| |
| |
| |
De Hollandse Maagd gezeten op de treurende leeuw tussen de brokstukken van de Hollandse tuin op de linker pyloon van de Porte Saint-Denis, Parijs. Het beeldhouwwerk is van de hand van Michel Anguier (1612-1686).
| |
| |
| |
De glorierijke verbeelding van het rampjaar
Adam Frans van der Meulen ‘en voyage’
Ton Schulte
De Guerre de Hollande die Lodewijk XIV in de zomer van 1672 als veldheer voet deed zetten op het grondgebied van de Republiek, heeft veel stof geboden voor een succesverhaal in woord en beeld. Aan tal van schrijvers, schilders en beeldhouwers heeft die veldtocht jaren werk verschaft. De overrompeling van de Republiek in de zomermaanden van 1672 en de bezetting van Maastricht in juni 1673 leverden al heel snel een monumentaal voorbeeld van propagandakunst op: de Porte Saint-Denis in Parijs.
Deze arc de triomphe die kort na 1673 door het Parijse stadsbestuur ter ere van Lodewijk de Grote werd opgericht, sluit de oude stad aan de noordzijde af. De boog overspant de plaats waar de voormalige kroningsroute die van de basiliek van Saint-Denis naar het stadshart loopt, de Enceinte passeerde. Hij markeert ook uitdagend de plek waar de bewoners van de Lage Landen de stad binnenkwamen.
De stad Parijs mag dan wel voor de kosten zijn opgekomen, de programmatische boodschap - de vraag: hoe en wat te verbeelden - zal op hoger niveau zijn vastgesteld. De uitvoering ervan beantwoordde in elk geval aan de passie van de Zonnekoning het stralend middelpunt te zijn. Om het met zijn eigen woorden te zeggen: ‘Je vous confie la chose du monde qui m'est la plus précieuse, qui est ma gloire’.
Glorificatie bestaat bij de gratie van een welwillende, een gemanipuleerde of een daartoe gedwongen achterban. Het is een universeel verschijnsel dat berust op een raderwerk van menselijke machinaties. Voor ‘propaganda’ - de dingen die gezegd of beweerd moeten worden - is in elk politiek systeem een hoofdrol weggelegd.
| |
De Porte Saint-Denis
De Porte Saint-Denis wordt dagelijks omspoeld door het drukke verkeer op de Grands Boulevards. Wie let er nog op de afgebeelde boodschap?
De vierentwintig meter hoge triomfboog werd ontworpen door de architect François Blondel (1617-1686), die in 1672 net benoemd was tot directeur van de bouwacademie in Parijs. Het beeldhouwwerk werd uitgevoerd door Michel Anguier (1612-1686). Aan weerskanten van de grote boogdoorgang bestaat de sculptuur uit allegorische figuren aan de voet van reusachtige, met krijgsattributen en trofeeën beladen obelisken. Aan de stadszijde is links van de doorgang de Hollandse maagd verbeeld als een verbitterde vrouw bij een lam geslagen leeuw en rechts de Rijn in de gestalte van een stroomgod. Boven de boogzwikken, die zijn versierd met een bazuin blazende Fama en een Victoria met zegekrans, zijn twee historische gebeurtenissen uitgebeeld: de overtocht door de Rijn bij Tolhuis (1672) en de verovering van de stad Maastricht (1673). Deze twee episodes staan aan het begin en het einde van de veldtocht in de verbijsterde Republiek, die als een ware ‘Blitzkrieg’ begon.
Diplomatiek gedirigeerd door zijn ministers Louvois en Colbert en logistiek gesteund door de vestingbouwkundige Vauban behaalde koning Lodewijk zijn overwinningen samen met maar ook dankzij capabele legeraanvoerders als Henri Latour vicomte de Turenne, Louis ‘le Grand’ prince de Condé en François-Henri de Montmorency-Bouteville duc de
| |
| |
De personificatie van de Rijn op de Porte-Saint Denis, Parijs. De stroomgod is afgebeeld op de rechter pyloon aan de stadszijde.
Luxembourg. Zij vormden de kundige legerleiding te velde, maar de ‘gloire’ straalde vanzelfsprekend af op de vorst.
