan die van forten, kazematten of zelfs zeeschepen. De Duitsers, met hun vermaarde optische industrie, beseften dat maar al te goed en dus zochten zij voor militaire vliegvelden locaties die van nature zo veel mogelijk ‘luchtdekking’ bezaten. Een ‘rolveld’ - het eigenlijke vliegterrein - was vanwege de start- en landingsbanen uiteraard het moeilijkst te verbergen. Nergens mocht enige bebouwing of hoog opgaande begroeiing in de weg staan, waardoor een rolveld een uiterst opvallend, open terrein zou worden. Het in gebruik nemen of | |||||||||
[pagina 196]
| |||||||||
in gebruik houden van de betrokken gronden voor agrarische doeleinden was dan ook een belangrijke optie om zo veel mogelijk ‘verdachte’ vormen en structuren te verdoezelen. Ook grotere technische onderkomens, zoals hangars en loodsen, waren moeilijk te verbergen. Deze mochten niet al te ver van het rolveld worden gebouwd, daar ze bereikbaar moesten zijn voor de vliegtuigen, maar ze dienden toch zo weinig mogelijk zichtbaar te zijn. Onder meer door reeds aanwezige, hoog opgaande bomen in het ontwerp op te nemen, kon aan deze eis worden voldaan. Op een Duits ideaalplan voor militaire vliegvelden uit het jaar 1939 is een en ander goed te zien.Ga naar eind17 Men achtte het intussen belangrijk dat de technische gebouwen een functionele vormgeving hadden en dat ze rationeel geconstrueerd konden worden. Echter: naarmate deze groter werden uitgevoerd, waren zulke gebouwen wel steeds moeilijker te camoufleren.Ga naar eind18 Het ideaalplan laat ook de verdere structuur van zo'n gecamoufleerd vliegveld zien. Het toont op enige afstand van het rolveld de officiersonderkomens en de manschappenverblijven - apart van elkaar, maar beide onder dekking van een bosachtige omgeving. De architectuur was onder invloed van de opvattingen van opperbevelhebber Hermann Göring vaak relatief modern. Het feit dat luchtvaart en vliegvelden jonge fenomenen waren, speelde hierin uiteraard een rol: er bestond nog nauwelijks een ‘vormcanon’. Bouwexperimenten en decoratieve elementen - al dan niet in Nazi-traditieGa naar eind19 - werden binnen Duitsland, zeker in het begin, niet gemeden. Hiernaast kregen veel gebouwen ook kenmerken van de plaatselijke bouwtrant, onder andere in de vorm van (hoek)kettingblokken, getoogde gevelopeningen en vooral van verschillende typen hellende daken, daar het bouwen voor de Luftwaffe toch in de allereerste plaats was bedoeld om níet op te vallen. Dittrich stelt dan ook dat luchtverdedigingsaspecten leidend waren en dat een weinig bevolkte en flink beboste omgeving favoriet was. Voor de aanleg van wooncomplexen bij militaire vliegvelden werd gemikt op een dorpse plattegrond en een landelijke uitstraling. Verder werden ze aangepast aan de lokaal aanwezige bouw- en nederzettingsvormen. Het eventuele ontstaan van tuinwijkachtige structuren was hierbij geen vooropgezet doel; uitsluitend militaire afwegingen speelden een rol bij de aanleg - wat wil zeggen: camouflage of Luftschutz stond centraal.Ga naar eind20 Mede in verband hiermee waren de onderkomens kleiner dan die voor de Wehrmacht en tevens waren de kampementen voor de Luftwaffe vanwege hun meestal geïsoleerde ligging gewoonlijk aanzienlijk rijker uitgerust met voorzieningen. Zo konden een restaurant, een Kasino (=vermaakcentrum), een tennisbaan of een (openlucht) zweminrichting er deel van uitmaken, maar eventueel ook een stalhouderij, een (film)theater of bredere sportfaciliteiten.Ga naar eind21 Niet zonder reden werden de kampen wel als échte dorpjes ervaren. | |||||||||
