Jaarboek Monumentenzorg 2003. Boerenbedrijvigheid, voortgang en behoud
(2003)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 230]
| |
Veel gebruikte kleuren in Staphorst. Deze zijn omstreeks 1975 door de Staphorster huisschilder Dijkstra op een glasplaat vastgelegd. Foto RDMZ, A.J. van der Wal, 2003.
| |
[pagina 231]
| |
Appelbloesem, neuteboom en kleerbakkenblauw
| |
Het ontstaan van Staphorst en RouveenDe omgeving van Staphorst en Rouveen was oorspronkelijk een veengebied. Vanuit de beekdalen van de riviertjes Genne, de Sethe en de Reest werd vanaf 1200 het gebied ontgonnen en in cultuur gebracht. Behalve veen en klei lagen hier ook hoger gelegen koppen van rivierduinen en dekzandruggen, die geschikt waren voor bewoning. Op den duur had ontwatering van het ontgonnen veen inklinking en oxidatie tot gevolg, waardoor het maaiveld steeds lager kwam te liggen. Hierdoor werd de bovenlaag van de grond te vochtig om nog als akkerland te kunnen dienen. Noodgedwongen verplaatsten daarom vanaf het einde van de 13de eeuw de dorpen Staphorst en Rouveen zich enkele keren. Omstreeks 1600 waren beide dorpen op hun huidige plaats beland. Vanaf het einde van de 18de eeuw groeide de bevolking van de dorpen sterk. Deze groei, in combinatie met het plaatselijke erfrecht, waarbij iedere zoon een gelijkwaardig stuk grond erfde, had grote gevolgen voor de nederzettingsstructuur. De bedrijfsomvang verkleinde en de gronden werden versnipperd. De opdeling vond plaats in de lengterichting van de percelen, waardoor op den duur smalle percelen ontstonden en er een aanzienlijke verdichting plaatsvond. Al in de 18de eeuw was er op een gegeven moment aan de Nieuwe Dijk, daar waar de oudste boerderijen stonden, geen ruimte meer voor nieuwe boerderijen. Noodgedwongen werden op de smalle percelen de nieuwe boerderijen achter de oude gebouwd, waardoor er soms wel drie of vier boerderijen vlak achter elkaar kwamen te staan. De ontsluiting van de boerderijen geschiedde en geschiedt nog steeds middels de steeg, het gemeenschappelijke pad langs de boerderijen. In 1825 werden Staphorst en Rouveen getroffen door een vreselijke overstroming waarbij 21 mensen verdronken en ruim 200 boerderijen onbewoonbaar werden. Met name oudere boerderijen gingen verloren.Ga naar eind1 In de jaren '20 van de 20ste eeuw werd gestart met een omvangrijke ruilverkaveling, die in de jaren '30 en '40 door het hele gebied is doorgezet. De oude verkavelingsstructuur wijzigde hierdoor ingrijpend. Ook werd het gebied ontsloten door een nieuwe wegenstructuur. Toch is nog altijd de verkavelingsstructuur uit de 16de eeuw herkenbaar in het landschap aanwezig, bestaande uit een patroon van vrij- | |
[pagina 232]
| |
Rouveen, gemeente Staphorst, boerderij Oude Rijksweg 493. Toegangshek, voordeur en buitenluiken van deze Staphorster boerderij hebben de karakteristieke felle kleuren. Foto RDMZ, A.J. van der Wal, 2003.
