| |
| |
| |
Kaart door Justus van Broeckhuijzen, 1713. Het Utrechts Archief, Utrecht.
| |
| |
| |
De Noordenhoek
Behoud en ontwikkeling van een Betuws cultuurgoed
Diederik van Everdingen
In een meander van de Linge, ten noorden van Deil, is het Betuwse landschap, zoals dat zich vanaf de Middeleeuwen heeft ontwikkeld, nog herkenbaar aanwezig. Door de generaties heen is dit agrarische cultuurlandschap steeds in stand gehouden. Door veranderde markt- en productieomstandigheden is dit echter geen vanzelfsprekendheid meer. Het zal noodzakelijk zijn een duurzame economische bedrijfsvoering te vinden die aan de instandhouding kan bijdragen.
| |
Historie
Het dorpje Deil is ontstaan vanuit een nederzetting in de bronstijd, op de zuidelijke oeverwal van het riviertje de Linge. De hervormde kerk heeft een toren van Romaanse oorsprong. In voorgaande eeuwen heeft het dorpje zeven versterkte huizen gekend. Wat heden ten dage nog aan deze huizen herinnert, is de (gedeeltelijk gedempte) gracht van Bulckesteyn en de gracht met toegangshek van Palmesteyn. Dit laatste kasteeltje wordt voorzover bekend voor het eerst in 1495 genoemd en is in 1833 afgebroken.
In 1668 kocht het echtpaar Van Ham-van der Woude het huis Palmesteyn met het ten noorden daarvan gelegen huis de Noordenhoek en de boerderij 't Geyn ten westen daarvan. Palmesteyn en 't Geyn vererfden rond 1730 via vrouwelijke lijn aan hun kleinkinderen Verstegen en de Noordenhoek aan hun kleinkinderen Van Everdingen. De Noordenhoek is sindsdien in mannelijke lijn vererfd. In 1892 en 1894 konden 't Geyn en het terrein van Palmesteyn weer met de Noordenhoek verenigd worden. De totale oppervlakte is door de eeuwen heen altijd ongeveer zestig hectare geweest, te klein om te versnipperen en groot genoeg om als zelfstandige eenheid te overleven.
Door de dijken, die vanaf circa 1200 zijn aangelegd, werden ook de overstromingen heviger. De noodzaak om op hogere plaatsen te gaan wonen, heeft ertoe geleid dat de Noordenhoek op dijkniveau is gebouwd. Ook het koetshuis en de in 1920 afgebroken vloedschuur waren op deze hoogte opgetrokken. Bij 't Geyn bestaat thans nog een terp, waarvan de bebouwing in 1894 grotendeels is gesloopt.
Het bezit de Noordenhoek bestaat van oudsher grotendeels uit cultuurgrond: vruchtbare zavelgronden op de oeverwal en vochtige uiterwaarden langs de Linge. De percelen worden gescheiden door meidoornscheerhagen, houtwallen en boom- en knotwilgenrijen. De met fruitbomen beplante dijk door het gebied, met de toepasselijke naam de Appeldijk, volgt de loop van de Linge. Op de vochtigste plaatsen zijn er (griend)bosjes, rietoevers en een poel. Nabij de kern van de Noordenhoek ontstond een kleine parkachtige aanleg met slingerpaadjes. Daarnaast is er een knotessenlaantje parallel aan de dijk richting het noorden. Met de afbraak en herbouw van het huis de Noordenhoek in 1898 kreeg ook de landschappelijk aanleg een impuls. Zo is er bijvoorbeeld een cipressenlaantje aangelegd, voor het Betuwse landschap een vreemde verschijning!
Door de eeuwen heen hebben steeds andere exploitatievormen en rechten aan de instandhouding bijgedragen. Van oudsher stonden akkerbouw en fruitteelt aan de basis. Daarnaast behoort het visrecht in een gedeelte van de Linge tot de Noordenhoek, is er een (in 1936 herbouwde) duiventil met het bijbehorende recht daartoe en was er pootrecht op de bermen van de gemeentewegen. Omstreeks 1800 bevond zich hier ook een paardenhoutzaagmolen.
| |
| |
Detail uit de Topografische en Militaire Kaart van het Koninkrijk de Nederlanden, 1836-'46. Reproductie uit: Grote Historische Atlas van Nederland, Groningen 1990, deel III: Oost-Nederland 1830-1855.
