Jaarboek Monumentenzorg 2003. Boerenbedrijvigheid, voortgang en behoud
(2003)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Vorden, de Wiersse. Het cultuurlandschap van het historische landgoed: een werkend geheel van buitenplaats, landbouw en bos. Foto H. van Heugten, 2003.
Kampen (afgepaalde velden) zijn opgebouwd met heideplaggen vanaf de Middeleeuwen. In de verte een boerderij met karakteristiek wolfdak. Foto H. Hoitink, 2003.
| |
[pagina 39]
| |
Het oude landgoed
| |
WaarnemingDe Nederlander bekijkt het landschap al lang vanaf een afstand. In de 17de eeuw zag men het platteland door de ogen van schilders, wier werk door vele lagen van de maatschappij in groten getale werd gekocht. Een landschap gestoffeerd met zichtbare tekens van werkzaamheden: voorhuis en roedeberg, werktuig en mens, vee en jachthond, schuur en geslacht varken, kwekerij en houtstapel - reële getuigenissen van leven, werk en dood. Heden is het heersende beeld verwijderd van de realiteit door supermarktverpakkingen en de gemonteerde camerabeelden van de media. ‘Men ziet niet wat de landbouw betekent voor het platteland’ zei minister Veerman in januari 2003 over de onwetendheid van samenleving en kabinet, ‘dierziekten, overschotten en de kosten van het Europees beleid [...] dat is allemaal op het conto van boeren geschoven.’Ga naar eind2 De propaganda van de landbouworganisaties zelf waagt meestal niet verder tegen de stroom in te gaan dan met een franje van aangename bijzaken: ‘leuke uitjes... regionale lekkernijen’. De jagers (in een land van wildeters) voelen zich genoodzaakt hun zelfverdedigende boodschap te concentreren op hun verdiensten als beheerders van het milieu.Ga naar eind3 Het Bosschap richt de aandacht op Rust, Ruimte en Stilte, wetend dat het imago van kappen van bomen - essentieel voor groei en verjonging - overheerst wordt door beelden van tropische fauna en flora, uit hun habitat verdreven door gewetenloze houthakkers. ‘Who is to tell visitors’, vraagt Deborah Devonshire, ‘that the stock-men, butchers, tractor drivers, foresters, keepers [...] are the people who make [the country] what it is? [...] I can see the day coming when the arable land will be left to its own thistly devices [...] the woods will become impenetrable jungles [...] We can drink French milk, eat Argentinian beef, import flour from America and timber from the Baltic. It would save a lot of work.’Ga naar eind4 Maar deze laatste besparing is slechts schijn, indien wij alle milieuschadelijke en verborgen kosten van lange afstandstransporten optellen. | |
Wens en verwachtingTwee jaar geleden schreef het Landbouw Economisch Instituut (LEI): ‘Het landelijke gebied is er voor ons eigen welbevinden: om te gaan wandelen of fietsen of om er met vakantie te gaan. Waar tot nu toe het Nederlandse landschap [...] als het ware een film door de tijd is van het wel en wee van de landbouw [...] als middel om voedsel te produceren, zal de landbouw in de toekomst [...] een middel worden om een gewenst landschap [...] te realiseren [...] naar de wensen van 16 miljoen Nederlanders [met] de boer als groene ondernemer [...] om dat gewenste landschap [...] te | |
[pagina 40]
| |