wel parallel gelegen, langgerekte perceelsgrenzen met een enigszins gebogen lange bebouwingsas die aan weerszijden van de Nieuwe Dijk ligt, thans de Oude Rijksweg en de Gemeenteweg. Een andere belangrijke verandering in de dorpen was de vestiging van enkele zuivelfabrieken tussen 1910 en 1930. Vanaf de jaren '50 nam het aantal in de landbouw werkzame mensen gestaag af en wordt Staphorst een plattelandskern, met centraal gelegen winkels, nieuwe woonwijken en hier en daar industrie. In Rouveen werd ook nieuw gebouwd, maar op kleinere schaal dan in Staphorst. In 1970 werd de snelweg A28 aangelegd. Helaas hebben de ontwerpers geen enkele rekening gehouden met de verkavelingsstructuur en de schaal van de twee dorpen, waardoor de weg zich als een wezensvreemd element dwars door de dorpen boort.Ga naar eind2 De structuur van de dorpen zal blijvend aan kleine en soms grote veranderingen onderhevig zijn. Zo is het aantal winkels, banken en kantoren in de dorpen stijgende, evenals de behoefte om uit te kunnen breiden. En recentelijk is onder het viaduct van de snelweg een grote rotonde aangelegd. Het was niet de eerste rotonde in het dorp en de kilometerslange Gemeenteweg en Oude Rijksweg zijn nu op enkele plaatsen onderbroken. | |
Karakteristiek van de traditionele Staphorster boerderijDe traditionele boerderijen in Staphorst en Rouveen zijn langhuisboerderijen van het type hallenhuis met dwarsdelen, ook wel het dwarsdeeltype genoemd. Hun huidige karakter ontstond in diverse fasen vanaf het einde van de 18de eeuw en in de loop van de 19de eeuw. De boerderijen hebben een lange, smalle plattegrond en zijn vaak tientallen meters lang. Vrijwel alle voorhuizen zijn opgetrokken in rode baksteen. Oorspronkelijk had de voorgevel een houten topgevel, later werd ook de houten topgevel opgetrokken in steen. Houten of met stro beklede topgevels komen vrijwel niet meer voor, maar worden soms weer | |
[pagina 233]
| |
teruggebracht tijdens restauraties. In de voorgevel bevindt zich de voordeur met een gietijzeren levensboom in het bovenlicht. Rondom de deurklink is een stervormig metalen of koperen plaatje aangebracht, rondom het sleutelgat een hartvormig plaatje. In de voorgevel bevinden zich meestal twee hoge ramen met een roedeverdeling. Soms zijn er kleinere ramen en een kelder- en opkamerraam aanwezig. Op de verdieping bevinden zich meestal twee kleine raampjes. De ramen van het voorhuis zijn voorzien van luiken. Tot het einde van de 19de eeuw waren dit vaak halve luiken, daarna werden het luiken die het hele raam afsluiten. Vanaf de jaren '60 werden de roeden in de vensters met grote regelmaat weggehaald, de invloed van de doorzonwoning deed zich ook in deze streek gelden. Anno 2003 is het daarentegen weer zeer gebruikelijk om een roedeverdeling aan te brengen. De zijgevels hebben een entree en enkele kleine ramen. Om de gevels van het voorhuis tegen opspattend water te beschermen, is onder langs de muren een gepleisterde plint aangebracht. Het achterhuis kenmerkt zich door de terugliggende entrees tot de dwarsdelen en de inspringende dakvlakken hierboven. De zijgevels zijn onregelmatig ingedeeld. Deze voorzien van diverse stal- en mestdeurtjes, stalraampjes - soms nog van gietijzer, maar tegenwoordig vaak vervangen door betonnen exemplaren - en hoge baanderdeuren. Slechts zelden komen nog geheel houten achterhuizen voor, meestal zijn ze in steen opgetrokken of in een combinatie van steen en houten delen. De kappen