Het hout werd voornamelijk verkocht aan de polderdistricten ten behoeve van de watermolens. Voorts werden de wilgentenen van de knotwilgen langs de perceelsgrenzen en griendbosjes geëxploiteerd. In een (thans nog bestaande) visput nabij de Linge werd vis opgekweekt, zoals ook begin 20ste eeuw nog in de gracht van Palmesteyn geschiedde. In de 18de eeuw was op Palmesteyn het fokken van paarden voor de Pruisische legers de belangrijkste economische activiteit, totdat de Franse Rijnblokkade het doek voor de paardenhandel deed vallen. Dit gegeven, tezamen met een aantal branden, was reden tot de bovengenoemde afbraak in 1833. Daarnaast waren maatschappelijke functies van de familie gelieerd aan het plaatselijke grondbezit, zoals dijkgraaf bij het Polderdistrict en schout in de ‘Hoge gerechte van Deijl’.
| |
Het gebied
Het bezit de Noordenhoek is gelegen op de linker oeverwal van de Linge. De grond bestaat uit vruchtbare zavel, een menging van zand en klei. Komende over de dijk vanaf het dorp, is aan de linkerzijde een goed overzicht te krijgen van het oude omgrachte terrein van Palmesteyn. Op het perceel bevinden zich een hoogstamboomgaard en een omzoming met bomenrijen. Aan de rechterzijde kijkt men uit over de afgetichelde uiterwaarden van de Linge. Indien de dijk gevolgd wordt, komt men bij oud geboomte,
| |
| |
Kaart uitgegeven door de Topografische Dienst, Emmen, 2000. Opvallend is dat de landschapsstructuur ten noorden van de Koningsweg nagenoeg ongewijzigd is ten opzichte van de kaart uit 1713.
voornamelijk eiken, linden en beuken, waarin de bebouwing van de Noordenhoek is opgenomen. Deze bebouwing vormt de huidige kern van het gebied en is grotendeels in de plaats gekomen van oudere opstallen. In 1898 is op de plaats van het oude huis een nieuw landhuis in neo-renaissancestijl gebouwd. Vanuit dit huis heeft men in zuidelijke richting uitzicht over het terrein van Palmesteyn en in oostelijke richting op de uiterwaarden aan de overzijde van de Linge. In 1936 is het schuin achter het huis gelegen koetshuis afgebroken en op dezelfde plaats herbouwd. Deze beide gebouwen zijn enkele jaren geleden als rijksmonument aangewezen. De achter het koetshuis gelegen oude duiventil is, eveneens in 1936, met oude kloostermoppen en ijsselsteentjes herbouwd. In datzelfde jaar is er een tweede moestuin achter de herbouwde duiventil aangelegd.
Aan de straatzijde is in 1888 een koetsierswoning opgetrokken, waarachter de oude moestuin lag. Ten westen van deze historische bebouwing staan de agrarische bedrijfsgebouwen. Buiten deze bebouwingsconcentratie bevindt zich enkele honderden meters westelijker de bebouwing van 't Geyn.
Direct ten noorden van het huis eindigt de bebouwing en is een dicht loofbosje gelegen, grotendeels ontstaan uit een voormalig griendbos. Aan de Lingezijde treft men de oude visput aan. Parallel aan de dijk loopt binnendijks het laantje van knotessen,
| |
| |
De Appeldijk met hoogstamfruitbomen en knotwilgen aan de voet van de dijk. Foto auteur.
van waaruit men via het ten westen daarvan gelegen cipressenlaantje terug naar het huis kan lopen. Ten noorden van het bosje achter het huis komt men, nog steeds de Appeldijk volgend, in een relatief open, door het agrarisch gebruik vormgegeven landschap. Op de hellingen van de dijk bevinden zich tot honderd jaar oude appel- en perenbomen, en aan de voet van de dijk staan knotwilgen. De buitendijkse percelen worden grotendeels omzoomd met knotwilgenrijen.
Zicht over de ‘Vijf morgen’ op het cipressenlaantje. Foto auteur.