beheren’.Ga naar eind5 Zover is het gelukkig nog niet, maar de beleidsprognoses dat het de door het LEI geschetste kant opgaat, zijn er wel. Alleen zeer dappere beleidsmakers zullen tegen de toekomstvisie van experts durven ingaan, ondanks dat het om voorspellingen gaat. Los van de dwang om reeds aangenomen voorspellingen te realiseren, is een ‘consumptieruimte’ het landschap dat de Nederlander werkelijk wil? Als hij het zou krijgen, dan zal hij bedrogen uitkomen. ‘When you get what you want, you don't want it’ zegt een oud liedje. Een platteland ingericht als recreatieen natuurpark, de dynamiek van voedselproductie verloren, de gebouwen bestemd als bezoekerscentrum, campingkantine, zorgboerderij of als een ‘huis van allure’ - nodig om een nieuw ‘landgoed’ te creëren voor de fiscus - zal de vakantieganger uiteindelijk nog meer aanzetten tot reizen naar minder ontwikkelde landen, waar de realiteit van het plattelandsleven nog - alhoewel soms pijnlijk - zichtbaar is.Ga naar eind6 Franz Fischler, Eurocommissaris voor de Landbouw, zei in 2001 dat ‘familiebedrijven de ruggengraat van de Europese landbouw moeten blijven. Ik wil van het platteland geen landbouwmuseum maken.’Ga naar eind7 Maar staan Brussel en Den Haag achter dit voornemen en is men bereid het adequaat te waarborgen in de hervorming van het Europese landbouwbeleid die nu gaande is? | |
Het gemengde familiebedrijf‘Het verschralen van de plattelandssamenleving’, waarschuwde minister Veerman in januari, ‘en het uiteenvallen van sociaal-economische verbanden, dat zijn ook erfschulden die wij doorschuiven naar de volgende generatie.’Ga naar eind8 De sociaal-economische verbanden op het platteland die nu het meest bedreigd worden, zijn die van de kleinere, gemengde familiebedrijven. De bedrijven met de langste continuïteit liggen voor het grootste deel in het oosten van het land en meestal op zandgrond. Hun equivalent is uit een groot deel van Europa allang verdwenen. Zij zijn of na de opkomst van het kapitalisme in de late Middeleeuwen opgegaan in grote eenheden van herenboeren met landarbeiders, of door het communisme vernietigd. Het landschap van deze Oost-Nederlandse familiebedrijven wordt nog steeds bepaald - daar waar ze
Tekening door J.H. Hottinger & ing. Baron van der Wijk, 1783, ‘Figuratieve Caart van het Frontier des IJssels’. Situatiekaarten van de Genie, Het Nationaal Archief, Den Haag.
voor ruilverkaveling gespaard zijn gebleven - door de landbouwpraktijken van de Middeleeuwen, praktijken die de kampen en esgronden opbouwden met heideplaggen en mest, de singels van het coulisselandschap vormden ter bescherming van het gewas tegen vee en wild en de beken verlegden om water over de vloedweides te leiden en watermolens kracht te geven. Van de oude hoeven dateren de gebinten vaak van eerder dan de 17de eeuw. Hun dakvorm is bepaald door de beperkingen van de rietdekker en de vergankelijkheid van lemen wanden; zonder van vorm te veranderen zijn de daken anderhalve eeuw geleden gedekt met pannen en de lemen muren door steen vervangen. De erven zijn verankerd in het landschap door heggen, vruchtbomen, boeren geriefhout en groepen grote eiken. De nieuwere elementen van horizontale ligboxstallen en contrasterende verticale voedersilo's zijn in de omgeving door het opgaande groen ingepast. Het is ironisch dat een eigenaar die destijds zijn houtopstanden bij het erf goed heeft verzorgd, nu in zijn boerenbedrijf met beperkingen wordt opgezadeld wegens de aanwezigheid van deze ‘zuurgevoelige bosjes’. De mannen, vrouwen en kinderen die op de familiebedrijven werken, zijn verbonden met de plek door het gevoel dat iedere boer voor zijn grond heeft. Eveneens zijn zij aan elkaar en aan de regio verbonden | |
[pagina 41]
| |
Pen en aquarel door Lieutenant Besier, 1844. Naar deze kaart is de eerste topografische kaart gemaakt. Kaarten topografische Dienst, Het Nationaal Archief, Den Haag.
