Jaarboek Monumentenzorg 2002. Een trapgevel in Potsdam. Monumentenzorg over grenzen
(2002)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |
SchurenDe vestiging vanaf 1625 van een kolonie langs de rivier de Hudson door de West-Indische Compagnie, verliep bijzonder stroef. Behalve Hollanders uit Utrecht en het Gooi, bestonden de eerste immigranten uit Noren, Zweden en Duitsers. Dit gemengde gezelschap aanvaardde echter wel de Nederlandse taal en gewoonten. Opmerkelijk is dat bij de bouw van de noodzakelijke boerderijen voor de nieuwe kolonisten, deze slechts in de aanvang zowel onderdak boden aan de boer en zijn gezin als aan zijn vee en oogst. Al snel bestonden de boerenplaatsen uit een vrijstaande woning voor de boerenfamilie en een grote bergschuur waar in de zijbeuken plaats was voor de trek- en rijpaarden en enig vee, zoals varkens en schapen. In het laatste kwart van de 17de eeuw ontwikkelde zich op de zware kleigronden langs de rivieren de Hudson en Mohawk een zeer intensieve landbouw. Hierdoor ontstond behoefte aan meer bergruimte voor de grote hoeveelheden ongedorst koren. Het dorsen, dat eerder met dorsvlegels werd uitgevoerd, geschiedde vanaf die tijd met paarden, hetgeen een brede dorsvloer vereiste. Voor het snel lossen van het met paard en wagen aangevoerd koren, werden brede deuren in voor- en achtergevel aangebracht. De tocht, veroorzaakt door beide deuren open te zetten, maakte het wannen effectiever. Dit alles leidde tot het ontstaan van een schuurtype dat ‘Dutch barn’ werd genoemd, hoewel deze schuurvorm in Nederland niet voorkomt. In 1968 heeft John Fitchen in zijn boek The New World Dutch Barn reeds alle verschillen en overeenkomsten opgesomd en ook sindsdien is het niet gelukt een rechtstreeks verband te leggen met een van de vele boerderijtypen in Nederland. Een directe invloed uit het Rijngebied is echter niet uit te sluiten. In de afgelopen vijftien jaar hebben de leden van de Dutch Barn Preservation
Larger Wemp Barn. In 1990 verplaatst van Fort Hubter naar New Scotland, Albany County. Dakbedekking en getrapte weeg niet weergegeven. Naar tekening van D.L. Carlon.
| |
[pagina 107]
| |
Reconstructie van een woning, groot 18 × 32 voet. Naar een bouwcontract tussen Symon Root en Reinier Somensen en de boer Paulus Leendersen van der Grift. Uit: New York Historical Manuscripts, Dutch, part III, page 103/104, May 30, 1649. Tekening auteur.
Society veel goed werk verricht met het inventariseren en documenteren van de vele verspreid liggende schuren. Gregory D. Huber heeft onlangs in het blad De Halve Maen (Journal of the Holland Society of New York) een schatting gemaakt van het aantal schuren dat ooit aanwezig was. Van de nog bestaande vijf- tot zeshonderd schuren genieten er slechts vijftien bescherming als eigendom van een plaatselijk museum of een behoudsvereniging. Qua constructie is de Dutch Barn vergelijkbaar met de vele typen driebeukige langsboerderijen in Nederland en Duitsland. Daarbij is de ankerbalk tussen de gebintstijlen het meest kenmerkende onderdeel. Deze jukken worden in Amerika een ‘H-frame’ genoemd. De kapconstructie is evenals in Europa | |
[pagina 108]
| |
Isometrische tekening, Yates House te Schenectady, N.Y., ca 1730. Tekening Thomas Nelson, 1986.
een sporenkap, maar van opvallend geringe afmetingen, hetgeen mogelijk werd gemaakt door de lichte dakbedekking van houten shingles of van elkaar overlappende planken. De oudste nog aanwezige schuren (rond 1680) bezitten steile kappen (verhouding: 3-4), overeenkomstig de Nederlandse stadshuizen. Om de bergruimte te vergroten, werd spoedig overgegaan op een flauwere dakhelling (verhouding: 5-4) door de zijwanden te verhogen. Deze bouwvorm bleef met allerlei varianten gebruikelijk in de staten New York en New Jersey tot ongeveer 1830. Daarna werd overgegaan op het Engelse schuurtype, met dragende bakstenen muren zonder tussenstijlen en wagendeuren in de zijgevels. | |
HuizenDe ontwikkeling van de bouw van woningen in de nieuwe kolonie begon met hetgeen in Nederland op het platteland gebruikelijk was, en wel overeenkomstig de houten panden, zoals deze te vinden zijn in Noord-Holland boven het IJ. Dus éénbeukige huizen, groot 18 × 32 voet, soms met een smalle zijbeuk en altijd met een enkele of een dubbele stookplaats in het midden van het pand. Allerlei typisch Hollandse bouwelementen, zoals een onder- en bovendeur, korbelen, de hangende schouw en een ‘versteken’ trap werden nog lang toegepast, ook nadat in 1665 de Engelsen de macht overnamen. Slechts langzaam kreeg de ‘English taste’ de overhand. Pas na 1830 raakt het Nederlandse erfgoed in taal en bewoning in de vergetelheid. Hoewel door afbraak of verbouwing veel panden verloren zijn geraakt, zijn er toch nog veel door Hollanders gebouwde woningen behouden gebleven. In de jaren zestig van de vorige eeuw is zelfs een in 1675 op Long Island gebouwde woning, het ‘Jan Martense Schenck house’, zorgvuldig afgebroken en herbouwd op een verdieping van het Brooklyn Museum. Deze overplaatsing werd geleid door Daniel M.C. Hopping, nadat hij eerst een werkbezoek had gebracht aan de Zaanse Schans. Bij de reconstructie van het pand heeft | |
[pagina 109]
| |
Interieur Jan Martense Schenckhuis gedurende de ontmanteling in 1952. Foto Brooklyn Museum, N.Y.
Henk Zandkuijl waardevolle adviezen gegeven. Een laatste bijdrage van de Hollandse 17de- en 18de-eeuwse emigranten was de ‘Gambrel roof’. Het betreft een gebroken kap waarbij het steilere deel enige malen groter is dan het flauwere deel. Evenals de bij ons bekende Mansarde-kap was de grotere bruikbaarheid van de zolder het grote voordeel hiervan. Engelse woningen ontbeerden echter een borstwering op de zolders. De ramen, die door de Hollanders vaak in de borstweringen werden aangebracht, noemden de Engelsen smalend ‘lay on your stomach-windows’. In de jaren tachtig nam de kennis over het Hollandse erfgoed en de Hollandse periode van 1625-1665 bij Amerikaanse historici enorm toe door het ‘New Netherlands Project’ bij de New York State Library in Albany. In dit kader werden de Nederlandse archieven in deze bibliotheek integraal in het Engels vertaald en uitgegeven. Professoren, studenten en historici, ook hier in Nederland, konden nu de geschiedenis van
Interieur van het overgeplaatste Jan Martense Schenckhuis. Foto Brooklyn Museum, N.Y.
Nieuw-Nederland bestuderen. Dit alles kreeg een grote uitstraling op de belangstelling voor het gebouwde erfgoed van het publiek in de staten New York en New Jersey. |
|