Omdat media de kracht van een vijfde colonne bezitten, kregen kunstenaars binnen het politieke systeem een cruciale taak toebedeeld. Voor de verslaglegging en documentatie van de staatkundige en militaire successen moesten schrijvers en beeldende kunstenaars zorg dragen. Heel wat mannen van naam fungeerden als journalisten en beeldverslaggevers in zijn legertros. Van schilders als Charles le Brun (1619-1690) en Adam Frans van der Meulen (1632-1690) is bekend dat zij ter veldtocht meetrokken of kort nadien ter plekke situaties documenteerden.
| |
Adam Frans van der Meulen
Meestal kwam Adam Frans van der Meulen in de veroverde plaatsen, nadat de kruitdamp allang was opgetrokken. Daardoor kreeg hij in elk geval een helder zicht op de steden en vestingwerken die hij, inclusief de aangerichte schade, nauwkeurig registreerde. Dat leverde in totaal zo'n vijfenvijftig stadsgezichten en fortificaties op, die vooral bedoeld waren om te worden verwerkt op de achtergrond van vele ruiterportretten en oorlogstaferelen, waarop de Zonnekoning als stedenbedwinger op zijn witte schimmel meestal de hoofdrol speelde.
De in Brussel geboren Van der Meulen was een leerling van Pieter Snayers (1592-na 1667) en had zich in diens atelier bekwaamd als specialist op het gebied van ruiterportretten, batailles en historiografische voorstellingen. Een vroeg voorbeeld van zo'n goed bevolkt schilderij is het uit 1662 daterende boslandschap in de National Gallery in Londen, waarop de hertog van Arenberg wordt begroet door zijn ruiterij. In de collectie van het Louvre is een goed gemiddelde van de bovengenoemde genres te vinden.
In 1664 trad Van der Meulen in dienst van de Zonnekoning als schilder en ontwerper van wandtapijten. Hij verhuisde naar Parijs waar hij bij de Gobelinwerkplaats woonde. Op aanraden van Charles Le Brun werd hij door minister Colbert in 1664 tot hofschilder benoemd en in 1673 werd hij zonder proef toegelaten tot de Académie.
Er bestond een nauwe band tussen Van der Meulen en Le Brun, niet alleen in de werksfeer, maar ook door zijn derde huwelijk met een verwante van de ‘Premier Peintre’. De verhouding met de koning was eveneens opmerkelijk. In 1669 eerde Lodewijk de Vlaming door diens zoon bij de doop te dragen.
| |
De schilder als documentalist
Vrijwel meteen na zijn benoeming bij de Manufacture des Gobelins kreeg Van der Meulen de opdracht een werkbezoek te brengen aan Duinkerken. Dit hield direct verband met de door Charles Le Brun ontworpen tapijtserie ‘Histoire du Roi’. In 1658 was Duinkerken door de Frans-Engelse Alliantie veroverd op de Spanjaarden, maar toegewezen aan de Engelsen. Na de val van Cromwell kocht Lodewijk XIV in 1662 Duinkerken voor de som van vijf miljoen pond van de Engelse koning Charles 11 Stuart. De plaats was van strategisch belang als uitvalsbasis naar de Nederlanden. Volgens een brief aan Colbert kwam
| |
| |
De troepen van Lodewijk XIV steken op 12 juni 1672 zwemmend de Rijn over bij Tolhuis. Sculptuur van Michel Anguier (1612-1686) boven de rondboog van de in 1674 door de stadsbestuurders van Parijs ter ere van de Zonnekoning opgerichte triomfpoort.
Van der Meulen op 27 september 1665 in Duinkerken aan. Doel van de missie was om nauwkeurige stadsgezichten te tekenen teneinde de intocht van Lodewijk, die op 2 december 1662 had plaatsgevonden, een waarheidsgetrouw karakter te geven. In zijn Mémoire tekende Van der Meulen erover aan: ‘Plus j'ay peint derrière le Roy à cheval, de M. Le Brun, la marche du Roy faisant son entrée dans la ville de Dunkerque’. Hiermee was de eerste stap gezet op een lange weg die Van der Meulen, behalve in de Zuidelijke Nederlanden, ook in Franche-Comté (1668), de Kleefse gebieden aan de Nederrijn en de Republiek (1672) en in Maastricht (1673) deed belanden. Nadien zou hij opnieuw werkzaam zijn in de Spaanse Nederlanden (1679) en in de Elzas (1681).
