Jaarboek Monumentenzorg 2002. Een trapgevel in Potsdam. Monumentenzorg over grenzen
(2002)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |||||||
Kerkrade. Mijnschacht Nulland, een van de weinige behouden mijnmonumenten in de Limburgse Mijnstreek. Foto auteur.
| |||||||
[pagina 57]
| |||||||
Industrieel erfgoed
| |||||||
OuvertureHet begrip ‘industrial archeology’ is in de jaren vijftig van de vorige eeuw in Engeland ontwikkeld als etiket voor een behoudsbeweging die zich aanvankelijk vooral richtte op de overblijfselen van de Industriële Revolutie vanaf de 18de eeuw. Via studiedagen, congressen en publicaties werd dit begrip door de eerste generatie ‘industrieel-archeologische’ Engelse coryfeeën in de jaren zeventig geëxporteerd naar Nederland. Net als elders in Europa waren het in het begin vooral wetenschappers, museumconservatoren, monumentenzorgers en andere professionals die zich hiervoor interesseerden. In Nederland werd het initiatief echter al snel overgenomen door een groeiend aantal particuliere organisaties die zich plaatselijk, regionaal of landelijk voor een bepaalde categorie inzetten voor behoud en meer publieke waardering. Vanaf de oprichting van de eerste organisatie in 1976 groeide dit aantal tot ruim zestig, verenigd in de Federatie Industrieel Erfgoed Nederland (FIEN). In 1978 verschenen over dit onderwerp de eerste publicaties in boekvorm die sterk hebben bijgedragen aan de verbreiding van het begrip.Ga naar eind1 Enkele jaren later volgde een eerste eigen tijdschrift: Industriële Archeologie.Ga naar eind2 Ook internationaal betekende 1978 een doorbraak. Overal gonsde het van de initiatieven en activiteiten, zoals in Vlaanderen, waar de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie (VVIA) werd opgericht. Belangrijkste wapenfeit was de oprichting van TICCIH. In Zweden vond een derde internationale conferentie plaats met afgevaardigden uit negentien landen, die samen een wereldwijde organisatie oprichtten met als oogmerk ‘het bevorderen van internationale samenwerking op het vlak van behoud, inventarisatie, registratie, wetenschappelijk onderzoek en presentatie van ons industrieel erfgoed, evenals het bevorderen van opleiding en opvoeding in dit verband’. Opvallend is dat de gevestigde term ‘industrial archeology’ werd vervangen door ‘industrial heritage’ dat een zeer brede definitie meekreeg: ‘de materiële relicten (zoals landschappen, sites, gebouwen, technische uitrustingen en machines, producten en andere roerende en onroerende objecten), evenals alle documenten dienaangaande, zowel mondelinge als geschreven bronnen, als het registreren van herinneringen van mannen en vrouwen die bij het industrieel proces betrokken waren’.Ga naar eind3 Zo was de toon gezet en het veld gedefinieerd en kon de langzame, maar gestage opmars van het industrieel erfgoed vanuit Europa wereldwijd beginnen. | |||||||
De RDMZ en industrieel erfgoedIn het midden van de jaren zeventig was de eerste grootschalige beschermingsronde op basis van de Monumentenwet 1961 voor de periode tot ca. 1850 door | |||||||
[pagina 58]
| |||||||
de RDMZ afgerond. Hoe het verder moest met de periode na 1850 was echter geen eenvoudige vraag. Een categoriale aanpak werd beproefd voor kleine, overzichtelijke categorieën; een landelijke inventarisatie werd steeds gevolgd door selectie en bescherming. Achtereenvolgens kwamen spoorwegstations (1974), stoomgemalen (1975), gietijzeren vuurtorens en mijnmonumenten (1976) aan de beurt. Daarna stokte dit proces, mede wegens twijfels over de meest wenselijke aanpak en het gebrek aan kennis op dit geheel nieuwe gebied. Kennis die pas in de periode 1992-1996 vergaard is door het Projectbureau Industrieel Erfgoed (PIE), gefinancierd door het toenmalige Ministerie van WVC en ondergebracht bij de RDMZ, dat door een omvangrijk onderzoeksprogramma deze leemte heeft opgevuld.Ga naar eind4 | |||||||
TICCIHZou die ontbrekende kennis wellicht buitenslands gevonden kunnen worden? De RDMZ zocht en vond opvallend snel aansluiting bij de net opgerichte organisatie TICCIH en ir. F.D. ten Hallers, een van de toenmalige districtshoofden, bracht de weinige deskundigen op dit nog prille terrein bijeen in het Comité TICCIH Nederland.Ga naar eind5 De inmiddels gegroeide traditie van driejaarlijkse internationale TICCIH-congressen werd voortgezet met congressen in Frankrijk (1981), Amerika (1984) en Oostenrijk (1987). Daarnaast ontwikkelden zich zogenaamde ‘Intermediate Conferences’ over specifieke thema's, georganiseerd door één land. Zo werd vanuit de RDMZ in 1986 een succesvolle conferentie Man and water georganiseerd over het waterbouwkundig erfgoed, dat het meest specifiek Nederlandse bestanddeel van ons industrieel erfgoed vormt. Later in de jaren tachtig werd de fakkel binnen de RDMZ overgenomen door schrijver dezes, die als National Representative ook tot de Board van TICCIH toetrad. Vanuit die hoedanigheid werden inhoudelijke en organisatorische bijdragen geleverd aan
Logo van TICCIH, The International Committee for the Conservation of Industrial Heritage.
