| |
| |
| |
Vorden, boerderij Boshuisweg 3. Deze karakteristieke boerderij gezien vanaf de achterzijde temidden van een houten wagenschuur en diverse minder fraaie opstallen, waaronder de silo uiterst rechts. Foto Staring Instituut.
Winterswijk. Een silo omtimmerd met een houten silohuisje. Dit is een geslaagd voorbeeld van hoe een modern element op acceptabele wijze kan worden ingepast.
Foto Staring Instituut, 1998.
| |
| |
| |
Bijgebouwen op de boerenerven bedreigen boerderij en buitengebied
Walter Knoop
In het kader van het Waardevol Cultuurlandschap (WCL) is in een aantal Gelderse gemeenten in de Achterhoek de afgelopen jaren door het Staring Instituut te Doetinchem intensief cultuurhistorisch onderzoek verricht. Dit onderzoek biedt zowel Rijk, provincie als gemeente een handreiking om de voortschrijdende verloedering van het landelijk gebied een halt toe te roepen.
Het begrip Waardevol Cultuurlandschap maakt deel uit van beleidsvoornemens zoals verwoord in de rijksnota Belvedere. Hierin wordt een relatie gelegd tussen cultuurhistorie en de toekomstige ruimtelijke inrichting van het landelijk gebied. Uitgangspunt hierbij is dat gebouwen in het landelijk gebied een waarde kunnen toevoegen aan hun omgeving. In totaal zijn, verspreid over het hele land, 49 cultuurhistorisch waardevolle gebieden geselecteerd. Dit zijn gebieden waarvan de relatie tussen landschap en gebouwde omgeving in potentie aanwezig is en die om deze reden in belangrijke mate bijdragen aan de herkenbaarheid van ons land. Nederland is namelijk meer dan alleen een polderlandschap met molens. Zo is bijvoorbeeld het essenlandschap met boerderijen op de zandgronden in het oosten van ons land eveneens een kenmerkend en karakteristiek deel van ons land.
| |
Landschapsontsiering
De provincie Gelderland sluit met haar nota Belvoir naadloos aan op de nota Belvedere. In dit kader worden diverse inventarisatieprogramma's uitgevoerd. Deze behelzen het kwalificeren en accuraat begrenzen van de WCL-gebieden en het doen van aanbevelingen om de relatie gebouw/omgeving daar waar nodig is, te verbeteren en landschapsontsiering tegen te gaan. In de Achterhoek en de Liemers gaat het momenteel om drie WCL-gebieden, te weten Winterswijk, De Graafschap en Aalten-Zelhem. Winterswijk is geïnventariseerd. In De Graafschap zijn de gemeenten Vorden, Lochem en Ruurlo onder de loep genomen; Warnsveld, Gorssel en Hengelo moeten nog worden gedaan. Aalten-Zelhem, een interessant essengebied, is nog niet geïnventariseerd. Hoewel het landschapsonderzoek nog slechts in een beperkt aantal gemeenten in de Achterhoek is uitgevoerd, tekent zich een patroon af dat ook in andere gemeenten buiten de WCL-gebieden in deze streek wordt herkend.
Het onderzoek maakt duidelijk hoe kwetsbaar het nog min of meer onaangetaste landschap is. De landschapsontsiering waarvoor in dit artikel aandacht wordt gevraagd, betreft de nieuwe bijgebouwen op de boerenerven. Door hun omvang en hoogte gaat hiervan de grootste ontsierende werking uit. Het komt erop neer dat 95% van de landschapsontsiering in het buitengebied wordt veroorzaakt door agrarische nieuwbouw van na 1970. De boerderij zelf, althans het hoofdgebouw, is doorgaans onaangetast gebleven. De vraag of er iets aan deze landschapsontsiering gedaan kan worden, kan bevestigend worden beantwoord. Voorop staat dat elk boerenbedrijf een onderneming is, en dat ook moet blijven. Het
| |
| |
Lochem, boerderij Boekhorstlaan 2. De lange ontsierende schuur verstoort het zicht op landgoed De Boekhorst. Foto Staring Instituut.
bedrijfsrendement mag niet worden aangetast. De oplossingen die worden aangedragen zijn dan ook van cosmetische aard. Waar het in grote lijnen op neerkomt is het materiaalgebruik en de kleurstelling van de nieuwbouw. Ook de plaats van de bijgebouwen op het erf is van grote invloed op de beleving van het landschap buiten de directe erfsituatie. Niemand zit te wachten op nog weer nieuwe elementen die hun eigen plaats en aandacht in het landschap opeisen. Het cultuurlandschap op zichzelf is al karakteristiek genoeg. Rust in vormgeving is gewenst, waarbij het accent wordt gelegd op begrippen als aanpassing en camouflage.
| |
Aanpassingen aan het landschap
Voor het vinden van een oplossing voor de landschapsontsierende bijgebouwen kan in twee richtingen worden gezocht. De eerste richting streeft naar aangepaste nieuwbouw door middel van zorgvuldig gekozen materiaalgebruik en kleurstelling. Daarbij wordt de (traditionele) boerderij met bijgebouw(en) als uitgangspunt genomen. Voor de kleurstelling gaat de voorkeur uit naar kleuren die ook op de traditionele boerderijen en schuren voorkomen, bijvoorbeeld standgroen en ossenbloed. Daarnaast is bruinzwart of zwart voor wanden zeer acceptabel, evenals het gebruik van zwarte dakpanplaten of vezelcement golfplaten in combinatie met witte windveren.