Het grote belang dat door Lodewijk aan verslaglegging en documentatie van de oorlog tegen de Republiek werd gehecht, blijkt uit een brief van 13 september 1672 die minister Colbert zond aan de Duc de Luxembourg, een van de legeraanvoerders. Colbert berichtte de hertog: ‘Le Roy m'ayant ordonné d'envoyer le Sr. Van der Meulen dans les villes et places qui sa Majesté a conquises, cette campagne, sur les Hollandais pour en lever les vues et profils’. De expliciete vraag van Lodewijk om Monsieur Van der Meulen naar de Lage Landen te laten komen, zegt zowel iets over de waardering voor de toen veertigjarige schilder, als over de door de koning gewenste, grondige aanpak van de schilderkunstige en grafische verslaggeving van de ‘Conquêtes du Roi’.
Toen hij in 1672 door Lodewijk naar het veroverde gebied werd gestuurd, was dat zijn vierde ‘voyage’. Er zouden nog vijf van dergelijke documentatiereizen volgen, waarvan sommige in gezelschap van Le Brun en Le Nôtre, om beeldmateriaal te verzamelen voor de decoratie van koninklijke paleizen als Marly, Choisey en Versailles.
| |
Het getekende oeuvre
Na het overlijden van Van der Meulen in 1690 bleef de uitgebreide collectie schetsen en tekeningen
| |
| |
De stad Maastricht onderwerpt zich aan Lodewijk XIV op 30 juni 1673. Twee stadsbestuurders bieden de koning de sleutel van de stad aan.
De Porte Saint-Denis, gezien vanuit de Rue Saint-Denis op de overgang van de Boulevard Saint-Denis en de Boulevard de Bonne Nouvelle. Boven de rondboog van de triomfboog aan de vroegere veldzijde is de Overgave van Maastricht in beeld gebracht.
bewaard. Dat materiaal was door hem zelf al goed geadministreerd en is met behulp van zijn ‘Memoires’ ook verder te duiden. Later zijn er nog verschillende inventarisaties van die nalatenschap gemaakt. In 1988 werd vanwege het Ministère de la Culture et de la Communication een nieuwe, beredeneerde inventaris gepubliceerd van de hand van Laure C.-Starcky. Onder de titel Paris, Mobilier national. Dessins de Van der Meulen et de son atelier geeft deze uitgave een volledig overzicht van Van der Meulens werkterrein. Alles bijeen zijn er zo'n 220 bladen die een keur aan topografisch materiaal opleveren, dat varieert van kleine schetsen tot uit meerdere vellen papier samengestelde tekeningen, waarvan de breedte soms 1.50 tot 2 meter bedraagt. Naast de vijfenvijftig tekeningen en schetsen die hij in 1672 in het Kleefsland, in de Republiek en vervolgens bij Maastricht maakte, zijn ook andere oorlogsgebieden uitvoerig in beeld gebracht.
| |
| |
Kort na de start bij Duinkerken bereisde hij Vlaanderen en Artois, waar dertien steden zijn uitgebeeld. Vooral Rijsel, Douai en Oudenaerde scoren hoog. Na de slag bij het kanaal van Brugge in 1667 werd de strijd in Vlaanderen gestaakt en richtte Lodewijk zich op bezetting van Franche-Comté. Van der Meulen ging in 1668 daarheen na afloop van de vijandelijkheden. Hij tekende acht bladen gewijd aan de stadjes Salin, Dôle en Gray en de inname van het Fort de Joux. Daarnaast bevat de verzameling nog gezichten op vorstelijke verblijven als Fontainebleau, Chambord, Blois etc. en een tweede serie Zuid-Nederlandse gezichten en getekende reisverslagen uit de Elzas.
