De vrouw als boer
Jacomien Voorhorst
Mijn beide grootmoeders waren boerin en ook mijn moeder was boerin. Daar hadden ze niet voor doorgeleerd. Het feit dat ze met een boer trouwden, was al voldoende om gekwalificeerd te worden als boerin. Ze hadden overigens wel degelijk een taak in het bedrijf van hun man. Ze zwaaiden de scepter op gemengde bedrijven met melkvee, akkerbouw en fruitteelt in een tijd dat er nog volop personeel op de boerderij werkte. Mijn oma's waren verantwoordelijk voor het omvangrijke huishouden. Dat betekende de zorg voor kinderen, andere inwonende gezinsleden en medewerkers. De (moes)tuin, de slacht en boomgaard vielen onder hun verantwoording. Mijn oma's waren een soort meewerkende managers. Toen mijn moeder boerin werd, was er van medewerkers al geen sprake meer. Mechanisatie en specialisatie waren de landbouw binnen getreden. Mijn moeder werd ‘meewerkende boerin’ zoals dat toen heette: ze verzorgde het jongvee, ging mee melken en sprong in waar dat nodig was. Tegenwoordig ligt het anders. Zelf ben ik ook met een boer getrouwd, maar ik ben mijn beroep trouw gebleven. Dat doen veel vrouwen die met een boer het leven delen. Stappen ze wel in het bedrijf van hun man, dan is dat een bewuste keuze. Ze werken dan ook niet meer mee, zoals mijn moeder nog deed, maar nemen een afgebakend onderdeel van het bedrijf onder hun hoede. Sommigen noemen zich zelfs liever ‘boer’ of ‘ondernemer’ dan ‘boerin’.
Mijn grootmoeder, mijn moeder, ik en al die andere vrouwen die voor een boer hebben gekozen, je kunt ons onmogelijk over een kam scheren. Maar of we nu wel of niet boerin genoemd willen worden, we zijn allemaal wel verbonden met het bedrijf van onze boer. Een verbondenheid waaraan moeilijk te ontkomen valt. Een boerin woont nu eenmaal in hetzelfde huis als de boer. In de meeste gevallen is dat op of heel dicht bij de boerderij. Werk en privé liggen op een boerderij dicht bij elkaar. Sterker nog, ze lopen in elkaar over. De gang van zaken op de boerderij heeft invloed op de handel en wandel van de boerin. Alleen al het feit dat je op een boerderij wat ruimer behuisd bent dan in een doorzonwoning, drukt je met de neus op de feiten. Er is altijd wel wat te vegen, te verven, te harken of te poetsen. En de bedrijfsvoering bepaalt sterk de dagindeling. Wanneer de tijd daar is dat er geoogst moet worden, zijn alle andere zaken ondergeschikt. Als er een koe uitbreekt, wordt ook de boerin geacht erachteraan te hollen. Kortom, je moet van goeden huize komen om je als boerin niet te laten beïnvloeden door hetgeen er op het bedrijf gebeurt.
Die verbondenheid van de boerin aan haar boer en zijn boerderij blijft volgens mij ook in de toekomst een feit. Misschien nog wel meer dan vandaag. Het zal er op de boerderij immers niet gemakkelijker op worden. Wie boer of boerin wil blijven, moet alle zeilen bijzetten. Zorgen dat het bedrijf financieel gezond blijft. Inspelen op nieuwe ontwikkelingen. In gesprek blijven met de directe omgeving, de consument. Zich druk maken voor een leefbaar platteland, uitleggen waar het bedrijf mee bezig is. Maatschappelijk verantwoord ondernemen, zoals dat heet. Dat gaat iedereen aan die op een boerderij werkt en woont. Ook de boerin. Of misschien wel juist de boerin.
Langs de dijk waar ik woon, zie je die extra betrokkenheid van de boerinnen al een beetje vorm krijgen. Er is een boerin die kinderpartijtjes organiseert op haar veebedrijf. De kinderen rollen in het