weg. Bovendien zorgde hergebruik voor een tegenbeweging, er was immers veel huisvestingsnood. Bunkers kregen tal van nuttige functies, van champignonkwekerij tot onderkomen voor padvinders. De Koude Oorlog was bovendien de aanleiding tot hernieuwde belangstelling van militaire zijde. Van de bijna 1100 bekende objecten waren er in 1995 al met al nog 450 over, ruim 40%. De in drie jaar gebouwde onderdelen van de Atlantikwall bleken - hoewel daar voldoende motivatie voor was - in geen 55 jaar af te breken. De bunkers hielden dus wel stand. En sommige gaan - al dan niet in een nieuwe gedaante - op voor een plaats in de eeuwigheid. Een praktijkvoorbeeld.
Op het terrein van de vooroorlogse Haagsche Golf & Country Club, grenzend aan de woonwijk Benoordenhout, stond ook een aantal bunkers. Bij de uitbreiding Duinzigt van deze wijk op het voormalige golfterrein in de jaren 1950-1960 werden er enkele kavels inclusief de bunker uitgegeven. De heer Koot kocht zo'n kavel - Ruychrocklaan 244 - en gaf de architect G.Th. Rietveld (1888-1964) in 1958 opdracht een woning annex kantoor te omtwerpen. Op de kavel stond een munitiebunker, om - voor de fijnproevers - precies te zijn een ‘Munitionsunterstand I’, standaardtype 134 met als ‘Baunummer’ 8741. De bouw ervan vergde eens 500 m3 beton, 20 ton betonijzer en 8 ton profielijzer. In de bunker was ruimte voor bijvoorbeeld 1.944.000 mitrailleurpatronen of 1.860 granaten van het kaliber 10,5 cm. Dat trof, want de heer Koot was wapenhandelaar.
Rietveld wilde de bunker onaangetast en in het zicht laten en er een transparante villa op bouwen. Zo zou een contrast ontstaan tussen de gesloten bunkerarchitectuur en de lichte woonhuisarchitectuur. Helder en concessieloos. Op aangeven van zijn opdrachtgever heeft hij het ontwerp echter moeten aanpassen. Aan de voorzijde kwam er een bouwlichaam tegen de bunker te staan, om deze zoveel mogelijk aan het zicht te onttrekken. Rietveld kreeg het wel voor elkaar dat het ontwerp op enkele punten van het Uitbreidingsplan Duinzigt mocht afwijken. Deze afwijkingen betroffen de kantoorfunctie op de begane grond, de bouwhoogte en het platte dak. In het Uitbreidingsplan Duinzigt was alleen de woonfunctie toegestaan in vrijstaande woonhuizen of in blokken van twee, in twee bouwlagen en afgedekt met een zadeldak.
Waarschijnlijk lukte hem dat omdat de Welstandscommissie over het plan adviseerde in plaats van de voor het plan Duinzigt aangewezen ‘supervisor’ ir. D. Roosenburg. Op 30 januari 1959 verleende de gemeente de bouwvergunning, waarna de aannemer, de firma J. Dubbeldam, de villa voor € 25.000 (f 55.000) bouwde. Bij de eerste oplevering kwam een zéér groot aantal technische gebreken naar voren, die vooral betrekkingen hadden op verschillende lekkages, de slechte kwaliteit van het hout voor de boeiboorden en vensters, slecht verfwerk en niet goed sluitende ramen. Nog tot in oktober 1961 sleepte deze zaak zich voort.
Het uiteindelijke resultaat vormt een interessante combinatie, de Villa Koot. Beide bouwdelen - bunker en villa - gaan ondanks hun contrast goed samen, omdat ze beide de kenmerken van ‘de nieuwe zakelijkheid’ hebben: machinaal vervaardigde bouwmaterialen (beton, ijzer en glas), geen gevelarchitectuur, maar wanden uitsluitend ter omsluiting van doelmatig ingedeelde ruimten en de afwezigheid van ornament.
Gaat het hier om dusdanig waardevol ‘gemeenschappelijk erfgoed’ dat het behouden waard is? Dat is nog maar de vraag. De munitiebunker is typologisch niet erg zeldzaam. In bezet Europa bouwden de bezetters er 450, in Nederland 115, in Den Haag 5, waarvan er 4 over zijn. De villa van Rietveld staat op een Haagse, nog niet-officiële lijst van top-100-gebouwen uit de Wederopbouwperiode. Meer nog dan om de mogelijke individuele cultuurhistorische waarde van deze combinatie gaat het hier echter om de betekenis ervan in een bredere context. Dankzij het - door velen eertijds niet gewenste - behoud van de bunker is er hier een combinatie ontstaan die het verhaal van de stad illustreert. Deze en vele andere ingrepen in de stad en in het stadsbeeld vertellen samen het complete verhaal van constante verandering en ontwikkeling. Dat verhaal moet zo compleet mogelijk blijven. Het is onverstandig en ongewenst om er illustraties uit te knippen of zelfs hele bladzijden uit te scheuren. Ook de zwarte en grijze bladzijden horen bij het verhaal van de stad, dat maakt het verhaal leesbaar, samenhangend en interessant.