zijn met riet gedekt, met boven de vooren achtergevel meestal een wolfseind, afgewerkt met een opstaande ‘toef’. Oorspronkelijk had de nok een rieten ‘rol’. Veel van de lange kappen vertonen, zowel door het niet geheel nauwkeurig uitmeten van de kappen tijdens de bouw, alsmede door de invloed van de tijd, een onregelmatige lijn en worden daarom gekscherend ‘kamelenruggen’ genoemd. De gebinten, meestal acht tot tien per boerderij, zijn gemaakt van eikenhout. Voor de bouw van een gemiddelde boerderij waren zo'n twintig eikenbomen nodig. | |
Het interieurVermoedelijk werd al in de loop van de 18de eeuw in een aantal boerderijen de zogenaamde ‘mill'nmure’ aangebracht, de afscheiding tussen de deel en het woongedeelte. De scheidingswanden zijn opgetrokken in hout, en later in steen. Tegen de voorgevel bevindt zich een houten schouw. De schoorstenen op het dak zijn eveneens van hout. Ook zij werden later in baksteen opgetrokken. Onder de schouw was een open vuur, vanaf het einde van de 19de eeuw stond er vaak een potkachel. Tegenwoordig hebben de boerderijen een aparte woonkeuken en worden de voorhuizen verwarmd door gaskachels of een centrale verwarming. In de voor- en de zijkamer waren bedsteden aanwezig. De dochters sliepen in de bedsteden in de opkamer. Veel bedsteden zijn inmiddels uit de boerderijen verwijderd en een enkele bewaard gebleven bedstee doet nog dienst als kast. Op de deel waren de varkens-, kippen en kalverenhokken ondergebracht, evenals de potstal of een dubbele dwarsstal en een grondtas voor het hooi. Nu wordt de deel veelal als opslagruimte gebruikt, hoewel er soms ook nog koeien staan. De ontwikkelingen in de agrarische sector kennen ook hun weerslag in Staphorst en Rouveen, waar steeds
Rouveen, gemeente Staphorst, boerderij Oude Rijksweg 547. De witte gietijzeren levensboom boven de groene voordeur met de blauwe neuten is net zo gebruikelijk als de groene luiken en de thans zo veel toegepaste witte bies. Foto RDMZ, A.J. van der Wal, 2003.
| |
[pagina 234]
| |
meer boerderijen hun agrarische functie verliezen. Wanneer dit gebeurt, wordt in veel gevallen na enige tijd een tweede woning op de deel gerealiseerd. Bij veel boerderijen is dit goed mogelijk vanwege de enorme lengte van de boerderijen en het maakt de eigenaren iets gemakkelijker om de boerderij en het erf in goede staat te houden. Het treurige gevolg van deze ontwikkeling is echter dat langzamerhand de traditionele scheiding tussen wonen en werken verdwijnt, met alle gevolgen van dien. Het valt te vrezen dat over niet al te lange tijd het zo vertrouwde agrarische karakter van de dorpen niet meer bestaat en dat het traditionele boerenleven alleen nog maar in boeken en in onze herinnering voortleeft. | |
Kleurgebruik in Staphorst en RouveenDe inwoners van Staphorst en Rouveen zijn van oudsher dol op contrastrijke kleuren in en aan de boerderij. Waar de oorsprong van deze traditie ligt, is niet bekend. Verondersteld wordt dat aan het einde van de 18de eeuw het houtwerk in het interieur van het woongedeelte in ieder geval beschilderd was en dat in de tweede helft van de 19de eeuw deze gewoonte zich laat gelden voor het exterieur.Ga naar eind3 Veel boerderijen zijn aan de buitenzijde beschilderd met felle kleuren: helderblauw en grasgroen en wit. De blauwe kleur wordt ook wel Berlijns of Pruisisch blauw, balletjesblauw of kleerbakkenblauw genoemd.Ga naar eind4 De kozijnen, ramen en roeden worden meestal wit geschilderd, de