door het trotse gebruik van een levendig dialect, rijk in beeldspraak, en door de overblijfselen van de ‘naoberplicht’: beide fenomenen zijn langer in de streek geworteld dan de geschreven geschiedenis strekt. Tegelijkertijd toont het Oost-Nederlands familiebedrijf onverwacht aanpassingsvermogen. Verandering van grootte is hun niet vreemd - maar altijd binnen de schaal van wat één familie aankan. Het nuchter gebruik van geavanceerde methodes - het inschakelen van computers is algemeen - groeit vanzelfsprekend, naast een toenemend bewuste waardering voor de natuur- en cultuurhistorische waarden van hun weides en hun erf. Tegen alle officiële voorspellingen in geeft Jan Douwe van der Ploeg, hoogleraar rurale sociologie in Wageningen, het kleine familiebedrijf met zijn veelvormigheid, zijn dynamiek en zijn rijkdom aan menselijk kapitaal de grootste overlevingskans van alle Nederlandse boerenbedrijven.Ga naar eind9 Maar menig klein familiebedrijf wordt nu tot het breekpunt bedreigd door regelgeving en de consequenties van globalisering. Er moet iets ernstig mis zijn met een | |
[pagina 42-43]
| |
Tekening op basis van de kadastrale kaart, Victor de Stuers, 1904. Archief de Wiersse, Vorden.
| |
[pagina 44]
| |
Vorden, de Wiersse. De buitenplaats zet zich voort door een stelsel van doorzichten en lanen in de omringende exploitatiegronden van het landgoed met zijn houtpercelen en boerderijen. Tekening op basis van de topografische kaart, Amelia Gatacre, 2003.
maatschappij die kwaliteit vraagt, maar voor het goedkoopste kiest. En die klaagt dat de boer subsidie krijgt, terwijl slechts zeven procent van wat men voor voedsel betaalt, bij de producent terechtkomt (in 1910 was het nog veertig procent).Ga naar eind10 ‘Much needs to be done to sustain farmers at the limits of farming’, schreef Oliver Rackham, hoogleraar in de plantkunde in Cambridge.Ga naar eind11 ‘These people did not indulge in the excesses of agri-business. They maintain ancient field systems [...] which would otherwise turn into bracken or woodland. Their historic landscape survives, although not in full working order: cereals have dropped out, leaving the countryside to cattle [...] whose existence is now precarious. [...] If anyone deserves European Community subsidies, it is these farmers.’ | |
Het historische landgoedHet economisch bestaan van het familiebedrijf wordt bij uitstek gekoesterd op de oude particuliere landgoederen van een buitenplaats. De ideale eenheid van het oude landgoed heeft als middelpunt de buitenplaats met het huis en bijgebouwen, waarbinnen een tastbare vertegenwoordiging van het verleden | |
[pagina 45]
| |
in huisraad en archief, en waarbuiten de gronden van vermaak in tuinen en park. Door een stelsel van doorzichten en lanen zet de buitenplaats zich voort in de omringende exploitatiegronden van het landgoed met zijn boerderijen en houtpercelen. De bomen kunnen driemaal een mensenleven voortbestaan - maar moeten wel gedund en tijdig verjongd worden. De lagen van het verleden, half verborgen onder het heden ‘laten zich lezen als een archief’.Ga naar eind12 Hier is de landbouw in evenwicht met zijn omgeving. Om Fons Asselbergs, directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, wederom te citeren: ‘Onze historische buitenplaatsen fungeren als landschappelijke kernen tegen vervlakking, fragmentatie en verloedering.’Ga naar eind13 Omdat de landgoedeigenaar de kavels bij de verpachte hoeve van oudsher zo gunstig mogelijk is blijven indelen, is de vernietigende rationalisatie van een ruilverkaveling door de overheid overbodig gebleven. Voor het bestaan van een particulier landgoed is inkomen uit pacht of uit eigen agrarisch bedrijf essentieel. Toch