Voorwoord
Gaat het goed met ons cultuurhistorisch besef?
Afgaande op de sombere geluiden in onderwijskundige en politieke kringen zou men misschien zeggen van niet. Toch zijn er signalen die tot hoop stemmen. Middelbare scholieren doen mee aan educatieve projecten als ‘Verover je eigen monument’ en jaarlijks beleven bijna een miljoen Nederlanders aangename en verrassende uren tijdens Open Monumentendag. In 2004 had Open Monumentendag de landelijke titel Merck toch hoe sterck, naar een bekend lied uit Valerius' Gedenckklanck, over het taaie verzet van de vesting Bergen op Zoom tegen de ‘Spaensche scharen’ in de Tachtigjarige Oorlog. Verdedigingswerken stonden centraal en grote aantallen bezoekers struinden langs wallen, bastions, batterijen en ravelijnen van de vestingsteden, bunkers en linies die ons land rijk is. Vooral Radio Kootwijk met bijbehorende atoombunker en de omstreden bunker van Seyss-Inquart in Apeldoorn stonden in de publieke belangstelling. Bunkers, linies, stellingen en vestingen spreken enorm tot de verbeelding. Zij stofferen ons cultuurlandschap. Zij roepen een beeld op van vervlogen tijden en zitten boordevol verhalen.
Paradoxaal genoeg zijn deze van oorsprong robuuste bouwwerken destijds gebouwd als weermiddel tegen dreiging en aanvallen van buiten. Maar sinds zij hun militaire functie hebben verloren, zijn zij weggezonken in anonimiteit en aangevreten door de natuur. Deze weermiddelen zijn op hun beurt zelf nagenoeg weerloos geworden. Ze zijn door de tand des tijds aangetast, verminkt, verweerd en gesloopt. Een willekeurige greep uit de nog resterende militaire objecten van verschillend kaliber levert een bijna literair kralensnoer op: Vrouwen-troost, Kazemat K26, Schuttersput X2, Diogenes, Groot Arsenaal, Courtine III-IV, Diefdijk, Enveloppe-Oost, Doodweg 1, Fort 't Hemeltje, Spion, Vechten, Kijkduin, Lunet de Snel. Allemaal onderdelen van onze landsverdediging. Niet zelden verwijzen deze zichtbare sporen naar een ‘schuldig’ landschap, om met dichter Armando te spreken.
De afgelopen decennia heeft de monumentenzorg zijn kijk op het erfgoed telkens verbreed en richt zich niet langer uitsluitend op objecten, maar evenzeer op ensembles en brede cultuurlandschappelijke samenhangen. Ook voor het militaire erfgoed geldt dat de som van het ensemble méér is dan de losse gebouwen, constructies en aanleggen. Zo worden forten en vestingen beschouwd in relatie tot de linies en stellingen waarvan zij deel uitmaken, samen met de hen omringende grachten, schootsvelden of inundatiegebieden. In Nederland zijn bijna 40 linies en stellingen in meerdere of mindere mate herkenbaar achtergebleven. Van de Romeinse Limes en de Staats-Spaanse linie tot de Stelling van Amsterdam en de IJssellinie.
De Rijksdienst voor de Monumentenzorg en die voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek bepleiten actief een hergebruik van militair erfgoed in ruimtelijke ontwikkelingsopgaven. Door een creatieve omgang met cultuurhistorische waarden wordt getracht om de culturele signatuur van het landschap waar mogelijk te versterken. Ook de 85 km lange Nieuwe Hollandse Waterlinie tussen Zuiderzee en Biesbosch zal zich met behulp van het Plan Krayenhoff ontwikkelen tot een vitaal cultuurhistorisch monument. Militaire pleisterplaatsen groeien uit tot publieke attracties. Op die manier dragen zij bij aan het nationaal geheugen, aan groene corridors en aan de regionale identiteit. Zo ontplooit zich deze linie tot een ‘megasingel door de Deltametropool’.