natuurstenen onderdorpels of vensterbanken blauw. De voordeuren horen groen te zijn met blauwe neuten. De spijlen van de kelderraampjes zijn wit of rood geschilderd. De luiken waren lange tijd effen groen. Later werden de groene luiken voorzien van een wit paneel met rode rand. Maar ook luiken met een rood paneel met witte bies konden en kunnen worden aangetroffen. Dit was een variant waarmee de gegoede boeren zich konden onderscheiden. Ook bestaan er groene luiken met alleen een witte bies of met een lichtgroen veld met witte bies. Aan de achterzijde zijn de luiken nog altijd effen groen. In Rouveen wordt een combinatie van grijs met donkergroen veelvuldiger aangetroffen. De plinten langs de gevels zijn blauw geschilderd, maar ook lichtblauwe en grijze plinten komen voor. De gietijzeren levensboom in het bovenlicht is wit. De bloemen kunnen blauw, rood, geel en groen geschilderd zijn. In de tijd dat er nog houten topgevels waren, behoorden deze niet blank te blijven, want dat was een teken van armoede. Ze werden bestreken met carbolineum of werden geschilderd met gekookte lijnolie waardoor ‘wagenrood’ werd gemengd, zodat het donkerder werd. Het exterieur van het bedrijfsgedeelte werd oorspronkelijk niet in een kleur geschilderd. Het houtwerk was blank of met carbolineum bestreken. Pas tegen het einde van 19de eeuw werden de baander, mest- en staldeuren donkergroen geschilderd met witte kozijnen. Nog altijd zijn de stalraampjes wit, evenals de raampjes in de inrijdeuren. De houten schoorstenen zijn van ongeschilderd hout, groen of blauw gekleurd, het ulebord is groen met witte windveren. De windveren van de boerderijen en schuren zijn wit.Ga naar eind5 Het melkrek, dat tegen de zijgevel van de boerderij staat en tegenwoordig alleen nog maar een decoratieve functie heeft, is helderblauw geschilderd en is voorzien van witte biezen. Op de zijkanten zijn witte bloemen, stippen, krullen, vaasjes en sterren geschilderd. | |
Kleur in het interieurIn het voorhuis was doodekoprood, ook wel persiaansrood genoemd, erg geliefd als kleur voor de houten tussenwanden, de bedstedendeuren en de opkamer waar de jonge dochters sliepen. Ook werden stoelen, kasten, kledingkisten en wiegen in deze kleur geschilderd. Waarschijnlijk werd de kleur al aan het einde van de 18de eeuw met regelmaat gebruikt. In de 19de eeuw werd het donkerrode schilderwerk gedecoreerd met het zogenoemde ‘appelblossem’. De voorliefde voor deze decoratieve schildering was groot, maar wanneer deze liefde precies ontstond, is niet bekend. De oudst bewaard gebleven ‘appelblossem’ dateert uit 1876.Ga naar eind6 Specialisten in het schilderen hiervan waren de telgen uit het joodse geslacht Goldsteen, die vanuit Meppel naar Staphorst en Rouveen reisden om het interieur van de boerderijen te beschilderen. Het donkerrode houtwerk werd met een dikke olieverf beschilderd, met bloemenvazen of -mandjes (in Pruisisch blauw met wit van zinkoxide), tulpen (in roze, blauw en zwart), rozen en andere bloemen (in roze en blauw) met groene | |
[pagina 235]
| |
Rouveen, gemeente Staphorst, boerderij Oude Rijksweg 547. Deur in de voorkamer beschilderd met appelbloesem door Hartog Goldsteen in 1909. Foto RDMZ, A.J. van der Wal, 2003.
| |
[pagina 236]
| |
Rouveen, gemeente Staphorst, boerderij Oude Rijksweg 547. De deuren van de fraai betegelde voorkamer zijn, evenals de bissekist, geschilderd in ‘neuteboom’, een houtimitatie van notenhout. Foto RDMZ, A.J. van der Wal, 2003.