De tweede richting streeft eveneens naar aangepaste nieuwbouw, zij het dat hier het accent ligt op de camouflerende werking van een bepaalde kleurstelling en materiaalgebruik. In deze gevallen is meestal geen sprake meer van een (traditionele) boerderij.
Allereerst dient te worden vastgesteld wat voor soort gebouwen sinds 1970 op de boerenerven zijn verschenen en het landschapsbeeld van het buitengebied mede gestalte geven. Dit blijken vooral nieuwbouwstallen voor melkvee en varkens en open wagenschuren te zijn, evenals voedersilo's - vrijstaand of aan de stal verbonden - en ronde mestsilo's.
Nieuwbouwstallen voor melkvee en varkens zijn in de regel brede stallen met een weinig hellend zadeldak die door omvang en materiaalgebruik van het traditionele type afwijken. Soms bestaan de wanden uit metalen platen, meestal echter zijn ze uit baksteen opgebouwd. Dit is geen verkeerde keuze, maar bakstenen stallen zijn vanwege hun omvang eerder op een industrieterrein te verwachten en niet zozeer in het landschappelijk kwetsbaar buitengebied. Op de daken van deze stallen liggen in de regel golfplaten die aanzienlijk door het zonlicht zijn verweerd; de metalen wanden zijn meestal grijsgroen gekleurd en hebben geen enkele overeenkomst met de bestaande kleuren in het landschap.
Wat kan hieraan verbeterd worden? In de eerste plaats de dakbedekking. Er zijn heel geschikte zwarte, metalen dakpanplaten in de handel die er als dakpannen uitzien. Een andere optie zijn aluminiumplaten in dakpanmotief, lichter in gewicht maar iets duurder. Kunststofplaten die niet verkleuren onder invloed van het zonlicht behoren ook tot de mogelijkheden. Door het aanbrengen van een onderlaag kan geluidsoverlast in de stal bij regen en hagel worden voorkomen. Schuren en stallen kunnen ook een
| |
| |
facelift ten goede ondergaan door het aanbrengen van witte windveren. Het grijsgroen van de metalen wandplaten is landschappelijk gezien een misser. Beter is het om een groentint toe te passen die in de traditionele kleurstelling voorkomt, of te opteren voor een bruinzwarte of zwarte afwerking. Gaat het om in baksteen opgetrokken stallen met een schotwerk, dan heeft het de voorkeur de kleur van de staldeuren en het schotwerk aan te passen aan de traditionele kleuren van de streek. Bovendien kunnen door beplanting storende bijgebouwen aan het oog onttrokken worden, hetgeen de landschappelijke aanblik zeer ten goede komt.
Recent is een nieuw type melkveestal in het landschap verschenen die qua vormgeving en materiaalgebruik zeer acceptabel is. Dit staltype heeft aan één zijde een open gevel, meestal voorzien van een groene kunststof gaasmat. Op het dak, bestaande uit een kort en een lang schild, verdienen dakpanplaten of de reeds eerder genoemde zwarte kunststof golfplaten de voorkeur boven de veel gebruikte grijze platen. In plaats van een groene gaasmat zou net zo goed een zwart exemplaar toegepast kunnen worden, hetgeen vanuit landschappelijk oogpunt veel acceptabeler is.
Grote varkensschuren vormen een apart probleem. Het enige dat hierover op dit moment gezegd kan worden is dat ze zoveel mogelijk uit kleinschalige hoeven- en essenlandschappen geweerd moeten worden en in ontginningsgebieden zouden moeten
Winterswijk-Woold. Een open wagenschuur met een dakbedekking van aluminiumplaten in dakpanmotief. Op enige afstand is deze niet of nauwelijks van echte dakpannen te onderscheiden. Foto Staring Instituut, 2002.
worden geconcentreerd. Op dit punt is een nadere studie gewenst.