De kampementen rond DeelenDe omstandigheden op en rond de Kemper Heide waren perfect aan het genoemde ideaalplan en de al opgedane ervaringen aan te passen. Er werd dan ook direct een begin gemaakt met de aanleg van een vliegveld. De Duitsers maakten in mei 1940 het tegen de heuvel gelegen gehucht Deelen vrijwel geheel met de grond gelijk, waarna ze direct een nieuwe plattegrond voor de nederzetting realiseerden. Het enigszins lineaire gehucht werd omgevormd tot een T-vormige kern, bestaande uit enkele tientallen, deels rond een open veld, ‘neergestrooide’ groepen gebouwen met functies op het gebied van commando en luchtverkeersleiding. Vrij zicht op de drie startbanen was essentieel, maar een hoge, als zodanig herkenbare commandotoren was hier niet nodig. Zo'n toren bracht risico van ontdekking met zich mee - en dus een vergrote kans op luchtaanvallen. Daarom werd een onopvallend gebouw geplaatst en bovendien is een ‘losse’ dorpsinvulling temidden van bestaande akkers en weiden gerealiseerd, die bij eventuele luchtfotoanalyse de suggestie van een organisch gegroeide kern moest oproepen en daarmee het luchtvaartterrein van bombardementen of beschietingen diende te vrijwaren. Vrijwel alle gebouwen werden wat betreft vormgeving met ditzelfde oogmerk aangepast aan de locale traditie: ze omvatten één bouwlaag en zijn voorzien van zadeldaken of daken met wolfseinden, terwijl ze werden uitgedost met in zandlopermotief of in rechthoekige vorm, groen en wit geschilderde luiken. De aangebrachte luiken waren echter bomscherfvrij uitgevoerd in twee om dik plaatstaal en de beschildering - hoe dan ook een aandachttrekker op de overigens onopvallende, agrarisch ogende | |||||||||
[pagina 197]
| |||||||||
bebouwing - was dus als camouflage aangebracht.Ga naar eind22 Bij een bezoek aan het vliegveld, in mei 2004, verklaarde de toenmalige eerste commandant, Wolfgang Falck, dan ook dat er bij de bouw geen sprake is geweest van gerichte Heimatschutzinvloed, maar dat er wel uitdrukkelijk werd gecamoufleerd. Voor andere bij het vliegveld horende militaire nederzettingen gold in principe hetzelfde, al werd er op heel andere wijze gebruik gemaakt van de specifieke kwaliteiten van hun locatie. Hier werd namelijk camouflage door het nederzettingstype en de bouwvormen in de bosrijke omgeving toegepast. De beide legerplaatsen Großes- en Kleines-Heidelager - nu Groot en Klein Heidekamp - werden respectievelijk ingericht voor manschappen en officieren. Beide lagen ten zuiden van de Koningsweg, in de nauwelijks in cultuur gebrachte gronden van en nabij de ronde wildbaan en op het golfterrein. De geknikte en licht gebogen wegen en de rondom brinkjes gesitueerde gebouwen sloten hier goed aan bij de vooraf bestaande vormen in het terrein en de landschappelijke camouflage moet vanuit de lucht sterk misleidend zijn geweest. De illusie werd gecompleteerd door de gevarieerde bouwvolumes en plattegronden en ook hier door scherfvrije, groen en wit beschilderde luiken. Een aantal garages werd voorzien van roldeuren en verder waren ze zodanig uitgevoerd dat ze een niet-militaire functie uitstraalden. Op het noordelijk van de Koningsweg en dichter bij het eigenlijke vliegveld gelegen, vroegere landgoed, maar vanaf de jaren '20 als kloostercomplex ingerichte Vrijland(-Noord) werd de nieuwe bebouwing ingepast in de rechthoekige structuur - ten dele onder toepassing van ingesnoerde dakvormen, die bepaald niet Gelders oogden. Een deel van de panden is in twee bouwlagen en ook wat grootschaliger uitgevoerd en er verrezen bovendien hangars. Bij oppervlakkige vergelijking van luchtfoto's en vooroorlogse kaarten zou echter ook hier amper argwaan aan de dag treden - hoopten de Duitsers. | |||||||||