| |
Guerre de Hollande
De inval in de Republiek was bedoeld als een afstraffing van de tegen Frankrijk gerichte, vermetele alliantiepolitiek van Johan de Witt. Het niet erkennen en tegenwerken van Lodewijks aanspraken op de Spaanse Nederlanden speelde daarbij een hoofdrol. Lodewijk bedacht met zijn ministers en legerleiding een tactisch aanvalsplan. Dankzij de verdragen die met de bisschoppen van Keulen en Munster waren gesloten, kon een verrassingsaanval worden uitgevoerd. De Staten-Generaal hadden alle aandacht gericht op de vestingstad Maastricht die in mankracht en materieel op volle sterkte werd gehouden. Op advies van veldmaarschalk Turenne liet Lodewijk Maastricht door 10.000 man onder controle houden, maar zelf trok hij met een legermacht van 200.000 man vanuit Charleroi via het Maasdal richting Rijn. Vanuit het Keulse gebied volgde een snelle opmars naar Neuss. Begin juni begon de aanval op de aan weerszijden van de Rijn, op Kleefs gebied gelegen steden en fortificaties. Voor de verovering daarvan was slechts een tiental dagen nodig, want de met Hollandse garnizoenen versterkte bastidesteden vielen stuk voor stuk als rijpe appels in de Franse mand. Verzet werd er nauwelijks geboden: Orsoy, Wesel, Büderich, Rheinberg, Xanten, Rees en Emmerik. Als eerste Gelderse stad viel Doetinchem. Van der Meulen heeft al deze plaatsen in beeld gebracht. De meeste bastidesteden als riviergezicht.
| |
De ‘Passage du Rhin’
Na de verovering van Emmerik en Wesel vormde de Rijn, waarvan bij de Schenkenschans de brede Waalstroom afsplitste, de enige belemmering om de Republiek binnen te vallen. Hoewel voor het fort Schenkenschans, dat werd beschouwd als ‘de sleutel tot de Hollandse tuin’ door het wegtrekken van de bezetting al geen grote rol meer was weggelegd, kozen de Fransen voor een andere oplossing. Al in het voorjaar van 1672 was de waterstand in de Rijn extreem laag. Bij het niet ver van Lobith aan de Rijn gelegen Tolhuys werd hen door Jan Peters, een boer uit Emmerik, een goed doorwaadbare plaats in de rivier aangewezen. Op 12 juni werd door Lodewijk het bevel tot de overtocht gegeven.
Het oversteken van de rivier gebeurde zwemmend en te paard. Aan de overzijde van de Rijn staat het door Frans kanonvuur getroffen Tolhuys in brand. Grote verliezen dwongen Lodewijk om kanonvuur te gebruiken, waarop de Hollanders een wapenstilstand aanboden. Uiteindelijk kwam het tot een bloedbad, dat werd uitgelokt door een schot waarbij de Prince de Condé ernstig werd geblesseerd. Lodewijk en Condé trokken met de aan de oostkant van de Rijn gelegen troepenmacht naar de Liemers richting Doesburg. Turenne kreeg het commando over de legereenheden aan de linker zijde van de rivier en trok door de Overbetuwe het rivierenland in.
| |
Tussen IJssel- en Waterlinie
De eerste belangrijke verdedigingslinie op het grondgebied van de Republiek was de IJssellinie, die van Arnhem, over Doesburg via Zutphen, Deventer en Zwolle naar Kampen liep. Er was te weinig mankracht paraat om de IJssellinie over de volle breedte te verdedigen, zeker bij zo'n overmacht. De verovering van de IJssellinie werd door de Fransen zelf uitgevoerd. Drenthe, Groningen en Friesland werd overgelaten aan de geallieerde Keuls-Munsterse troepen. Een deel van de Franse troepenmacht concentreerde zich vervolgens op de langs de Zuiderzeekust gelegen vestingstadjes Elburg en Harderwijk, waarna Amersfoort vanuit het noordoosten kon worden benaderd.
De legermacht onder leiding van Turenne nam het rivierenland tussen Rijn en Waal voor zijn rekening. Vanuit de Betuwe werden de steden langs de Rijn en Lek ingenomen: Tiel, Wijk bij Duurstede, Culemborg en Vianen. Langs de Vaertse Rijn trokken de Fransen richting Utrecht.
