Jaarboek Monumentenzorg 2004. Op weerstand gebouwd. Verdedigingslinies als militair erfgoed
(2004)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Poort van het fort Rammekens, 1547. Foto Stichting Menno van Coehoorn, 1971.
| |
[pagina 19]
| |
Kiezen tussen de wal en het schip: de kustverdediging tijdens de Republiek
| |
[pagina 20]
| |
De inname van Den Briel door de Watergeuzen op 1 april 1572. Onbekende gravure, 16de eeuw.
| |
[pagina 21]
| |
De slag bij Kijkduin, Michiel Adriaansz. de Ruyter verslaat de Frans-Engelse oorlogsvloot, 21 augustus 1673. Anonieme Duitse ets.
bedreiging. Door de vijand al op open zee met succes aan te tasten werd immers de kans op een landing op de eigen kust geminimaliseerd.Ga naar eind3
In 1569 bestond die vloot nog steeds niet en de watergeuzen hadden vrij spel. De stadhouder van Holland, Bossu, mobiliseerde in september de kustdorpen voor de bewaking. In Holland lagen geen Spaanse garnizoenen, zodat soldaten uit Utrecht in Alkmaar en Medemblik werden gelegerd. Zij keerden eind oktober terug naar winterkwartier en lieten de verdediging over aan de boeren. De kustverdediging had op deze manier weinig effect tegen de geuzen, die vaak bekend waren met de plaatselijke situatie en konden rekenen op de sympathie van een deel van de bevolking. In Groningen had de agressievere aanpak van gouverneur De Robles, die zijn soldaten als amfibische mobiele eenheid inzette tegen de overvallers, meer resultaat.
Oorlogsschepen boekten enkele successen. Omdat de langvoogd weigerde geld te geven om de regering een stel zeerovers te laten bestrijden, moesten de gedupeerden, voornamelijk Amsterdamse kooplieden, de kosten zelf betalen en waren er altijd te weinig schepen.
Geruchten over een komende invasie waren voor Alva aanleiding om in het voorjaar van 1571 garnizoenen te legeren in steden langs de kust van Vlaanderen, Zeeland en Holland. In oktober achtte hij het gevaar geweken en trok de troepen terug op hun winterkwartieren. Als laatste vertrok op 18 november het garnizoen van Den Briel. De Watergeuzen konden daardoor op 1 april 1572 de beroemdste landing uit de Nederlandse geschiedenis uitvoeren en de stad zonder verzet innemen. Ze | |
[pagina 22]
| |
Gezicht op de Oude Schans op Texel, ca. 1780.
besloten de stad in naam van de prins te behouden. Bossu handelde volgens het draaiboek. Hij grendelde de noordelijke Maasoever af en voerde ijlings soldaten aan, die tevergeefs probeerden om de geuzen uit Den Briel te verdrijven.Ga naar eind4 De opstand breidde zich snel uit en tot 1576 werd in Holland en Zeeland hevig gevochten. De opstandelingen deden wat de Staten van Holland in de jaren vijftig hadden nagelaten. De Maasmond werd beschermd door de aanleg van twee schansen bij Den Briel. De schansen op Texel en Wieringen bewaakten de scheepvaartroute van het Marsdiep naar de Zuiderzee. In 1588 leidden berichten over de komst van de Armada tot een kortstondige bouwactiviteit bij de kustverdediging. Het gevaar van de Onoverwinnelijke Vloot was spoedig geweken, maar daarvoor in de plaats kwamen overvallen door de Duinkerker kapers. Het bleef aanvankelijk bij incidenten, maar na het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) gingen ze regelmatig tussen Ter Heijde en Wijk aan Zee aan land om te plunderen. De kustdorpen werden weer verplicht tot wachtdiensten. Hoekers met soldaten, die als extra bewaking voor de kust patrouilleerden, raakten regelmatig slaags met de Duinkerkers. Het bleek keer op keer onmogelijk te zijn om hun raids te verhinderen.Ga naar eind5