wordt het economisch voordeel voor oude buitenplaatsen wel getemperd door de andere belangen van de eigenaar. Zijn plezier in de groeiwijze van planten en de gewoontes van dieren wordt verwezenlijkt in zijn - vaak zeer deskundige - uitoefening van tuinieren en parkaanleg, bosbouw en jacht, die - verweven met landbouw - tegelijkertijd het landschap van deze historische landgoederen vormgeven en een gevarieerde habitat voor flora en fauna bieden. Naast de esthetische drijfveer van de eigenaar zorgt het koesteren van herinneringen voor continuïteit. Herinneringen die ook afwijkingen tolereren - een grillige boom of een onbruikbaar gebouw - die helpen leven te geven aan een landschap. De continuïteit in beheer wordt niet alleen gewaarborgd door de particuliere eigenaar, maar eveneens door de families van medewerkers en pachters in hun betrokkenheid met de plaats. Een betrokkenheid die is ontstaan door er te wonen en te werken en door kennis die van kinds af aan is opgebouwd en van generatie op generatie is doorgegeven. Deze continuïteit geeft ook de scepsis om zo nodig onderscheid te kunnen maken tussen een nieuwe aanpak die daartoe zal bijdragen, en een modieuze, vaak door de overheid aangemoedigde stroming die, voordat deze weer terzijde wordt gelegd, onherroepelijke schade kan aanrichten. Het Nederlandse landgoed telt zelden meer dan enige honderden hectare - niet eens de omvang van een middelgrote boerderij in Engeland, het noorden van Duitsland of Frankrijk. Het bestaat hoogstens voor tweederde deel uit boerenland.Ga naar eind14 Dit kan onmogelijk voldoende inkomen verschaffen voor het onderhoud van het geheel: naast het historische huis met bijgebouwen, tuinen, park, lanen en boerderijen, betreft dit ook andere monumentale bouwwerken als boerderijen, bakovens, putten en latjesschuren, en de even belangrijke landschapselementen, waaronder meandersloten, poelen, knotwilgen, heggen, houtwallen, boomgroepen, solitairen en lanen, met langs de zandwegen bermen rijk aan flora. Landgoederen ontlenen zowel hun aantrekkelijkheid als hun kwetsbaarheid aan de intensiviteit van de zorg die zij nodig hebben: een dubbel belastende zorg, indien de schaal klein is. Het historische landgoed op zijn best is een samenstelling van buitenplaats en productiegronden, met continuïteit en betrokkenheid in familiebeheer. Als entiteit worden deze landgoederen in Nederland echter steeds zeldzamer, zelfs in de Graafschap waar weliswaar tien procent van het areaal uit particuliere landgoederen bestaat, maar die voor een groot deel niet meer als eenheid functioneren. | |
Identiteit en overheidOp het eerste gezicht is de identiteit van een historisch landgoed te herkennen aan de kleuren van de luiken van de boerderijen, soms aan de samenstelling van de dakpannen of het ontwerp van de naamplaten. Toch gaat de individualiteit van een dergelijk goed veel dieper. Het bestaat uit een combinatie van de oorspronkelijke topografie van de plaats met accenten opgelegd door generaties eigenaren. Zo'n synthese bereikt zijn volmaaktheid alleen wanneer de plannen worden gemaakt en het beheer wordt uitgeoefend vanuit het hart van het bezit. Zelfs de bijzonder bekwame regionale tuinadviseurs van de Engelse National Trust geven toe dat, hoe zij hun zorg ook richten, de individualiteit achteruitgaat, wanneer de oorspronkelijke particuliere eigenaar en zijn familie van het toneel zijn verdwenen. Boerenbedrijf en landgoed hebben bedreigingen zowel als kwaliteiten gemeen: beide zijn familieaangelegenheden. Opvolgers worden nu vaak afgeschrikt | |
[pagina 46]
| |
Vorden, de Wiersse. Herinneringen die afwijkingen tolereren: een grillige boom, een onbruikbaar gebouw. Foto H. Hoitink, 2003.
