Stadsherstel, monumentenzorg en woningbouw in Paramaribo
Stephen Fokké
Op 27 juni 2002 verkreeg de historische binnenstad van Paramaribo door plaatsing op UNESCO's Werelderfgoeldlijst, de status van cultural site van ‘uitzonderlijk universele waarde’. Aan dit gedenkwaardig moment is een langdurig proces vooraf gegaan.
Suriname staat thans voor een enorme opgave om haar - overwegend houten - historische binnenstad te behouden, zonder daarbij de culturele ontwikkeling geweld aan te doen. Het sleutelwoord hierbij is ‘culturele planologie’. Er zijn diverse plannen en studies verschenen over de integratie van stadsvernieuwing en historisch erfgoed in Paramaribo. Hoewel de uitvoering op zich laat wachten, is er voor historisch Paramaribo geen weg meer terug.
Aan het begin van de 17de eeuw stichtten de twee Hollandse kooplieden Nicolaes Baliestel en Dirck Claesz van Sanen een verdedigbare handelspost aan de Surinamerivier, nabij het Indianendorp Parmirbo. Al snel viel het fort in Engelse handen en werd bekend onder de naam Fort Willoughby, genoemd naar de Engelse Lord die de verovering had geleid. Vanaf dit strategisch gelegen punt beheersten de Engelsen alle inkomende vaart. Niettemin verkozen de kolonisten het verder landinwaarts gelegen Thorarica als centrum van hun activiteiten. Pas na 1667, toen de kolonie definitief aan Holland werd overgedragen in ruil voor Nieuw Amsterdam, werd Paramaribo het centrum van het land en veranderde Fort Willoughby in Fort Zeelandia.
Onder het gezag van de West Indische Compagnie (WIC) groeide Paramaribo uit tot een belangrijke schakel in de plantage-economie. Vanaf Fort Zeelandia breidde de stad zich steeds verder landinwaarts uit, en volgde daarbij de richting van de langgerekte schelpenritsen, die de vereiste stevigheid aan de weke bodem gaven om veilig te kunnen bouwen. Ten behoeve van de waterbeheersing - de stad ligt immers in een rivierdelta - werden in het verlengde van de Schelpenritsen afvoerkanalen gegraven. Dit versterkte de structuur van de oude stad, die nog altijd herkenbaar aanwezig is. Latere uitbreidingen van de stad in de late 19de en vroeg 20ste eeuw wijken af van deze structuur en zijn volgens en strak dambordpatroon uitgevoerd. De uitbreidingen na 1950 strekken zich uit over de voormalige plantagegronden.
Het stadsbeeld van Paramaribo wordt gekenmerkt door de vele houten woningen op een bakstenen stoep met rechthoekig grondplan. Andere architectonische kenmerken zijn de overwegend strenge symmetrie en de sobere ornamentiek. De bezoeker zal in de straten van het centrum als eerste worden getroffen door de witte gevels met ruime veranda's.
Door de vele, dicht op elkaar gebouwde houten panden, is vuur altijd een van de grootste bedreigingen voor Paramaribo geweest. In de loop van de tijd heeft de stad dan ook enkele forse stadsbranden doorstaan. De grootste was wel de stadsbrand van 1821, waarbij ruim 400 panden in vlammen opgingen. Maar ook recent heeft de stad nog van branden te lijden gehad. Zo werden in 1996 het imposante houten parlementsgebouw, het Nepveuhuis en het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de Gravenstraat in as gelegd.