Daar bevinden zich griendbosjes en een wilgenbos, dat in het kader van de Natuurschoonwet 1928 is aangeplant. De binnendijkse percelen, die vanaf de dijk goed te overzien zijn, worden grotendeels omzoomd door meidoornscheerhagen, waarvan de oudste reeds op de kaart van 1713 is aangegeven. Op deze laatstgenoemde kaart is bovendien duidelijk te zien dat de percelen in het noordwesten van het Waardsche Blok kromme perceelsgrenzen hebben. Deze zijn thans nog in het terrein terug te vinden,
| |
| |
Franse ‘Blonde d'Aquitaine’-vleeskoeien in het Betuwse Linge-landschap. Foto auteur.
zoals ook uit de meest recente topografische kaart blijkt. Zij zijn gevormd door het ploegen met de os, waarbij door eeuwenlang vroegtijdig de bocht in te zetten, kromme percelen zijn ontstaan.
Het gehele gebied ten noorden van de Koningsweg heeft zelfs de vernietigende werking van de ruilverkaveling in de jaren '60 doorstaan. De landschapsstructuur, zoals hierboven beschreven, is door de eeuwen heen dan ook zeer stabiel gebleken.
| |
Beheer en gebruik
De hierboven beschreven structuurbepalende landschapselementen zijn uit functionele overwegingen ontstaan en in stand gehouden. De knotwilgen produceerden wilgentenen, de bomen zorgden voor hout voor de zagerij, de hoogstamfruitbomen gaven fruit, in de visput en gracht werd vis gekweekt en meidoornhagen dienden als veekering. Ofschoon al deze elementen al meer dan dertig jaar hun oorspronkelijke (economische) functie hebben verloren, zijn er recente ontwikkelingen die aan hun instandhouding bijdragen.
De productiegronden op de Noordenhoek zijn tot circa 1965 grotendeels verpacht geweest. Vanaf dat jaar zijn de gronden ten behoeve van mijn vader, Splinther van Everdingen, geleidelijk pachtvrij gekomen en in eigen exploitatie genomen. Voorts werd er circa 35 hectare grond gepacht van derden, zodat het landbouwbedrijf uit ongeveer 80 hectare productiegrond bestaat. Met de economische exploitatie van de hoogstamfruitpercelen moest rond 1970 worden gestopt. Dit was niet meer rendabel, met als gevolg dat de bomen sindsdien niet meer zijn gesnoeid. Gelijktijdig ging de gangbare landbouw destijds steeds meer bestrijdingsmiddelen gebruiken. Toen is de keuze gemaakt om op het volledige bedrijf ‘BD’ te gaan boeren, dat wil zeggen volgens Rudolf Steiners biologisch-dynamische productieleer. Tot circa 1980 hebben vervolgens schapen het landschapsbeeld bepaald. Rond dat jaar zijn er in Frankrijk ‘Blonde d'Aquitaine’-vleeskoeien gekocht, waarvan de oudste inmiddels ouder dan 35 jaar zijn, maar die nog elk jaar uitstekende kalveren leveren. In 1990 bepaalden tweehonderd vleesstieren en zestig zoogkoeien, met evenzoveel kalveren en veertig stuks
| |
| |
jongvee het landschapsbeeld. Hiervoor is er in 1990 een honderd meter lange potstal bijgebouwd.
De markt voor vleesvee is in de jaren '90 van de vorige eeuw dramatisch veranderd door wijzigingen in het landbouwbeleid op Europees en wereldniveau, en een (niet ophoudende) reeks van veeziektes en epidemieën. Daarnaast heeft de overheid niet nagelaten steeds meer zaken te willen regelen, wat tot een grote toename van de administratieve werkzaamheden heeft geleid. Het resultaat van de agrarische exploitatie draagt door deze ontwikkelingen inmiddels dan ook niet meer bij tot een duurzame instandhouding van de Noordenhoek met de zo kenmerkende cultuur en natuurwaarden.
Mijn broer Wouter van Everdingen heeft de agrarische bedrijfsvoering - in voornoemde jaren '90 - inmiddels grotendeels overgenomen en in 1995 is het bedrijf Palmesteyn Handelsonderneming B.V.