Vanaf twee zijden zijn de steden in de provincie Utrecht ingenomen. Na de capitulatie van Amersfoort
| |
| |
werd op 19 juni door Utrecht een deputatie naar Lodewijk gezonden met het verzoek de stad niet stormenderhand in te nemen. Nog sneller dan de onderhandelaars waren twee Utrechtse burgemeesters die op eigen initiatief de Franse bevelhebber Rochefort de sleutels van de stad overhandigden om erger te voorkomen. Op 26 juni capituleerde de deputatie onvoorwaardelijk. Lodewijk was heer en meester over de provincies Gelderland, Overijssel en Utrecht.
Van de Staatse troepen bleven in juni dertienduizend manschappen aan de IJssel achter en de rest van het leger, negenduizend man - trok op 13 juni met de jonge stadhouder Prins Willem III naar Utrecht. De paniek in Utrecht was groot toen Willem met zijn troepen op 15 juni 's middags voor de poorten van de stad arriveerde. De stadspoorten bleven gesloten waarna de Prins zich op 17 juni terugtrok achter de Hollandse Waterlinie. De inundatie was al op 8 juni in gang was gezet. De linie besloeg een breed waterbassin, het gebied vanaf de Zuiderzee (Amsterdam-Muiden) tot aan de Merwede (Gorinchem-Dordrecht). Naarden en Woerden waren de meest westelijk gelegen vestingen die in Franse handen vielen.
Zuidelijk van de Waal pleegde Nijmegen nog enige dagen verzet, maar toen de stad was gevallen en de Waal kon worden overgestoken, was de doorstoot naar de Maasvestingen Gennep en Grave mogelijk. Toen Turenne vlak voor het vertrek van Lodewijk naar Frankrijk in de maand juli de Bommelerwaard introk, waren slechts twee dagen nodig om de stad Zaltbommel in te nemen. De vestingwerken waren enorm verwaarloosd, wapens en andere afweermaterieel ontbraken en ‘de Graft by het Bolwerk was zo ondiep, dat er de Oyevaars door wandelden’. Bij de samenkomst van Maas en Waal vielen de forten De Voorn en Sint-Andries in Franse handen. In de linie rond 's-Hertogenbosch werd het fort Crèvecoeur door de Fransen overmeesterd en grotendeels gesloopt.
Lodewijk was in het najaar naar Parijs teruggekeerd en kon terugzien op een succesvol oorlogseizoen. Het was volop feest in Parijs. Volgens een speciale uitgave van de Gazette, gewijd aan de huldigingen die volgden op de terugkeer van de koning, werd het Te Deum in de Notre Dame gezongen en was het grote uurwerk in de Tuillerieën versierd met lichtende afbeeldingen van Apollo, Victorie en Holland ‘onder het juk gebracht’. Verder waren er volgens de Gazette nog de handen der gerechtigheid bij afgebeeld om te laten zien dat gerechtigheid ‘het enige doel’ van alle wapenfeiten des konings was. Toch had de koning ook nog andere handen nodig om zijn heldendaden vast te leggen.
| |
Tekenen in bezet gebied
Een substantieel onderdeel van het getekende oeuvre vormen de vijfenvijftig tekeningen en schetsen die Van der Meulen in 1672 tijdens zijn vierde reis door de Republiek maakte. De tekeningen zijn elk afzonderlijk zeer informatief en topografisch van hoge kwaliteit. De waarde van de serie wordt nog verhoogd door de inhoudelijke afstemming en chronologische samenhang. Tien stadsgezichten werden in het Land van Kleef opgenomen, maar het merendeel in de provincies Gelderland, Overijssel en Utrecht en in het grensgebied met de gewesten Brabant en Limburg.