grote en kleine congressen en werden driejaarlijkse National Reports aangeleverd, die in volumineuze Transactions zijn gepubliceerd. Naast deze organisatorische bijdrage trok vooral de inhoudelijke aanpak van het industrieel erfgoed in Nederland de aandacht, ondanks de internationaal gezien, late betreding van dit terrein door ons land.Ga naar eind6 In de jaren negentig waren er drie zaken die zich aanhoudend in buitenlandse belangstelling mochten verheugen:
Ten slotte heeft ook het uitroepen van 1996 als Jaar van het Industrieel Erfgoed internationaal bezien niet alleen opzien gebaard, maar ook navolging gevonden in zowel Duitsland als België.
TICCIH zelf heeft zich vanaf de oprichting wel verbreed met steeds meer participerende landen, maar is organisatorisch en financieel in wankel evenwicht gebleven door een gebrek aan eigen inkomsten en een professioneel secretariaat. Pas enkele jaren geleden heeft TICCIH formele internationale erkenning verkregen door de Unesco als Non Governemental Organisation (NGO). Dit feit zal mede te danken zijn aan de inspanningen van TICCIH om door de instelling van internationale, categoriale werkgroepen concrete bijdragen te leveren aan het plaatsingsbeleid van het World Heritage Committee van de Unesco over onder meer mijnbouw en textielindustrie. | |||||||
Raad van EuropaDe Raad van Europa heeft zich al vroeg en opvallend intensief op industrieel erfgoed gericht. In de late jaren tachtig organiseerde hij een drietal Europese colloquia, | |||||||
[pagina 59]
| |||||||
Proceedings van het Council of Europe colloquium over stroomlijning van inventarisatie en documentatie van architectonisch erfgoed in Europa.
gericht op inventarisatie, selectie en bescherming van industrieel erfgoed. Ook hier was er van begin af aan een actieve deelname vanuit de RDMZ. Deze colloquia mondden steevast uit in afsluitende verklaringen zonder aanwijsbaar effect, met publicaties van de congreshandelingen als meest tastbare resultaten. Aansluitend werd door de Raad van Europa een programma opgezet rond het thema ‘New technologies in documentation on the architectural heritage’. Een colloquium in Nantes (1992) sloot dit project af met een actieve inbreng van de RDMZ. Belangrijkste resultaat was de formulering van zogenaamde ‘core data’: minimale gegevensvelden in een strakke volgorde met het doel architectuur te inventariseren, zodat door computergebruik op Europees niveau gegevensuitwisseling en onderzoek zouden worden vergemakkelijkt. Deze op zich wenselijke aanpak heeft in de jaren daarna helaas geen algemene toepassing gevonden, ook niet in Nederland.Ga naar eind7 Bovendien bleef een aansluitende poging om eenzelfde systematiek te ontwikkelen voor ruimtelijke ensembles en gebieden steken in een verkennende bijeenkomst in Straatsburg (1995). | |||||||
Andere organisatiesVia de bestendige participatie in TICCIH en de Raad van Europa is vanuit de RDMZ vanaf de late jaren tachtig een vooral Europees gericht netwerk ontstaan, dat vertegenwoordigers van de dienst op dit gebied steeds weer naar andere organisaties voerde, met name voor het houden van lezingen over allerlei aspecten van industrieel erfgoed. Zoals over gemalen voor de NCM/Koning Boudewijnstichting in Antwerpen (1991), industriële musea in Griekenland (1992), roerend erfgoed in Mulhouse (1992), kanalen in Canada voor de UNESCO (1994), herbestemming in Bratislawa (1996) of herstructurering van zeehavengebieden in Venetië (1998). Kennisoverdracht en -uitwisseling vormden de rede voor de RDMZ-inbreng bij al deze conferenties. | |||||||
DuitslandDe RDMZ heeft geen traditie in reguliere contacten met verwante instellingen in de buurlanden België en Duitsland. De contacten met België zijn tot nu toe beperkt gebleven tot een incidentele lezing. Alleen voor sommige deelterreinen zijn intensieve banden gegroeid met bepaalde instellingen, zoals met de Duitse Arbeitsgruppe Industriedenkmalpflege van de Vereinigung der Landesdenkmalpfleger in der Bundesrepublik Deutschland.Ga naar eind8 Sinds 1970 wordt er in de meeste Duitse deelstaten beleid gevoerd inzake de inventarisatie, documentatie, registratie, bescherming en herbestemming van industrieel erfgoed, soms met nadruk en goed geoutilleerd zoals in Nordrhein-Westfalen, soms tussen de bedrijven door van het ‘reguliere’ monumentenwerk. Vanuit nagenoeg alle deelstaten participeren ambtelijke industriële monumentenzorgers inmiddels ruim 25 jaar in een Arbeitsgruppe, die elk half jaar in een andere deelstaat bijeenkomt volgens een vast protocol maar met wisselende Tagungsthema's. Vanaf ‘Die Wende’ zijn met name de ‘Neue Bundesländern’ in de voormalige DDR intensief bezocht. Sinds een bezoek van deze Arbeitsgruppe aan Nederland (1998) is een vertegenwoordiger van de RDMZ vaste gastdeelnemer aan de bijeenkomsten. Door de informele, openhartige en sterk op inhoud en beleid gerichte bijeenkomsten vormen | |||||||
[pagina 60]
| |||||||
Lille (Frankrijk). Vanaf de jaren '70 zijn vele grote textielfabrieken gesloten, maar behouden door herbestemming. Filature Motte-Bossut, nu Centre des Archives du Monde du Travail. Uit: Cultural Heritage, nr. 28.
