landbouw of eigentijds beheer van nieuw aangelegd natuurlandschap de toekomst heeft. Dus moet je naar andere middelen zoeken om ervoor te zorgen dat de benodigde nieuwbouw rond de boerderij beter harmonieert met de authentieke oudbouw. Of zoeken naar praktische manieren om gedeeltelijke renovatie of aanpassing te maken tot een aanvaardbaar alternatief. Ik zal u straks vertellen op welke manier we daaraan kunnen bijdragen.
Ik heb het tot nu toe met u gehad over de boerderij als verlengstuk van het moderne boerenbedrijf. Maar dat zal in de toekomst steeds meer afnemen. Nog belangrijker is het dus om na te denken over het behoud van historische boerderijen met een ander type eigenaar. De moderne hoeve fungeert steeds vaker als woonhuis, als zorginstelling, als fitnesscentrum of als conferentieoord. Dat veelvuldige hergebruik juich ik toe, want het is de gedroomde derde weg naast slopershamer of museum. Maar het is wel belangrijk om ook die eigenaren - die de omgeving nauwelijks kennen - zoveel mogelijk bewust te maken van wat hun bezit betekent. Dat hun monumentale boerderij een belangrijke schakel is in de geschiedenis van het Nederlandse landschap. En dat een oprijlaan rondom het huis, Hans en Grietjeluiken bij de ramen of een Japanse tuin de eerste stap op weg is naar een Disneylandschap vol boerderettes. En misschien bent u het met me eens dat we dát beeld te allen tijde moeten vermijden.
Overigens geldt de bewustwording in dit opzicht niet alleen voor eigenaren. Het geldt evenzeer voor bestuurders, plannenmakers en politici die ingrijpen in de landelijke omgeving. Ik kan daar - zoals u misschien weet - uit eigen ervaring over mee praten. Ik bezat een mooie boerderij in het Groene Hart van Zuid-Holland, die moest wijken voor de HSL-lijn. Om mijn bezit voor de sloop te behoeden, heb ik hemel en aarde bewogen om het pand te laten verplaatsen, zodat het in de eigen omgeving behouden bleef. En natuurlijk om er zelf in te kunnen blijven wonen, dat geef ik ruiterlijk toe.
Maar tussen droom en daad stonden allerlei wetten en bezwaren. En ik moest zo leek het afscheid nemen van mijn dierbare bezit. Uiteindelijk is het pand toch behouden: het staat nu in het Nederlands Openluchtmuseum, en men heeft mij zelfs gevraagd er binnenkort een weekend in te gaan wonen. Het getuigt van humor en lef dat het museum mij daarvoor gevraagd heeft en daar houd ik wel van. Maar het is natuurlijk wel de wereld op zijn kop.
Fons Asselbergs, directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, zei onlangs: ‘De organisaties op het gebied van monumentenzorg en gemeenten moeten samen hun verantwoordelijkheid nemen en een culturele daad stellen in het agrarische landschap van de 21ste eeuw. Dit kan door de boerderij van nu op te vatten als een hoeve, een buitenplaats met een eigen ontstaansgeschiedenis en bouwtraditie. We moeten daarbij het gebouw en erf als een eenheid waarderen en het beschouwen als boeren-erfgoed nieuwe stijl. Dat betekent een zorgvuldige zoektocht naar een nieuwe balans tussen bewaren, beheren en (her)ontwikkelen van boerderijen.’ Ik zou daaraan toe willen voegen: met de moderne eigenaren van boerderijen als belangrijkste partner. Door ze in de eerste plaats zoveel mogelijk bewust te maken van het erfgoed dat ze - op welke manier dan ook - in gebruik nemen.
Een aantal projecten in het kader van de Belvedereregeling zou je in dit opzicht voorbeeldig kunnen noemen. Ik denk daarbij aan de Werkgroep Beemster Landschap: die informeert eigenaren hoe ze hun West-Friese boerderij-erven kunnen beplanten volgens de esthetiek van de beroemde 17de-eeuwse landmeters. Ik noem ook de Stichting Boerderij en Erf die zich in Alblasserwaard-Vijfheerenlanden sterk maakt voor intelligente herbestemming en restauratie van bedreigde panden. En ik denk natuurlijk ook aan dit Jaar van de Boerderij, dat een prachtige aanvulling is op deze projecten.
Uw organisatie vergaart kennis over ons cultureel agrarisch erfgoed. En presenteert deze wetenschap op een aantrekkelijke manier aan een grote groep mensen. Dat is heel zinnig. Maar ook zoiets praktisch als het architectonisch ideeënboek lijkt me een uitstekend middel om boerderijeigenaren gericht op het goede spoor te zetten.
Op die manier kan behoud en ontwikkeling - om dat Belvedere-motto nog maar eens te gebruiken - op een praktische, aantrekkelijke en verantwoorde manier in praktijk worden gebracht.
Tot slot wil ik graag melden dat het onderwerp ook binnen mijn departement de aandacht heeft. Zoals u misschien weet wordt het huidige beleid voor monumentenzorg stevig onder de loep genomen. We streven daarbij naar meer kwaliteit en minder