hoeken zichtbaar zijn, de aan alle zijden uitkragende verdiepingsvloeren en soms ook de binnenmuren die door de buitenmuur steken. Verder is vrijwel altijd sprake van ver overstekende dakranden, bijzondere windveren en andere accessoires, zoals balustrades, bloembakken en luiken.
De Noorse firma Strömmen Traevarefabrik heeft enkele tientallen huizen naar Nederland geëxporteerd, variërend van bescheiden vakantiewoningen tot aanzienlijke villa's. Veel van deze Noorse huizen zijn gebouwd in een nationale, romantische ‘drakenstijl’ die aan het eind van de 19de eeuw teruggreep op de Vikingen. Dit uit zich met name in daken met een groot overstek en windveren die voorzien zijn van drakenkoppen of - staarten, die de huizen hun typerend ‘Noorse’ uiterlijk geven.
Dergelijke en andere houten huizen zijn in geheel Nederland te vinden, al is er een duidelijke concentratie in 't Gooi, met name in de omgeving van Naarden. Een van de redenen hiervoor is dat ten gevolge van de Vestingwet tot 1926 sprake was van zogenaamde ‘verboden kringen’ waar niet gebouwd mocht worden. Voor houten huizen werd echter een uitzondering gemaakt. Vrijwel altijd gaat het om individuele huizen. Slechts in een enkel geval is sprake van een grotere concentratie min of meer identieke huizen die door één opdrachtgever gebouwd zijn. Een voorbeeld hiervan zijn de tien (oorspronkelijk elf) Oostenrijkse woningen uit 1920 in Leeuwarden. In Naarden werden rond 1910 enkele tientallen houten huizen bij elkaar gebouwd in een nogal Amerikaanse stijl.
Voorburg. Houten huis door Christoph & Unmack (1923). Foto auteur.
Het is niet altijd duidelijk wie de architecten van deze huizen zijn. De ontwerpers waren meestal in dienst van de firma's die de bouwpakketten fabriceerden. Toch hebben ook architecten van naam, zoals De Bazel, Dudok, Salm en Wijdeveld, houten huizen gebouwd. De architect Henri van de Velde woonde, toen hij in dienst was van de familie Kröller-Müller, in een houten huis dat hij in 1920 in Wassenaar had laten bouwen door de firma Christoph & Unmack, volgens bestaand ontwerp maar wel duidelijk voorzien van eigen ideeën. Overigens was bij deze fabriek de Bauhausarchitect Conrad Wachsmann in dienst.
De ‘hausse’ in houtbouw kwam al voor de Tweede Wereldoorlog ten einde, maar direct daarna haalde het Ministerie van Wederopbouw duizend houten huizen, zogenaamde ‘Oostenrijkse woningen’, naar ons land om te voorzien in de woningnood. Ook werden in die tijd een aantal houten Zweedse woningen en Finse scholen gebouwd. Overigens is ook daarmee nog geen einde gekomen aan de exotische houtbouw in ons land.
De vele Finse bungalows en zelfs Canadese huizen die in de tweede helft van de vorige eeuw gebouwd zijn, en de recent weer toegenomen belangstelling voor Scandinavische woningen tonen aan dat er steeds een bescheiden markt in ons land is voor houten huizen uit het buitenland.