Het rolveld van DeelenHet moeilijkst te verhullen gedeelte van het vliegveld waren de rolvelden met de startbanen en in iets mindere mate ook de rolbanen.Ga naar eind23 Een deel van het vliegterrein bleef visueel bij het feitelijk gesloopte gehucht Deelen behoren, zoals te zien is op een geallieerde luchtfoto van 3 september 1944.Ga naar eind24 De gronden waren voor de oorlog het landbouwareaal van Deelen, maar ze maakten vervolgens in feite vooral deel uit van de camouflage, want het is niet aannemelijk dat er veel agrarisch bedrijf werd uitgeoefend aan de voet van het commandocentrum. De toen circa anderhalve kilometer lange startbanen waren zo gericht dat opstijgende toestellen maximaal profijt konden trekken van de wind. Dit betekende dat de (hoofd)baan ongeveer van noordnoordoost naar zuidzuidwest liep, opdat tegen de zuidwestenwind in gestart zou kunnen worden. Twee andere banen stonden er schuin op en samen vormden ze een stelsel start- en landingsbanen dat er van bovenaf uitzag als een naar rechts gekantelde letter A, waarvan de dwarsbalk naar het zuidzuidwesten wees.Ga naar eind25 Er was de bezetter uiteraard veel aan gelegen deze A-structuur aan de aandacht van piloten, fotografen en luchtfotoanalisten te doen ontsnappen, waarbij ingrijpende middelen niet zijn geschuwd. Allereerst werd echter gebruik gemaakt van de bestaande terreinomstandigheden, zoals het aanwezige wegen- en verkavelingspatroon. Anders dan in het westen van het land, met zijn vaak eeuwen oude structuren, was het vanaf de 19de eeuw vooral met rechte lijnen en diagonalen doorsneden, maar verder grotendeels onontgonnen zuidelijk Veluwegebied een lastig te interpreteren terrein. Uitgestrekte heidevelden, essencomplexen, kampontginningen, (exploitatie)bossen en zandverstuivingen wisselden elkaar hier af, maar dankzij het feit dat vergelijkbare landschappen in Duitsland op ruime schaal voorkwamen, had de bezetter geen moeite met de aanpak. De circa 50 m brede, aan weerszijden door 25 m brede, verharde bermen omgeven startbanen werden visueel ingebed in het vooraf bestaande wegenstelsel.Ga naar eind26 Eventuele ‘scherpe kanten’ en/of vreemde contrasten in het landschap en schaduwlijnen van objecten werden door middel van beschildering van de banen en via het spannen van netten verzacht.Ga naar eind27 Ook het op grote schaal aanpassen van de verkavelingsstructuur en de inrichting of het wijzigen van het grondgebruik maakten deel uit van de camouflagestrategie, die ten doel had het vliegveld in het omringende landschapsmozaïek in te passen. Op de niet of nauwelijks in cultuur genomen Kemper Heide vonden zo vanaf mei 1940 grote landschappelijke ingrepen plaats. Hierbij werden er greppels gegraven en een verkaveling gerealiseerd | |||||||||
[pagina 198]
| |||||||||
Geallieerde luchtfoto van Deelen, april 1943. Midden boven de gecamoufleerde start- en landingsbanen, die samen een gekantelde letter A vormen. Daaronder de in het begin van de oorlog ontgonnen, verkavelde en in cultuur genomen heidegronden. Bron: M.E. Peters, 19982.