stengels en bladeren. Grotere vlakken werden beschilderd met guirlandes en ranken, lege plekken werden met krullen en gebogen lijnen ingevuld. Vaak werd door de schilder rekening gehouden met de lichtinval in het vertrek en werden de vazen of mandjes van een lichte zijde en een schaduwzijde voorzien. Af en toe werd de schildering gesigneerd en gedateerd. In een aantal interieurs was huisvlijt van de vrouwen uit de dorpen te bewonderen. Zij probeerden zelf om appelbloesem op wanden aan te brengen, veelal ingegeven uit zuinigheidsoverwegingen, maar soms met groot succes.Ga naar eind7 Houtwerk beschilderd met ‘appelblossem’ komt nu vrijwel niet meer voor. Voor de Tweede Wereldoorlog was het al op zijn retour. Uit de mode en ouderwets bevonden werd het overgeschilderd of weggetimmerd. Slechts in enkele boerderijen is het originele werk nog terug te vinden en tijdens restauraties is het een aantal keer gereconstrueerd.Ga naar eind8 Aan het einde van de 19de eeuw vond er een grote verandering plaats in het interieur. Het beschot en de deuren werden vanaf dit moment veel in een glanzende okergele kleur geschilderd, het zogenoemde ‘neuteboom’, een houtimitatie van notenhout.Ga naar eind9 Ook de opbergmeubels werden in | |
[pagina 237]
| |
‘neuteboom’ afgewerkt, maar de overige meubels blijven rood. Nog altijd wordt ‘neuteboom’ in de boerderijen aangebracht. Op de vloer in het voorhuis liggen rode en blauwe estriken, die vroeger dagelijks met helderwit zand bestrooid werden. De boerin streefde naar properheid en had het diepe gevoel dat het zo hoorde en zo goed was. Tegenwoordig is er in Staphorst en Rouveen nog maar één boerderij te vinden waar deze traditie in ere wordt gehouden.Ga naar eind10 Aan de zijde van de deel blijven de houten scheidingswanden overwegend blank, de deuren die op de deel uitkomen, zijn wel eens rood geschilderd. De stenen muren waren van schoon metselwerk. Sommige werden gewit en voorzien van een geschilderde zwarte, blauwe of zelfs rode plint. De staldeuren werden eveneens aan de binnenzijde geschilderd, rood en soms blauw, af en toe gedecoreerd met witte golvende lijntjes.Ga naar eind11 Deze afwerking is vrijwel nergens meer terug te vinden. De kozijnen zijn wit met een zwarte neut. | |
TegeltableausIn het voorhuis van de boerderijen komen behalve de beschilderde binnenwanden, veel betegelde wanden voor. Langs het plafond, de vloer en rondom de bedstedendeuren is een gedecoreerde tegelrand aangebracht. Vaak is de houten schoorsteen aan de binnenzijde bekleed met witte tegels, soms met bloemmotieven. Meestal is de hele voorgevel betegeld en zijn rondom de ramen tegels met een bloemen- of
Rouveen, gemeente Staphorst, boerderij Oude Rijksweg 547. Niet alleen het houtwerk en de betegelingen zijn bont gekleurd, maar ook de kastrandjes en het aardewerk in deze kast, de vroegere bedstee. Foto's RDMZ, A.J. van der Wal, 2003.
‘bloempot’-motief aangebracht. Bij de gegoede boeren was ook de schouw betegeld en soms zelfs de zij- of karnkamer. In de wanden zijn tegeltableaus aangebracht; dieren of taferelen uit het boerenleven vormen vaak het onderwerp van de tableaus en zijn al dan niet voorzien van een bijbelse tekst of spreuk. Deze betegelde wanden werden ook wel ‘Delftse steentjes’ genoemd, ‘witte of met blomme’.Ga naar eind12 | |
MeubilairIn de voorkamer staat naast de deur een spinde of broodkast haaks tegen de voorgevel en in een hoek staan één of meerdere bissekisten, waar oorspronkelijk de kleding van de man des huizes in werd bewaard. De spinde en bissekist zijn tegenwoordig vaak geschilderd in ‘neuteboom’, maar ook donkerrode bissekisten zijn aan te treffen. Er staan felrood geschilderde houten knopstoelen met een biezen zitting rondom een ronde klaptafel, bijvoorbeeld in rood met een groene rand geschilderd of andersom. Stoelen die niet gebruikt worden, staan opgestapeld tegen de muur en de tafel is opgeklapt. In de voorkamer staan ook kabinetten. Deze deden vanaf de tweede helft van de 19de eeuw doorgaans dienst als bergmeubel voor de vrouwenkleding. Wanneer een zoon trouwde, kreeg hij een bissekist mee; trouwde | |
[pagina 238]
| |
Rouveen, gemeente Staphorst, boerderij Oude Rijksweg 491. Staphorster schuurtjes waren tot de jaren '50 van de 20ste eeuw meestal ongeschilderd. De groene kleurstelling met het witte kozijn en rode luik sluit, net zoals het blauwe tuinhek met witte kop, geheel aan bij de thans in Staphorst gebruikelijke kleuren. Foto RDMZ, A.J. van der Wal, 2003.