| |
[pagina 47]
| |
door de last waaronder zij hun voorgangers gebukt zien gaan: tijdrovende en geldverslindende overheidsmaatregelen - de een na de ander - die de tijd opslokken die zij hadden moeten besteden aan winstgevende bedrijfsvoering of aan een carrière ernaast. De aanpak van de overheid kan als die van een koloniale mogendheid overkomen. Het 19de-eeuwse cultuurstelsel, in Nederlands-Indië ingevoerd met ‘zachte dwang’, zou niet vreemd klinken in 21ste-eeuwse Nederlandse plattelandsoren. De nu gangbare Reconstructie - die ‘door de streek gedragen moet worden’ - telt in het Voorontwerp voor de Achterhoek en Liemers alleen al 152 pagina's, los van de (moeilijk leesbare) utopiaans ingekleurde kaarten met titels als ‘raamwerk’, ‘streefbeeld’ en ‘zonering’ (of ‘scheiding van functies’ - de principes van Le Corbusier toegepast op het platteland, lang nadat stedenbouwkundigen ze hebben afgezworen).Ga naar eind15 Er wordt door de bewoners van het platteland met een mengsel van vrees, hoop en frustratie afgewacht: dit is het zoveelste uitvoerig beschreven beleidsvoornemen van Rijk, provincie of gemeente binnen één decennium. Men dient alles te lezen om de gevaren voor streek en eigen bezit te kunnen bespeuren. En zelfs dan kunnen de conclusies gekruist worden door het beleid van een andere laag van de overheid en kan de geldstroom verdampen, voordat het één praktische bestemming heeft bereikt. De regelgeving wordt ingewikkelder en kostbaarder. De belastingdruk van de rendementsheffing en de waterschapslasten gaat steeds zwaarder wegen. Het instandhouden van cultuurhistorische opstallen, waaronder beschermde monumenten, vergt extra deskundigheid en investeringen. De wirwar van projectgerichte subsidies zijn onzeker en eenmalig. Deze bijkomstigheden kunnen weliswaar veel goeds doen - zelfs in verhouding tot het vereiste papierwerk - maar werken vaak verstorend op planning en verstandige budgettering. In de echte behoefte - structurele hulp voor jaarlijks onderhoud van het bestaande - is alleen bij uitzondering voorzien. Het beste voorbeeld is de onderhoudssubsidie voor de als rijksmonument beschreven elementen van een buitenplaats.Ga naar eind16 Deze subsidie, gebaseerd op een tienjarenplan, is gemakkelijk aan te vragen en wordt op eenvoudige wijze aan deskundige controle onderworpen en vlot uitbetaald, zij het dat het plafond niet toereikend is voor de grotere buitenplaatsen.Ga naar eind17 Een vergelijkbare uitkomst voor elementen van natuur en landschap gaf de zogeheten Relatienota.Ga naar eind18 Helaas is deze vervangen - in sommige gebieden zelfs binnen vijf jaar - door het veel ingewikkelder regeling Programmabeheer, meer een product van verkokerde deskundigheid dan van inzicht in de kwetsbare balans van het platteland.Ga naar eind19 Bovendien is het Programmabeheer onderworpen aan een nieuwe vorm van bureaucratische controle die evenveel hoofdbrekens geeft aan gever als aan ontvanger en daardoor vertragend werkt. | |
EenkennigheidHoewel het Programmabeheer zowel voor natuur als voor landschap is bedoeld, wordt het landschap grotendeels vergeten en wordt cultuurhistorie genegeerd. Het reduceren van de nadruk op bos als enige vorm van schoonheid buiten de stad - een legaat van vroeg-19de-eeuwse Duitse romantiek - blijkt een geval van zeer lange adem te zijn, ondanks de voornemens van de nota's Belvédère en Belvoir van Rijk en provincie. Er wordt wel lippendienst aan landschap en cultuurhistorie bewezen, maar nog steeds ontbreekt evenredige, materiële steun. Het kennelijk verlangen om oerwouden naar Pools-Russisch model in Nederland te creëren, blijft sterk aanwezig. Gelukkig breekt wat licht door. In het Handboek Natuurdoeltypen, de officiële gids voor hoe het hoort, wordt toegegeven dat ‘aardkundige en cultuurhistorische waarden [...] relevant kunnen zijn [...] en de historische invloed van de mens wordt toegelicht [zij het in een inleidende paragraaf]’.Ga naar eind20 Al twee jaar eerder schreef A.H.F. Storteler van Alterra, het kennisinstituut voor de groene leefomgeving: ‘Geef de genius loci een kans. Dan krijg je een gevarieerde natuur in Nederland. [...] [Vermijd] subsidieregelingen waarin precies is bepaald welke soorten planten en dieren je moet halen - je kunt nooit voorspellen wat voor natuur er in de plaats komt.’Ga naar eind21 Het officiële vakblad Natuurbeheer. Informatie voor beheerders van natuur, bos en landschap ging dit jaar nog verder: ‘In het oude cultuurlandschap was er geen scheiding tussen bossen, heiden, akkers en weilanden. Een stap vooruit [...] zou zijn deze [elementen] | |
[pagina 48]
| |
Vorden, de Wiersse. Een buitenplaats is te herkennen aan de kleuren van de luiken. Toch gaat de individualiteit van de buitenplaats veel dieper. Foto H. Hoitink, 2003.