Voormalige locatie van een vliegtuigstalling, nu ingericht als picknickplaats. Een bord met enige uitleg zou hier niet misstaan. Foto auteur.
en uiteraard is het grondgebruik aangepast, wat wil zeggen: geïntensiveerd. Zo is bekend dat er - naast alle nep - in elk geval wel échte gewassen op het vliegveld werden geteeld en dat er échte schapen zijn gehoed. Deze dieren werden gehouden met het drieledige doel van een levende, agrarische dekmantel, als manier om de gronden productief te maken - dus voor wolleverantie - en om het gras en de heide kort te houden.Ga naar eind28 Akkerbouw blijkt onder meer uit een uit de oorlogstijd daterende foto waarop roggeschoven, (vermoedelijk) aardappelplanten en een als boerderij vermomde hangar met een vliegtuig te zien zijn.Ga naar eind29 Verder is op een luchtfoto uit 1943 een kavelstructuur te zien die, te oordelen naar de verschillende grijstinten (= gewassen), bedoeld was om de ‘ingeweven’ startbanen aan de aandacht te doen ontsnappen.Ga naar eind30 Waar de natuur een handje hielp, was de camouflage van de ‘rolbanen’, zoals gezegd, iets minder moeilijk. Rolbanen, ongeveer 15 m brede, rond het terrein lopende, verharde wegen die de koppen van de drie startbanen verbonden, werden zo veel mogelijk aan de bosranden getraceerd, waardoor ze relatief onopvallend waren. De vliegtuigen taxieden via de | |||||||||
[pagina 199]
| |||||||||
Naoorlogse situatieschets van Klein-Heidekamp (I) en Groot-Heidekamp (r). Verder zijn nog duidelijk herkenbaar de voormalige, ovale paardenrenbaan, de ronde jachtwildbaan en, rechts, het vroegere golfterrein. Bron: coll. Vossebeld.
rolbanen naar de startplaatsen en soms werden ze erlangs opgesteld.Ga naar eind31 Dit opstellen gebeurde vaak in zogenoemde ‘Splitterboxen’Ga naar eind32 - slechts met camouflagenetten overdekte, door aarden wallen omgeven bomscherfvrije vliegtuigstallingen - waarvan er aan het zuidelijk en zuidwestelijk deel van de rolbaan enkele nog goed herkenbaar zijn. Ook de rolbaan zelf is hier deels nog vrij goed intact en omdat dit gebied gewoonlijk vrij toegankelijk is, kan elke geïnteresseerde er zijn licht opsteken. | |||||||||
De 21ste eeuw inZowel van Deelen en Groß- en Klein-Heidelager, als van Vrijland bestaat nog een aanzienlijk gedeelte van de uit de bezettingstijd daterende bebouwing, maar de conserveringstoestand en de authenticiteit verschillen nogal. De stedenbouwkundige aanleg - in feite de toen beoogde camouflage - is echter nog opmerkelijk gaaf en juist op dit punt bezitten de nederzettingen nu complementaire karakters. Er is immers sprake van een drietal, qua opzet en aanpassing aan de terreinomstandigheden sterk van elkaar verschillende typen nederzetting: één waarbinnen de derde dimensie | |||||||||
[pagina 200]
| |||||||||
Ten behoeve van de aanplant van jong groen deels opgebroken rolbaan. Foto auteur.
een bijzondere rol speelt, een tweetal waarin een gesuggereerde natuurlijke of organisch gegroeide plattegrond centraal staat en een vierde, die wordt gekenmerkt door overduidelijk door mensenhanden bepaalde, geometrische vormen en structuren. Deze tot op heden onderbelichte aspecten van de kernen vormen binnen onze Duitse oorlogsnalatenschap goede aanknopingspunten voor hun verdere gebruik en ontwikkeling. Verder betekenen de nabijheid van het grootstedelijk milieu van Arnhem c.a. en de natuurwaarden van de (Hoge) Veluwe dat Vliegveld Deelen een overgangsgebied of perifere zone vormt tussen stad en groen. Hierin liggen aanknopingspunten voor eventueel verkeersarm verder gebruik van de relicten, maar er zijn nog veel meer mogelijkheden.Ga naar eind33 De relatief kleine schaal van de meeste panden brengt mee dat ze vrij eenvoudig afzonderlijke bestemmingen kunnen krijgen, wat een voordeel bij hergebruik kan zijn. Zo zouden voor het hoog gelegen Kop van Deelen wellicht bestemmingen gevonden kunnen worden die enigszins aansluiten bij het vliegveldverleden.