Open wagenschuren worden gebruikt voor de stalling van tractoren en landbouwwerktuigen en voor de opslag van hooi. De wanden zijn van hout of metaal en zijn doorgaans met golfplaten gedekt. Het betreft een schuurtype dat op een eenvoudige manier landschappelijk passend te maken is, bijvoorbeeld door de toepassing van de al eerder genoemde zwarte dakpanplaten of aluminiumplaten in dakpanmotief. Andere alternatieve dakbedekkingen zijn zwarte of oranjerode golfplaten. Deze laatste kleur heeft de voorkeur wanneer de boerderij en de schuren met rode pannen zijn gedekt. Houten of metalen wanden zouden bij voorkeur in bruinzwart of zwart uitgevoerd moeten worden.
Voedersilo's - zowel de vrijstaande als de tegen de schuren geplaatste exemplaren - zijn meestal lichtgeel, wit of lichtgroen gekleurd. Mede hierdoor zien deze verticale houders met veevoer eruit als gigantische in kunststof uitgevoerde ‘zuigflessen’. In het landschap zijn het buitengewoon ontsierende elementen. Zij kunnen echter op een eenvoudige manier worden gemaskeerd waardoor er zelfs een positieve werking op het landschap kan uitgaan.
| |
| |
Vorden, boerderij Baakseweg 3. De grijze dakbedekking op de in traditionele stijl gebouwde schuur is een storend element in het landschap. Foto Staring Instituut.
Door een lichte constructie om de silo te plaatsen met wanden van open of gesloten houten delen, uitgevoerd in bruinzwart of zwart, en door het aanbrengen van een zadeldakje gedekt met pannen, of zwarte of rode golfplaten, kunnen zij worden verhuld. Als de boerderij windveren heeft, zouden deze ook op het dak van de silo overgenomen kunnen worden. Op deze wijze kan met betrekkelijk geringe middelen en kosten in kwetsbare kleinschalige landschappen de verschijning van de horizonvervuilende silo's een halt worden toegeroepen. Sterker nog: op deze wijze kan een aanvankelijke ontsiering door een bedrijfseconomisch onmisbaar element worden omgezet in een wezenlijke verfraaiing van het boerderijcomplex. Ronde mestsilo's, al dan niet voorzien van een golfplaten dak, staan meestal op enige afstand van het erf. Ook dit type silo is op eenvoudige wijze in het landschap aan te passen door de wanden met bruinzwarte of zwarte houten delen te bekleden en een tentdak van zwarte golfplaten aan te brengen.
| |
Veranderende visie
De laatste jaren zijn we steeds meer vanuit landschappelijk gezichtspunt naar gebouwen gaan kijken. Immers de monumentale waarde van een (rijks)monument, boerderij of landhuis wordt landschappelijk gezien tenietgedaan wanneer zich in de onmiddellijke nabijheid ontsierende bebouwing bevindt.
De eigenaar van het landgoed Ampsen in Lochem, een beschermd rijksmonument, staat sympathiek tegenover de aanbevelingen in het WCL-rapport
Ruurlo. De oranjerode golfplaten op deze open wagenschuur hebben eenzelfde uitstraling als echte rode pannen. Foto Staring Instituut.
Lochem. De aanbevelingen voor dit landgoed betreffen de nieuwe bijgebouwen op de boerenerven. Het gaat daarbij onder meer om de kleurstelling van de schuren, het vervangen van (verweerde) kunststof dakbedekkingen door pannen of matzwarte golfplaten, het aanbrengen van witte windveren en het plaatsen van houten silohuisjes om voedersilo's. Vanuit het oogpunt van bedrijfsvoering zijn deze veranderingen niet noodzakelijk, vanuit het oogpunt van landschappelijk beheer daarentegen zijn het grote verbeteringen. Het zou een goede zaak zijn wanneer de provinciale overheid op dit punt haar verantwoordelijkheid neemt en haar belofte nakomt die destijds bij aanvang van het WCL-project is gedaan. Afgesproken is toen dat de provincie, na afronding van de inventarisaties en verkregen inzichten in de omvang van de problematiek, zou gaan bijdragen in de (meer)kosten van de aanpassing van de agrarische bebouwing in waardevolle landschappen. Dit om de landschappelijke waarde te vergroten. Dat inzicht is er nu in voldoende mate, waardoor verder uitstel of nieuwe nota's niet meer nodig zijn. Een en ander is geheel in overeenstemming met Belvedere en Belvoir. Immers, een landgoed intact houden betekent niet dat alle aandacht slechts naar het beschermde monument uitgaat. Daarnaast verdient het ook aanbeveling storende elementen in de buurt van het landgoed, zoals minder geslaagde nieuwbouw op de boerenerven, op termijn te verwijderen. Dit is het geval op het voormalig Lochemse landgoed Velhorst, eigendom van de Vereniging Natuurmonumenten. Hier bestaat het voornemen enkele
| |
| |
nieuwe stenen schuren, die landschappelijk minder geslaagd zijn, af te breken.