niet meer afzonderlijk te zien en verstoringen niet per definitie als negatief te beschouwen. [...] [Een] beheer mede op grond van een productiedoelstelling [kan] hierbij een rol spelen.’Ga naar eind22 | |
SamenhangIn het cultuurlandschap van het landgoed zijn akkers en weilanden, bossen en heiden nooit afzonderlijk gezien. Zij zijn onderdeel van een bewoond en werkend geheel, waarin de historische structuur van buitenplaats met bos en boerderij zich blijft ontwikkelen als één geheel dat vele malen waardevoller is dan ieder onderdeel afzonderlijk. Het onderkennen van die werkende entiteit is iets dat aan velen voorbijgaat. Men beziet het buitengebied vanaf een veilige afstand en schept een geïdealiseerd beeld van het rustieke leven, waarin geen plaats is voor de (vanuit het oogpunt van de stedeling vaak verontrustende) realiteit. Het cultuurlandschap (van welke aard dan ook) wordt steeds meer gedegradeerd tot eilanden waarbinnen geen plaats meer is voor het historische patroon van wonen en werken. Het wordt verder gefragmenteerd, niet alleen door verstedelijking en infrastructuur, maar eveneens door het kunstmatig inzetten van nieuwe natuur. Wat wij nodig hebben is besef van het ontstaan en de ontwikkeling van ons landschap, alsmede erkenning van de samenhang tussen verschijningsvorm, gebruik en beheer. Als daarvoor ruimte wordt gegeven in plaats van het dood te schrijven, dan is er een halve slag gewonnen voor de continuïteit van het platteland. Over ons cultuurlandschap zei Asselbergs in 1999: ‘Het Nederlandse landschap is door mensenhanden gemaakt. Het is daardoor bij uitstek een cultuurlandschap. Geen meter is onberoerd gebleven. Het woeste natuurlandschap is ontgonnen, drooggelegd, verkaveld en bebouwd. Dit landschap is een doorlopend beeldverhaal, waarvan fragmenten in ons geheugen gegrift of op ons netvlies geëtst zijn, en vooral dankzij de traditie van de Nederlandse landschapsschilders en fotografen spreekt dit thema velen aan. [...] De functionele vormgeving, maar ook de metaforische verbeelding van ons land als één grote openbare ruimte kan ons landschap weer een samen- | |
[pagina 49]
| |
hang geven, die door jarenlange technocratische planologie van het platte vlak gefragmenteerd dreigt te raken. Het herstel en de versterking van die landschappelijke samenhang pantseren ons tegen ontheemding en geven ons het comfortabele gevoel “thuis” te zijn. Herkenbaarheid en culturele identiteit, daar gaat het hier om!’Ga naar eind23 Onze historische landgoederen met hun boerenlandschappen zijn daarvan een belangrijke component. Niet alleen voor de bevoorrechte bewoners, maar voor eenieder die iets van zo'n plaats in zich opneemt.Ga naar eind24 | |
[pagina 50]
| |
BORCULO, LEBBENBRUGGEDIJK 25. BOERDERIJ DE LEBBENBRUGGE, 1931
| |
[pagina 51]
| |
ARNHEM, ZIJPENDAALSEWEG 24. BOERDERIJ SONSBEEK. CIRCA 1940
|
|