De sterke vloot bleek in de 17de eeuw de beste verdediging van de kusten van de Republiek. De nederlaag op de rede van Duins in 1639 maakte zelfs definitief een einde aan de Spaanse plannen voor de herovering van de noordelijke Nederlanden. Eenmaal faalde de verdediging. Na de Tweedaagse Zeeslag in 1666 beheersten de Engelsen de zee. Zij verbrandden meer dan 100 koopvaarders op het Vlie en plunderden West Terschelling. Van een serieuze dreiging van een invasie was geen sprake. Dat was wel het geval, toen het Franse leger in 1672 oprukte tot aan de Hollandse Waterlinie en gelijktijdig de Frans-Engelse vloten samen de kust bedreigden. Dankzij de overwinningen van 's Lands vloot onder bevel van Michiel de Ruyter konden alle pogingen om troepen aan land te zetten worden verijdeld. Dat gebeurde ook op de Zuiderzee, waar kruisende oorlogsschepen waakten tegen een aanslag vanuit de bezette gewesten op Amsterdam.Ga naar eind6 In 1689 sloten de Republiek en Engeland een overeenkomst over de gezamenlijke strijd tegen | |
[pagina 23]
| |
Frankrijk. De omvang van de Nederlandse vloot werd daarin vastgelegd op 3/5 van de Engelse Marine.Ga naar eind7 Dat had geen gevolgen voor de kustverdediging, omdat de gezamenlijke vloten van de bondgenoten over een maritiem overwicht beschikten. Een maritieme mogendheid besteedt haar defensiebudget liever aan de schepen dan aan de kustverdediging, die een veel lagere prioriteit heeft. In oorlogstijd werd volstaan met provisorische maatregelen, zoals het opwerpen van schansen en kustbatterijen of het uitvoeren van inundaties om de oorlogshavens aan de landzijde te beschermen. Er werd wel geïnvesteerd in de marinehavens, die onmisbaar waren voor het opereren van de vloot. De twee strategisch belangrijke uitvalbases lagen in de delta aan diep water en op korte afstand van de Noordzee. In Vlissingen zijn de faciliteiten voor de vloot tussen 1610 en 1794 voortdurend uitgebreid en verbeterd, wat ten koste ging van de koopvaardij. Hellevoetsluis, dat uitsluitend dienst deed als oorlogshaven, bewaakte tevens het Haringvliet dat door de verzanding van de Maasmond voor grote schepen de belangrijkste vaarroute naar zee was geworden. Het
Hellvoetsluis, 2de helft 18de eeuw. NA H2053.
besluit uit 1636 van de Staten-Generaal om er de centrale vlootbasis te vestigen werd nooit verwezenlijkt en het duurde nog tot 1665 voor de vestingwerken zijn aangelegd. De haven en fortificatie zijn tussen 1695 en 1699 uitgebreid en gemoderniseerd.Ga naar eind8
De Republiek was na afloop van de Spaanse Successieoorlog in 1713 niet langer in staat om een vloot van betekenis in zee te brengen. De prioriteit lag voortaan bij de verdediging vanaf de wal. Door de lange periode van vrede duurde het tot de Vierde Engelse oorlog (1780-1784) voordat de aanleg plaats vond van de eerste permanente versterkingen.Ga naar eind9 De inspecteur van de fortificatiën Van de Graaf liet in nauw overleg met leger en vloot langs de hele kust van Ooltgensplaat en Goeree tot aan Medemblik en Enkhuizen 23 kustbatterijen opwerpen. Tussen Hellevoetsluis en Den Briel werd als bescherming van de marinehaven een linie met inundaties en batterijen bij de accessen door het ondergelopen gebied aangelegd. Ook het eiland Goeree aan de | |
[pagina 24]
| |
De batterij bij de Stenen Baak op Goeree, ca. 1800. In de kogelgloeioven werden kogels voor het afschieten verhit.
| |
[pagina 25]
| |
zuidkant van het Haringvliet werd in staat van verdediging gebracht. Stadhouder Willem V gaf persoonlijk opdracht voor de aanleg van de marinehaven aan het Nieuwe Diep, een getijgeul die al in de 17de eeuw dienst deed als winterhaven voor oorlogsschepen. Ter bescherming van het werk werden in 1793 kustbatterijen aangelegd. De verdere ontwikkeling van de oorlogshaven en de bijbehorende verdedigingswerken vond plaats nadat in 1795 een einde was gekomen aan de Republiek. | |
[pagina 26]
| |
MAASTRICHT, ZICHT OP DEEL VAN DE EERSTE OMMURING, 1884
| |
[pagina 27]
| |
ENKHUIZEN, DROMMEDARIS, VERDEDIGINGSTOREN GEZIEN OVER HET WATER
|
|