Het zijn keer op keer de bijgebouwen die de erfsituatie en het landschap in groter verband aantasten, zoals de volgende voorbeelden - stuk voor stuk situaties bij rijksmonumenten - duidelijk illustreren. Aan de Boekhorstlaan nummer 2 te Lochem bevindt zich een langgerekte stal, die niet alleen het zicht vanaf de Lageweg op de Boekhorst belemmert, maar ook in landschappelijk opzicht het aanzicht van het landgoed, en dus de monumentale waarde ervan, verstoort. Enigszins vergelijkbaar is de situatie bij Huis Verwolde. Daar bevindt zich, ter hoogte van de toegangsweg naar deze buitenplaats, boerderij Meijer waar op het erf een bijzonder onaantrekkelijke en ontsierende schuur staat. Van de boerderij Boshuisweg nummer 3 te Vorden komt de cultuurhistorische waarde nauwelijks tot haar recht vanwege het grote aantal schuren, stallen en silo's die deze karakteristieke boerderij grotendeels aan het zicht onttrekken.
Een ander voorbeeld is te vinden bij kasteel Hackfort te Vorden. Tegenover de ingang daarvan staat een fraaie boerderij aan de Baakseweg nummer 3. Op het erf staat een grote nieuwe schuur, min of meer in traditionele stijl gebouwd met een dakbedekking van grijze golfplaten. Destijds zeer acceptabel, maar met onze huidige inzichten zouden we de voorkeur geven aan een andere dakbedekking in een donkere kleurstelling.
Schuin tegenover de boerderij aan de Kremerweg nummer 1-3 te Huppel, Winterswijk liggen aan de andere kant van de weg allesbehalve fraaie schuren. Zij passen uit oogpunt van materiaalgebruik en omvang niet in het landschap. Deze schuren doen geen recht aan de monumentale kwaliteit van zowel de boerderij als de naastgelegen 18de-eeuwse korenspieker. Aan de Kostedeweg nummer 10 te Vorden is men subtieler te werk gegaan. Naast de boerderij is een nieuwe wagenschuur gebouwd, gedekt met muldepannen. Om het geheel nog meer in het landschap in te passen, zouden hier de gepotdekselde houten wanden bruinzwart geschilderd kunnen worden.
| |
Besluit
Er zijn veel (rijks)monumenten in het buitengebied, boerderijen maar ook kastelen en landhuizen, waarvan het monumentale karakter en de landschappelijke waarde ernstig worden bedreigd door oprukkende nieuwbouw.
Dit probleem is niet nieuw, het bestaat al sinds de jaren '70 van de vorige eeuw. Voor het vinden van oplossingen is misschien een iets andere manier van kijken en waarderen nodig dan we gewend zijn. Uit de wereld van de beschermde stads- en dorpsgezichten weten we dat één verkeerd gebouw een monumentale straat in zijn geheel visueel kan ruïneren. Voor het buitengebied geldt hetzelfde. Daar dreigt het landschap, en daarmee de herkenbaarheid van een belangrijk stuk karakteristiek Nederland, opgeofferd te worden aan karakterloze nieuwbouw. Het verdient dan ook aanbeveling te zoeken naar mogelijkheden om eisen te stellen aan de kwaliteit van nieuwe bebouwing in waardevolle cultuurlandschappen, met name voor bijgebouwen op boerenerven. Liggen hier mogelijkheden bij het toewijzen van gelden of subsidies aan rijks- en gemeentelijke monumenten? Zoals aangegeven bestaan er voldoende alternatieve oplossingen. Kennis van zaken en informatie is beschikbaar, ook regionaal. De provincie Gelderland beschikt op dit punt over uitgewerkte inzichten. Rest nog slechts het inzetten daarvan, waardoor er nog toekomst is voor het fraaie landschap en karakteristieke Nederland.
| |
Literatuur
Nota Belvedere. Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Den Haag 1999. |
Belvoir. Het cultuurhistorisch beleid van de provincie Gelderland 2001-2004, Arnhem 2000. |
W.H. Knoop, Lochem. Cultuurhistorische verkenning Landschap en Bebouwing, Rapport Staring Instituut te Doetinchem, 2000. |
W.H. Knoop, Ruurlo. Cultuurhistorische verkenning Landschap en Bebouwing, Rapport Staring Instituut te Doetinchem, 2002. |
W.H. Knoop, Vorden. Cultuurhistorische verkenning Landschap en Bebouwing, Rapport Staring Instituut te Doetinchem, 2000. |
W.H. Knoop, Waardevol cultuurlandschap Winterswijk: rapport cultuurhistorische waardering voor de karakteristiek van de gebouwde omgeving, Arnhem 2000. |
| |
| |
GILZE. BOERDERIJ. 1907
| |
| |
BENNEKOM, ACHTERSTRAAT 11. BOERDERIJ BOEKELO. 1943
|
|