De meeste tekeningen zijn breed uitgewerkte stadsgezichten. Van der Meulen streefde ernaar zoveel mogelijk een totaal overzicht te tekenen. Waarschijnlijk heeft hij aan bestaand kaartmateriaal en in druk verschenen topografie een goede steun gehad. Naast de vaste herkenningspunten die het silhouet bepalen, is er veel aandacht voor verdedigingswallen en stadsmuren. Juist die militaire elementen waren in 1672-1673 op veel plaatsen ernstig verwaarloosd en na het einde van de Tachtigjare Oorlog ook niet of nauwelijks op peil gehouden. Maastricht vormde daarop wellicht een uitzondering, maar deze plaats lieten de Fransen in 1672 uit tactische overwegingen links liggen. De Zonnekoning sloeg in juni 1673 met succes een beleg voor de stad die op 30 juni werd ingenomen. Het is onmogelijk om in dit bestek de door Van der Meulen getekende gezichten zelfs in het kort te beschrijven. Een cartografische weergave van de door Van der Meulen getekende plaatsen kan de omvang en spreiding van de tekeningen en schetsen die op Nederland betrekking hebben, nog het best in beeld brengen.
| |
Goed voorbeeld doet goed volgen
De tekeningen in de collectie van de Mobilier national kan men het best omschrijven als ontwerp- en studiemateriaal. Het moest stof bieden aan de voor de ambitieuze koninklijke projecten werkzame tapijtwevers, schilders, prentsnijders en zelfs beeldhouwers.
| |
| |
Gezicht op de stad Culemborg, gezien vanaf de noordoever van de rivier de Lek, door Adam Frans van der Meulen. Tekening in loodstift en aquarel, samengesteld uit drie bladen, 24 × 101 cm, Coll. Mobilier national, Paris.
Wat Van der Meulen zaaide werd door veel collegaekunstenaars en artisans geoogst. In die zin heeft de glorificatie van het Rampjaar ook ons nog heel wat opgeleverd.
Het is immers vooral aan Van der Meulen en zijn medewerkers te danken dat tal van Nederlandse vestingsteden op een topografisch zeer betrouwbare en artistiek aantrekkelijke manier in tekening zijn gebracht. Omdat hij zowel landschapschilder als portrettist was, wist hij in zijn ruiterportretten, jachtscènes, optochten en veldslagen een en ander uitstekend te combineren. Dat leverde een geweldige productie op. Gezien zijn positie aan de Manufacture kon hij beschikken over een goed bemand atelier. Leerlingen en medewerkers waren trouwens hard nodig om aan de grote vraag te voldoen. De samenwerking blijkt uit de diverse onafgewerkte doeken die met name zijn leerling Jean Baptiste Martin (1659-1735) voor het Château Marly-le-Roy
De ‘Passage du Rhin’, olieverf op doek door Adam Frans van der Meulen (1632-1690), Musée du Louvre, Parijs, inv. Nr. 1490.
heeft voltooid. ‘Martin des batailles’ was Van der Meulens opvolger als directeur des Gobelins en als Premier peintre des conquêtes du Roi. Martin begeleidde Lodewijk XIV en de Dauphin in 1688/89 en in 1691/92 op hun veldtochten en schilderde belegeringen en veldslagen alsmede afbeeldingen van de koninklijke lustverblijven.
In het voormalige lustslot te Marly, waar Lodewijk uitsluitend met door hem uitverkoren vrienden en gunstelingen ‘en retraîte’ verblijf hield, dienden verschillende ‘batailles’ met steden uit de Republiek
| |
| |
De aankomst van Lodewijk XIV in het Franse legerkamp voor Maastricht, olieverf op doek door Adam Frans van der Meulen, Musée du Louvre, Paris, inv. nr. 1491.
als schoorsteenstuk of desus-de-porte. Zowel in het koninklijk hoofdverblijf als in de ervoor gelegen twaalf paviljoens kon men die Nederlandse stadsgezichten aantreffen. Enige schilderingen op doek waaraan zowel Van der Meulen als Martin hebben gewerkt zijn na de uitverkoop en afbraak van Château Marly in museale collecties terecht gekomen, onder meer in het Musée de Versailles en het Hôpital des Invalides.
Binnen het Nederlandse kunstbezit is Adam Frans van der Meulen, afgezien van het grafische werk, maar spaarzaam vertegenwoordigd. In de collectie van het Rijksmuseum treft men een tweetal schilderijen aan. Zij stellen respectievelijk de Oversteek van de Rijn bij Tolhuys voor en een strijdtoneel bij Naarden.
Laure C.-Starcky geeft in haar studie over Van der Meulens tekeningen in de Collection du Mobilier national een mooi voorbeeld van de samenwerking tussen Martin en van der Meulen, ontleend aan de door hemzelf samengestelde Inventaire: ‘Au Roy, une copie de Naerden, le paysage par Martin, les figures au trait avec le pinceau, par le sr Van der Meulen (2 pi 9 po sur 1 pi 9 po)’.