Een als boerderij vermomd militair bouwwerk naast een onmiskenbaar als militaire bunker gebouwd object, beide op de Kop van Deelen. Foto auteur.
Dit kan bij voorbeeld door het bestaande Museum '40-'45 te Schaarsbergen, dat is gewijd aan de Slag om Arnhem, hierheen te verplaatsen en te integreren met de permanente expositie over Vliegveld Deelen in ‘gebouw 20’, aan de huidige Hoenderloseweg. Verder kan hier ook worden ‘geactualiseerd’ door aandacht te schenken aan de voorbije en vermoedelijk snel vergeten Koude Oorlog, die eveneens sporen op het vliegveld naliet. Ook zou een aantal gebouwen op de Kop van Deelen benut kunnen worden voor (amateur)waarnemingsdoeleinden, zoals een sterrenwacht, een vogeltrekobservatorium, een meteorologisch observatorium, enz. Hergebruik van de beide Heidekampen zou heel anders vorm kunnen krijgen. Uiteraard zijn er beperkingen door de (annexe) Oranjekazerne, maar de nabijheid van de autosnelwegen A12 en A50 biedt juist kansen. Vooral Groot-Heidekamp, dat in feite deel uitmaakt van het kazernecomplex, bezit met een aantal ruime onderkomens een potentieel aantrekkelijke vergader- en trainingsaccomodatie - eventuele sporttraining niet uitgezonderd. (Fysieke) training van brandweer, politie of andere (semi-) overheidsdiensten is door de paviljoensstructuur van Groot-Heidekamp binnen of buiten kazerneverband realiseerbaar, waarbij opslag van materialen in de bestaande garages kan plaatsvinden. Klein-Heidekamp is veel intiemer en kan als retraitecentrum, maar eventueel ook als recreatie- of vakantiedorp functioneren. In beide gevallen geldt dat de resten van | |||||||||
[pagina 201]
| |||||||||
Geallieerde kaart van Deelen uit 1944, mede samengesteld op basis van vooroorlogs Nederlands materiaal. Het vliegveld kon inmiddels vrij gedetailleerd worden weergegeven. Bron: M.E. Peters, 19982.
de camouflage als specifieke waarde van het terrein beleefd kunnen worden en dat kaalslag en verdere verdichting zo veel mogelijk vermeden dienen te worden. Vrijland-Noord ligt noordelijk van de Koningsweg tegen het vliegterrein. Omdat het relatief goed bereikbaar is en enige grote objecten (hangars) omvat, is het wellicht moeilijk hiervoor een verkeersluwe bestemming te vinden. Opslag van (verkeers)materialen van provincie of Rijkswaterstaat of een andere (semi-)overheid is denkbaar, maar eventueel ook handhaving van militaire functies, ten dienste van het nabije oefenterrein. Ook is er de mogelijkheid van de vestiging van atelierwoningen voor kunstenaarsGa naar eind34, terwijl voor elk van de complexen een bestemming in de sfeer van jongerenopvang of werkervaringsplaatsen denkbaar is.Ga naar eind35 De gemeente Arnhem heeft besloten enige gedeelten van het vliegterrein terug te geven aan de natuur.Ga naar eind36 Actief ingrijpen heeft inmiddels tot gevolg gehad dat stukken van de rolbaan zijn uitgegraven en zijn voorzien van opgaande beplanting. Dit betekende dat een typerend aspect van het vliegterrein - de gecamoufleerde rolbaan - werd ‘geretoucheerd’, dus letterlijk van de topografische kaart geveegd, maar ook uit het cultuurlandschap werd verwijderd. Uit | |||||||||
[pagina 202]
| |||||||||
