Jaarboek Monumentenzorg 2002. Een trapgevel in Potsdam. Monumentenzorg over grenzen
(2002)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
Klein landje, groot buitenland | |
[pagina 20]
| |
Ghana. De marketing van Henkes Schnapps als rituele drank, ‘the drink of kings’. Foto KIT Kindermuseum Amsterdam.
| |
[pagina 21]
| |
Van vierkante flessen, Granmans en Zwarte Hollanders
| |
[pagina 22]
| |
behoefte aan een rituele drank bij belangrijke ‘rites de passages’, zoals geboorte, huwelijk en overlijden. Hollandse jenever was al eeuwenlang een gewild produkt aan de Goudkust. Toen David van Neyendael, gezant van de Westindische Compagnie naar het hof van de Ashanti-koning in Kumasi, in 1701 de grondslag legde voor drie eeuwen van diplomatieke betrekkingen, had hij ook een paar kruiken jenever in zijn bagage. Op de officiële website van 300 jaar Ghana-Nederland komt het verhaal van de jenever niet voor.Ga naar eind2 Maar het rijtje onderwerpen onder de noemer ‘gemeenschappelijk erfgoed’ geeft wel een goed beeld van de diversiteit van wederzijdse beïnvloeding van mensen en van materiële cultuur: wax prints uit Helmond, Nederlandse forten, Nederlandse namen in Elmina, de Ashanti-prinsjes en dominee Jacobus Capitein. | |
Real Dutch Wax PrintsDe populariteit van batikstoffen is wel toegeschreven aan de Afrikaanse KNIL-soldaten, die tussen 1831 and 1871 aan de Goudkust werden geworven voor het koloniale leger in Nederlands-Indie. Veteranen die na afloop van hun contract terugkeerden naar Afrika, zouden de Oost-Indische batik hebben gepopulariseerd aan de Goudkust.Ga naar eind3 Die theorie is niet erg waarschijnlijk. Aziatische textielprodukten, zoals Indiase sits, waren al eeuwenlang populair aan de Goudkust. Ongetwijfeld werd ook Oostindische textiel aangevoerd als handelswaar. Vanaf halverwege de 19de eeuw is er sprake van de export van goedkope imitatie-batik -Java Prints - uit Nederland naar de Goudkust. De opmars van het echte succesverhaal, de dure Real Dutch Wax Prints, begon eind 19de eeuw.Ga naar eind4 De bloei van de cacao- en palmolieexport leidde tot grotere welvaart: de nieuwe rijken wilden zich graag onderscheiden met nieuwe statusgoederen, zoals de dure Real Dutch Wax Prints. De drager van deze status-kleding draagt er zorg voor dat het echtheids-merk in de zelfkant van de textiel ostentatief aan de toeschouwer wordt getoond. Een tentoonstelling in het Gemeentemuseum in Den Haag in 2001 gaf een goed beeld van de wisselwerking van culturele invloeden in textiel en mode. Aziatische druktechnieken, Afrikaanse motieven en Hollandse handelsgeest leverden de combinatie achter het succes van de wax prints in Ghana. Maar ook moderne motieven kunnen goed scoren, zoals blijkt uit het succes van de gestileerde rolschaatsen, gloeilampen, vliegtuigen of mobiele telefoontjes op recente ontwerpen uit de Vlisco ateliers in Helmond. De ontwerpen komen uit Helmond, maar de patronen krijgen hun naam - en dus hun culturele betekenis - van de Westafrikaanse marktmammies die de stoffen verhandelen. Omgekeerd zijn Afrikaanse motieven ook populair geworden in de Europese mode, een culturele invloed die veel verder reikt dan de bekende jungle prints van pantervlekken en zebrastrepen.Ga naar eind5 De Nederlandse forten langs de Ghanese stranden zijn het meest zichtbare overblijfsel van de eeuwenlange Nederlandse aanwezigheid. Voor Afro-Amerikanen, Surinamers en Antillianen staan de forten symbool voor de schande van de slavenhandel. De Ghanese gidsen in de forten spelen in hun rondleiding in op de emotionele behoeften van hun overzeese bezoekers, die niet zelden een aandenken voor de voorouders achterlaten. Toch zijn de forten geen symbool van overheersing, maar van symbiotische machtsrelaties, zoals blijkt uit de historie van Fort Leydsaemheyt in Apam. De lokale WIC-vertegenwoordiger wilde een bescheiden handelsfort bouwen, maar de heren bewindhebbers van de WIC te Amsterdam vreesden een nieuwe, nodeloze kostenpost. De bevolking van Apam daarentegen, ingeklemd tussen twee vijandige buurstaten, eiste een imposant verdedigingswerk. Toen ze de bescheiden afmeting van het fortje zagen, dreigden ze de Hollanders weg te jagen. Vandaar de naam Leydsaemheyt, oftewel: geduld. Tegenwoordig zien de Ghanezen voor de blinkend witte forten en kastelen vooral een rol weggelegd als toeristische trekpleisters, imposante blikvangers op postzegels, folders, websites en toerismebeurzen. Moeilijker te duiden is de betekenis van het verleden voor enkele zeer herkenbare dragers van dat gemeenschappelijk erfgoed: diepzwarte Ghanezen met familienamen als Bartels, Vanderpuye, Ulzen, Vroom of Daendels. Hun verre Nederlandse stamvader lijkt nauwelijks nog van invloed op hun leven, hun status en hun stijl. Datzelfde geldt voor de bleekneuzige Nederlanders met een Ghanese stammoeder. WIC-dienaren die aan de Goudkust een familie hadden gesticht met een Afrikaanse vrouw, stuurden hun mulatto-kinderen soms naar Nederland voor een christelijke opvoeding, of keerden na afloop van hun dienstverband met een of meer kinderen terug naar het vaderland. Generaties later zijn er geen zichtbare sporen meer van de Afrikaanse | |
[pagina 23]
| |
Rolschaatspatroon op Real Dutch Wax Prints, ontwerp Cor van de Boogaard. Coll. Vlisco Helmond.
