Jaarboek Monumentenzorg 2003. Boerenbedrijvigheid, voortgang en behoud
(2003)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 168]
| |
Van Schouwse stolp tot wederopbouwboerderij
| |
[pagina 169]
| |
Kerkwerve, Verseputseweg. Eén van de laatste Schouwse stolpen, 1949. Foto S.J. van der Molen, coll. Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Zierikzee.
Een belangrijk aspect in het programma van eisen was dat deze boerderijen een streekgebonden karakter moesten hebben. Voorzover bekend leidde deze prijsvraag niet tot één gestandaardiseerde Zeeuwse wederopbouwboerderij. De inzenders hielden zich namelijk vooral bezig met het zoeken naar een doelmatige, functionele oplossing, waarbij snel en efficiënt kon worden gebouwd, en voldeden daarmee niet aan de ‘rustieke’ wensen van het Wageningse bureau.Ga naar eind1 Te verwachten viel dat er na de Ramp wel zou worden overgegaan op gestandaardiseerde boerderijen die via een snelbouwsysteem zouden kunnen worden opgetrokken. Het in 1955 opgeleverde ‘voorbeeldbedrijf’ de Friesland Hoeve bij Serooskerke doet een dergelijke ontwikkeling ook vermoeden.Ga naar eind2 Toch is deze hoeve geen standaardmodel dat overal | |
[pagina 170]
| |
Kerkwerve, Verseputseweg. De laatste Schouwse stolp verdwijnt in het water. Foto coll. Ochtman, Gemeentearchief Schouwen-Duiveland, Zierikzee.
Serooskerke, Slikweg, de Friesland Hoeve. Deze boerderij dateert uit 1955. Reproductie uit: Gekwelde Grond, Schouwen-Duiveland in ramp en herstel.
| |
[pagina 171]
| |
in dezelfde vorm is overgenomen. Desalniettemin zijn er bij de nieuwe boerderijen een aantal duidelijke overeenkomsten aan te wijzen. Er is afgestapt van de traditionele combinatie van bakstenen woonhuizen en houten schuren. Het merendeel van de wederopbouwboerderijen is gebouwd in duurzame rode baksteen en voorzien van pannendaken. De ramen zijn strak uitgesneden en hebben ofwel geen, ofwel een grote roedeverdeling. Het witgeschilderde lijstwerk is eveneens strak. Hoewel de mechanisatie van de landbouw in 1953 andere eisen stelde aan de gebouwen, is - met uitzondering van enkele zeer grote nieuwe schuren - teruggegrepen op de traditionele boerderijtypen. Deels is het model van de Zeeuwse schuurgroep toegepast, voor het overige is gebruikgemaakt van typen die ook elders in het land voorkwamen, zoals de Vlaamse schuur. De typisch Schouwse stolpvorm keerde niet meer terug en verdween daarmee definitief uit beeld. Inmiddels worden ook de wederopbouwboerderijen bedreigd. Een aantal ervan is al ‘verrustiekt’ met luikjes en geschulpte daklijsten of is zelfs helemaal witgeschilderd. Soms wordt hierbij teruggegrepen op de traditionele Zeeuwse elementen. Bij de al eerder genoemde Friesland Hoeve, die inmiddels niet meer in gebruik is als boerenbedrijf, zijn de muren van het schuurgedeelte bijvoorbeeld voorzien van een zwartgeteerde houten bekleding. Op dit moment zet de Boerderijenstichting Zeeland zich in voor het behoud van de overgebleven traditionele Zeeuwse boerderijen. Maar zoals ooit de stolpen en de Zeeuwse schuurgroepen het beeld van Schouwen-Duiveland bepaalden, zijn nu de wederopbouwboerderijen, die zo onlosmakelijk met de geschiedenis van het eiland zijn verbonden, bepalend voor het landschap. Het is daarom betreurenswaardig dat alleen de boerderijen tot 1940 zijn geïnventariseerd en er (nog) geen beschermingsstatuut is voor de wederopbouwboerderijen. | |
[pagina 172]
| |
BENNEKOM, ACHTERSTRAAT 11. BOERDERIJ BOEKELO. 1943
| |
[pagina 173]
| |
ACHT. BOERDERIJ DE NISPELHOEF. CIRCA 1930
|
|