Het in 1898 herbouwde huis de Noordenhoek, opgetrokken in Neo-Renaissancestijl. Het gehele terrein is in voorgaande eeuwen op vloedvrije hoogte gebracht en maakt onderdeel uit van de dijk langs de Linge. Foto Gelders Genootschap, 1998.
ontstaan. Vanuit dit bedrijf wordt er onder andere (deels eigen) vlees, wild, wijn en kaas verkocht. Daarnaast worden er bedrijfsmatig groepen ontvangen. Naast deze nieuwe economische dragers wordt er de laatste jaren gebruikgemaakt van subsidieregelingen voor achterstallig landschapsonderhoud en voor beheer en onderhoud. Hoewel deze subsidies op dit moment bijzonder welkom zijn en belangrijk bijdragen in de instandhoudingskosten, wordt dit zeker niet als duurzaam gezien. Politieke en economische factoren spelen in het subsidiestelsel immers een cruciale rol en veranderen uitzonderlijk snel. In het jaar 2000 is er dan ook een beleidsplan opgesteld op basis waarvan nieuwe economische dragers (verder) kunnen worden ontwikkeld die wél bij kunnen dragen aan duurzame instandhouding, onafhankelijk van subsidies.
Bij deze nieuwe economische dragers wordt op een tweesporenbeleid gemikt, namelijk de ontwikkeling van de rode (gebouwde) en de groene (natuur)-elementen. Bij de rode elementen wordt voor de historische bebouwing aan voortgezet gebruik gedacht, overeenkomstig de historische functie (als
| |
| |
Zicht over de ‘Veertien hond’ en de ‘Vijf morgen’ op de meidoornscheerhagen met de Appeldijk op de achtergrond.
woning en koetshuis). De niet historische bedrijfsbebouwing zou verder ontwikkeld kunnen worden voor opslag en kantoorruimte van Palmesteyn Handelsonderneming B.V., waarbij de Noordenhoek als belangrijk kwaliteitsmerk fungeert. Daarnaast is het omgrachte terrein van Palmesteyn voor een eventuele herontwikkeling in onderzoek genomen. Bij de groene elementen wordt instandhouding van het zoogkoeienbedrijf voorgestaan, bij welke bedrijfsvoering een aantal specifieke natuurdoeltypen goed ontwikkeld kunnen worden. Hierbij kan gedacht worden aan bepaalde graslandtypen waarbij beweidingsbeheer noodzakelijk is. Bij elke vorm van natuurontwikkeling op de Noordenhoek zullen echter de economische overwegingen afgezet moeten worden tegen de cultuurhistorische. Zo is bijvoorbeeld de ontwikkeling van ‘nat soortenrijk grasland’ mogelijk, waarbij grotendeels verdwenen microreliëf kan worden hersteld (zoals een patroon van oude afwateringsgeulen), zonder het agrarische karakter van het gebied te verliezen. Grootschalige aanleg van moeras en rietlanden, waarin het concept-natuur-gebiedsplan voor bepaalde delen voorziet, is echter niet acceptabel. Het cultuurhistorische landschap zou daarmee te zeer geweld worden aangedaan. Er zal daarom gezocht moeten worden naar een vorm van natuurontwikkeling die de kwaliteiten van het landschap zoals dat door de eeuwen heen ontstaan is, niet aantast, maar juist zal versterken. Mijn overtuiging is dat natuurontwikkeling dan kan bijdragen aan behoud en herstel van cultuurhistorische waarden. De Noordenhoek laat zien dat de continuïteit van het beheer door de generaties heen het landschap herkenbaar en boeiend houdt. Elke generatie voegt iets toe of neemt iets weg, maar de eeuwenoude landschapsstructuur waarborgt dat iedere generatie zich er thuisvoelt, deze in stand wil houden en wil overdragen aan de volgende generatie. Voor de huidige eigenaren is het dan ook de opgave de exploitatie op zodanige wijze voort te zetten dat
dit op een duurzame wijze mogelijk blijft.
| |
| |
MAASTRICHT, AMBYERSTRAAT-ZUID 139. VOORPOORT VAN BOERDERIJ DE GRAVENHOF. 1924
| |
| |
OOSTVOORNE. BOERDERIJ DE JACOBA-HOEVE. 1921
|
|