Dit schilderij kan worden geïdentifceerd met het doek ‘De troepen van Lodewijk XIV voor Naarden’ in het Rijksmuseum te Amsterdam. Het overigens zeer schetsmatige en onvoltooid gebleven doek, waarvan het formaat 52 × 93,5 cm overeenkomt met de afmeting in voeten en duimen, werd in 1959 te Parijs aangekocht van de kunsthandel H. Baderou (RMA inv A3960). Let wel, de nauwkeurige c.q. herkenbare stadssilhouet gaf aan dit historiestuk zijn legitimatie. Van de gebeurtenissen in Maastricht bestaan ook geschilderde versies, maar niet in Nederland. Het doek ‘Arrivée du Roi au camp de Maestricht’ in het Louvre is het bekendste.
Van de oversteek van de rivier bij Tolhuys zijn verschillende schilderijen en prenten vervaardigd, die terug gaan op de tekeningen van Adam Frans van der Meulen onder meer in het Louvre en in het Musée de Versailles. Doek en prent brengen beiden het moment in beeld, waarop de troepen 's morgens
| |
| |
vroeg de Rijn oversteken. Een mooi voorbeeld van een prentuitgave op groot formaat is de in 1685-1686 uitgegeven verzamelband met achtentwintig gravures, stuk voor stuk ‘Désigné sur les lieux, pour le Roy tres-Chrestien par F. van der Meulen’. Voor die prentuitgave leverden verschillende befaamde graveurs waaronder Charles Simonneau (1645-1728) een bijdrage.
Het is vooral dit aan de Rijn geleverde militair huzarenstuk dat door de Fransen onder de titel ‘Passage du Rhin’ propagandistisch is uitgebuit met tal van tekeningen, prenten, schilderijen en zelfs sculpturen, waaronder het reliëf op de Porte Saint-Denis.
| |
Tempus fugit - Rhenus fluit
Zowel Adam Frans van der Meulen als Charles Le Brun leverde een picturale bijdrage aan de beroemde Escalier des Ambassadeurs in het paleis van Versailles die in 1680 gereed was. Het trappenhuis heeft de Franse Revolutie niet overleefd.
In de Spiegelzaal schilderde Le Brun negen schilderingen over de Hollandse oorlog, waaronder een van Lodewijk staande in een strijdwagen met een bliksemschicht in de hand en een van Lodewijks oversteek van de Rijn, in gezelschap van Minerva, Hercules en personificaties van Roem en Victorie. Ook hier werd de riviergod door angst aangegrepen, een beeld ontleend aan de gedichten van Corneille en Boileau.
| |
Literatuur
Peter Burke, Het beeld van een koning. De propaganda van Lodewijk XIV (vertaling door Victor Verduin), Aegon, Amsterdam 1991; oorspronkelijke titel: The Fabrication of Louis XIV, London 1991. |
Laure C.-Starcky, Paris Mobilier National. Dessins de Van der Meulen et son atelier, Ministère de la culture et de la Communication, Éditions de la Réunion des musées nationaux et du Centre national des Arts plastiques, Paris 1988. (Inventaire des collections publiques Françaises 33). Georges Riat, Les Villes d'Art célèbres. Paris, Paris 1900. p. 130-131. |
Der Niederrhein, Zeichnungen, Druckgraphik und Bücher aus der Sammlung Robert Angerhausen. Eine Auswahl, Städtisches Museum Haus Koekkoek Kleve, Kleve 1993. |
A.G. van Dalen, Rondom het Tolhuys aan Rijn en Waal. Uit de geschiedenis van Lobith, Tolkamer, Spijk, Herwen en Aerdt, Zutphen 1972, p. 188-127: Doorbraak van het Frontier. |
| |
| |
HOORN, ZICHT OP DE HOOFDTOREN MET TRAPTOREN EN HOUTEN TORENTJE OP HET DAK, STADSZIJDE
| |
| |
MAASTRICHT, OMWALLING BIJ ZWANENGRACHT
|
|