alle aanwezige, herkenbare militair-historische en archeologische artefacten, die zal begrijpen dat de Nederlandse krijgsgeschiedenis niet alleen bijzonder rijk geschakeerd is, maar tegelijkertijd van immense invloed moet zijn op de hedendaagse verschijningsvorm van het landschap. In directe zin door de nog resterende, door vorm of situering soms raadselachtige landmassa's en bouwwerken en in indirecte zin door de wijze waarop opeenvolgende stedenbouwkundige en landschappelijke ontwikkelingen pragmatisch reageren op de aanwezigheid van deze weerbarstige structuren. Omgekeerd geldt dat, zeker waar het gaat om grote militaire stelsels als linies en stellingen, deze niet louter hun beslag kregen op grond van militair-strategische overwegingen, maar dat telkens de morfologie, topografie en bodemgesteldheid van het bestaande landschap uitgangspunt zijn geweest voor hun planning, inrichting en vormgeving. Natuurlijke waterlopen, dekzandruggen, moerassen en ruigten, de doorgraafbaarheid van gebieden en het aanwezige microreliëf bepaalden het soort, aantal en situering van de ingrepen om de beheersbaarheid en weerbaarheid ter plaatse te vergroten. Daarbij werden de voorhanden verdedigingspotenties van het terrein waar mogelijk benut.
Linies en stellingen zijn gebaseerd op concepten voor omvattende gebiedsbeheersing door toepassing van vele, onderling samenhangende onderdelen van verschillende orde van grootte: van vestingen en forten tot schansen en weren en tal van voorzieningen als sluizen, dijken, kanalen of logistieke routes, die op zichzelf nauwelijks identificeerbaar zijn als zijnde van militaire oorsprong. Het gaat om configuraties die per historisch tijdvak kunnen worden teruggevoerd op successievelijk aangehangen militaire doctrines voor gebiedsverdediging. Die ruimtelijke samenhang is essentieel voor de waardestelling van linies en stellingen en van groter belang dan de esthetiek van de burgerlijke architectuur en stedenbouw. Afgezien van enkele geornamenteerde forten als architectonische uitschieters zijn het toch vooral onopvallende, alledaagse en onartistieke elementen die evenwel functioneel onontbeerlijk waren. Daarbij werden zeker tegen het einde van de 19de eeuw veel bestanddelen aan de buitenkant van linies en stellingen bewust verdekt in het landschap aangebracht, achter een zorgvuldig aangelegde begroeiing, want moeilijk herkenbaar voor de vijand.
Toen linies hun oorspronkelijke functie als verdedigingswerk verloren en geheel of gedeeltelijk voor een lange periode nauwelijks door mensen werden betreden, heeft de natuur zich dankbaar van hen meester gemaakt. Bijzondere ecotopen zijn ontstaan van hoge botanische en faunistische waarde, die bovendien betekenis hadden als stepstones in grootschalige ecologische structuren. Als gevolg daarvan zijn linies en stellingen meermalen inzet geweest van een weliswaar niet-militair maar daarom niet minder verbeten conflict tussen cultuur- en natuurbeschermers. Tomeloze verwildering van terreinen leidt onherroepelijk tot teloorgang van bouwwerken en aangelegde zaken en is meestal onomkeerbaar. De grote terreinbeherende instellingen in ons land, zoals Staatsbosbeheer en de Vereniging Natuurmonumenten, raken echter meer en meer doordrongen van de cultuurhistorische waarden die hun goederen vertegenwoordigen en zoeken toenadering tot hun cultuurhistorische counterparts. Overigens daartoe aangespoord door de beleidstendens van integraal kwaliteitsbeheer, met Belvedere als meest bekende katalysator. Kennisuitwisseling met betrekking tot fysieke instandhouding, het opstellen van restauratie- en beheerplannen en het toegang krijgen tot financieringsbronnen bepalen de agenda's voor samenwerking.
Het principe van ruimtelijke samenhang als waardebepaler en de paradox van het moeilijk herkenbare als betekenisverlenend element hebben in Het post-militaire landschap geleid tot een zevental omgangsvormen, die beogen om met behoud van het militair erfgoed sturing te kunnen geven aan hedendaagse ruimtelijke ordeningsprocessen met als richtpunten: meer verbeeldingskracht en grotere duurzaamheid. Dit vraagt nogal wat van het professionele veld van bestuurders, financiers, ontwikkelaars, ontwerpers en deskundigen, namelijk het hebben van kennis van de militaire geschiedenis en landschapsontwikkeling, het aansluiting weten te vinden bij een gedifferentieerde marktvraag, het bezitten van technisch-bouwkundige kennis wegens conservering en nieuwbouw en het vertrouwen durven stellen in de rentabiliteit van behoud-door-