deze een uniek kader voor kennisuitwisseling en opinievorming. Als uitvloeisel van dit netwerk zijn vervolgens diverse lezingen gehouden tijdens congressen in met name de voormalige DDR, waar de behoefte aan internationale uitwisseling groot is. | |||||||
European Group of ExpertsEind 1999 nam onze (Franse) zusterdienst van het Franse Ministerie van Cultuur het initiatief om te komen tot een vergelijkbare organisatie op Europees niveau als de Duitse Arbeitsgruppe: een platvorm van professionele, ambtelijke experts inzake industrieel erfgoed. Sindsdien is een European Network on the Industrial Heritage gecreëerd en geïntensiveerd, waarin ruim tien Europese landen participeren, waaronder de RDMZ voor Nederland. Naast informatie-uitwisseling als permanente doelstelling is een project in ontwikkeling, gericht op de verbreiding van ‘best practices’ van hergebruik en herbestemming van industrieel erfgoed in Europa, van het enkelvoudige gebouw tot het integrale industrielandschap. Naast contacten met de Raad van Europa is met name met het oog op de financiering aansluiting gezocht bij Interregsubsidieregelingen van de Europese Gemeenschap (EG). Werkvergaderingen met veldbezoek vinden halfjaarlijks in een van de deelnemende landen plaats. In 2003 of kort daarna zal de RDMZ voor Nederland als gastheer optreden. | |||||||
European Route of Industrial Heritage (ERIH)Behoud, herontwikkeling en cultuurhistorischtoeristische ontsluiting van industrieel erfgoed stond een decennium lang centraal in het Ruhrgebied in het kader van de manifestatie IBA-Emscherpark. Een van de blijvende verworvenheden is een Route Industriekultur, die een verbinding vormt tussen en ontsluiting van de enorme industriële erfenis in deze regio. Met behulp van EG-subsidieregelingen is in de achterliggende jaren hard en succesvol gewerkt om deze route naar andere Europese landen uit te breiden. Op 1 december 2001 hebben de samenwerkende landen in Duisburg hun ambities gepresenteerd onder de vlag van ‘Our common European heritage’.Ga naar eind9 ERIH, de particuliere stichting die tot nu toe vanuit Nederland een actieve inbreng heeft geleverd, heeft haar plannen voor Nederland op 6 mei 2002 gepresenteerd en heeft voor de uitvoering ervan inmiddels samenwerking gezocht met de RDMZ. | |||||||
Terugblik en perspectievenAl met al heeft de RDMZ sinds de late jaren zeventig een groeiende inbreng geleverd op het internationale podium voor het industrieel erfgoed. Hierdoor is de bekendheid in Europa met de dikwijls specifiek Nederlandse aanpak ervan bepaald groot te noemen, evenals de waardering voor de bestendige inzet van een toch beperkt aantal Nederlandse vertegenwoordigers. Omgekeerd is de RDMZ er ook niet slechter van geworden. Zo valt over de grenzen veel te leren over herbestemming en herontwikkeling van grootschalige industriecomplexen of van de aanpak van het jongste industrieel erfgoed van na 1945. De meeste landen kennen geen beperkende vijftig jaargrens voor wettelijke bescherming en hebben daardoor voor deze periode veelal een voorsprong qua beschermingsbeleid. | |||||||
[pagina 61]
| |||||||
Nordrhein-Westfalen. De bakermat van de Europian Route of Industrial Heritage. Uit: Cultural Heritage, nr. 28.
Essentieel voor het internationaal opereren is, naast inzet en deskundigheid, vooral ook: bestendigheid. Het incidenteel houden van lezingen kan op zich zelf nuttig zijn, maar krijgt past reliëf tegen de achtergrond van actieve participatie in doelgerichte netwerken. Er is dan ook alle aanleiding om het gevoerde beleid op dit specifieke werkterrein internationaal op volle kracht te continueren! |
|