krijgshistorisch en cultuurhistorisch perspectief beschouwd is dit te betreuren, te meer daar Deelen goed aan het oude ideaalmodel beantwoordde en juist dit stuk van het terrein niet aan de latere Navo-eisen was aangepast. Hetzelfde geldt voor de overgebleven ‘Splitterboxen’. Enkele hebben nog een ‘actieve’ functie - er zijn onder meer een politiehondendressuur en een houtopslag -, andere zijn ingericht als picknickplaatsen, maar bij teruggave aan de natuur zullen overwoekering en nivellering leiden tot totale ondergang. Continuering en zo mogelijk uitbreiding van extensief gebruik als opslag van locale natuurproducten (hout, kerstbomen) en van hek- en paalwerken, bestratings materialen en dergelijke valt hierbij te overwegen. De rolbaan heeft dan eveneens een functie, maar deze kan hiernaast ook een rol vervullen als onderdeel van te realiseren fiets- en wandelroutes. Thematische bewegwijzering door middel van (dummies van) relicten van vliegveld en terreinversterkingen kunnen hierbij een extra dimensie vormen. Zolang dat economisch rendabel is en blijft, kan het rolveld zelf uiteraard een agrarische hoofdfunctie behouden. Relicten van de uit de jaren '40-'45 daterende start- en landingsbanen en vooral ook de A-structuur zouden hierbij herkenbaar kunnen blijven. Als additionele functie van het terrein kan worden gedacht aan de zweef- en deltavliegerij, zoals die nu (ook) plaatsvindt op het annexe Terlet, en aan ballonvaart. Stilte en seizoengebonden, extensief gebruik zijn hierbij gewaarborgd, terwijl extra ontsluiting en bebouwing niet nodig zijn. | |||||||||
BesluitNet als onderdelen van het Duitse militaire erfgoed in andere provincies - en dan met name versterkingen die tot de Atlantikwall hebben behoord - zijn de vele, samenhangende relicten van ‘Fliegerhorst Deelen’, als uniek ensemble binnen de Nederlandse grenzen het behouden en documenteren meer dan waard. Dat er hier sprake is van een ‘gevoelige materie’ is in het verleden reeds door velen - en om begrijpelijke redenen - te berde gebracht, maar dat neemt niet weg dat geschiedenis niet alleen een subjectieve kant heeft, maar ook een zo objectief mogelijk perspectief moet bevatten. Subjectief gezien vertegenwoordigen de Duitse relicten de materialisering van een abject regime, waarmee zo goed als niemand nog geassocieerd wil worden. Van objectiever zijde beschouwd is er echter reden het in de Tweede Wereldoorlog gebeurde een plaats te geven in de 20ste eeuw - de eeuw van economische en politieke ‘de-Europeanisering’ en toenemende mondialisering. De materiële relicten van dit proces - ook die waarbij sprake was van mensonterende gebeurtenissen, oorlog en destructie en dus ook die van Vliegveld Deelen - verdienen, net als de subjectieve, een plaats in ons collectief geheugen. De nu nog resterende sporen van de staatsterreur uit de periode 1933-'45 mogen dan ook niet worden uitgewist, om te voorkomen dat een zo nabij verleden tot een niet meer tastbare, papieren geschiedenis vervalt. Vanuit een geheel ander perspectief bezien betekent dit dus een herovering van Deelen. | |||||||||
[pagina 204]
| |||||||||
ENKHUIZEN, GEZICHT OP RONDEEL DE DROMMEDARIS
| |||||||||
[pagina 205]
| |||||||||
ELBURG, DE STADSMUUR
|
|