een dochter, dan was er voor haar een kabinet. De kabinetten zijn niet beschilderd. Aan de wanden hangen glazenkastjes, vroeger met name bij de rijke boeren, en theerekjes, van boven tot beneden gevuld met gestapelde kopjes en schoteltjes. Deze worden slechts heel zelden gebruikt en dienen voornamelijk als decoratie. Overal treft men veel aardewerk aan, vooral kommen en vazen, evenals zogenoemde ‘blinkers’, glazen vazen voorzien van zilverluster. Omstreeks 1900 ontstond de mode om op de vazen glimmende grote kerstballen te zetten en kort voor de Tweede Wereldoorlog werd het mode om de glazenkasjes en theerekjes permanent te versieren met kerstballen en slingers. In diverse interieurs is dit nog aan te treffen.Ga naar eind13 | |
De steegLangs de schuin achter elkaar gelegen boerderijen loopt de steeg, waarlangs de boerderijen bereikbaar zijn. De afstand tussen de boerderijen wisselt en varieert van enkele meters tot zo'n vijftien meter. Tussen de boerderijen staan schuurtjes. Tot de jaren '50 van de 20ste eeuw waren deze bijgebouwtjes veelal van blank hout, maar daarna werden ze ook wel geteerd of in een kleur geschilderd. De raampjes zijn wit geschilderd. Langs de sloten van de percelen staan (eiken)bomen. In de voortuinen staan hoog opgeschoten fruitbomen, bloeiende heesters en vele bloemen. Aan de straatzijde staan geschoren hegjes of wit of groen geschilderde hekjes met groene, rode of witte punten en blauwe stijlen met een witte kop.Ga naar eind14 | |
KleurbeleidDe kleuren zijn in de loop van de tijd aan verandering onderhevig. Zo was in de eerste helft van de 20ste eeuw het groen lichter van tint dan tegenwoordig het geval is. Omstreeks 1970 heeft de Staphorster schilder Dijkstra de tot op dat moment gebruikte | |
[pagina 239]
| |
traditionele kleuren gedocumenteerd, hetgeen een fraai beeld geeft van de kleuren die geliefd waren in de jaren '50 en '60. De jaren '70 en '80 kenmerkten zich door een teruglopende belangstelling voor de kleurentraditie in Staphorst door een grotere invloed van buiten. Het tij keerde in de jaren '90 en de interesse en belangstelling voor de eigen cultuur en geschiedenis neemt nog altijd toe. De gemeente Staphorst heeft nooit een kleurbeleid vastgesteld. Het bepalen van de kleuren is tot op heden aan de inwoners zelf overgelaten. Indien gewenst verstrekt de gemeente informatie over de typisch Staphorster tradities en geeft zij de eigenaar van woonhuis of boerderij adviezen hoe om te gaan met de kleuren. Door een combinatie van traditie, persoonlijke smaak en mode bepalen de inwoners daardoor in grote lijnen zelf de ontwikkeling van hun eigen traditie. Zo zijn de laatste jaren veel rode binnenvelden van de luiken weer wit geschilderd met slechts een rood randje eromheen. Ook adviserende instanties als de provincie Overijssel en de RDMZ bemoeien zich nauwelijks met het kleurgebruik in Staphorst. En zolang de inwoners van Staphorst en Rouveen met respect en creativiteit iedere keer weer een nieuwe wending geven aan hun eigen cultuur of deze zelfs nieuw leven weten in te blazen, is daar ook geen enkele reden toe. | |
[pagina 240]
| |
BUITENPOST. BEDSTEEWAND IN HOEVE DE POEL. 1946
| |
[pagina 241]
| |
TERHEIJDEN. HAARDPLAATS IN EEN BOERDERIJ. 1908
|
|