| |
[pagina 24]
| |
afstamming. De Ghanezen met Nederlandse stamvaders en de Nederlanders met Ghanese stammoeders zijn geassimileerd met hun omgeving.Ga naar eind6 Dat was niet weggelegd voor de dramatis personae wier levensloop onderwerp van meerdere boeken is geworden: Jacobus Capitein, Kwasi Boakye en Kwame Poku. Jacobus Capitein kwam als negerslaafje naar Nederland, promoveerde in Leiden in de theologie en werd de eerste zwarte dominee in Ghana. Kwasi Boakye en Kwame Poku, respectievelijk de zoon en de neef van Ashanti koning Kwaku Dua, kwamen naar Nederland als onderpand bij een contract tussen Koning Willem I en de Ashanti koning over de werving van Afrikaanse soldaten voor het Nederlands Indisch leger. Kwasi Boakye bracht het in Delft tot ingenieur en werd uitgezonden naar Nederlands Indië, waar hij zijn lange leven eindigde als koffieplanter op Java. Kwame Poku ging na zijn middelbare school in het Nederlandse leger, en maakte na terugkeer naar de Goudkust uiteindelijk een eind aan zijn leven in het kasteel St. George d'Elmina. De dramatische levensverhalen van deze drie Ghanezen hebben een gemeenschappelijk element: ze raakten vervreemd van hun eigen cultuur, maar werden nooit helemaal geaccepteerd door de Nederlandse samenleving, de kleine Nederlandse gemeenschap in Elmina of de stand- en rasbewuste koloniale samenleving van Nederlands Indië. Zo'n cultureel limbo levert nog steeds dankbare stof voor romanciers, biografen en historici.Ga naar eind7 | |
Oost en West in NederlandHonderdduizenden Afrikanen zijn de afgelopen eeuwen door Nederlands toedoen over de aardbol verspreid, de meesten gedwongen, een enkeling uit eigen keuze. De enkelingen moesten zich zien te voegen in bestaande samenlevingen, veelal in een ambivalente positie in de heersende orde van ras en klasse. De honderdduizenden slaven, als economisch object over de Atlantische Oceaan vervoerd, hebben uiteindelijk als menselijk subject vormgegeven aan een nieuwe samenleving in Suriname en de Antillen. Als Indonesiërs nu terugblikken op een eeuwenlange koloniale relatie met Nederland, kunnen ze de Nederlandse invloeden afdoen als ‘krassen in een rots’, in de woorden van de schrijfster Hella Haasse. Daartegenover, zo stelt de Surinaams-Nederlandse schrijfster Cynthia McLeod, zijn Suriname en de Antillen ‘producten van Nederland’. Nog steeds is Nederland een belangrijk, soms zelfs het enige, referentiekader voor de bevolking.Ga naar eind8 De invloed van Nederlands Indië en van Suriname op het voormalige moederland is omgekeerd evenredig aan de Nederlandse invloed op ‘de Oost’ en ‘de West’. Van Multatuli tot patat met pindasaus: de Nederlandse cultuur is in vrijwel al haar geledingen doordrenkt met Indisch erfgoed. Daarbij vergeleken valt de culturele invloed van ‘de West’ haast in het niet. De roti en de bakkeljauw zijn geen competitie voor de loempia en de saté. De titel van Albert Helman's aanklacht De Stille Plantage is niet langer kenmerkend voor de overheidsuitgaven aan ontwikkelingshulp, maar wel voor de plaats van Suriname in de Nederlandse literatuur, in de geschiedschrijving en in het collectieve geheugen. Slavenhandel en slavernij hebben geen kerven opgeleverd in de Hollandse ziel. De late onthulling van het slavernijmonument in Amsterdam in 2002 heeft daar niets aan veranderd. De Nederlandse literatuur heeft dit thema vrijwel genegeerd, terwijl Saïdjah en Adinda, Oerip en de Javaanse koelie Roekie voor generaties Nederlandse schoolkinderen goede bekenden zijn geworden. | |
Afrika in Oost en WestDe Afrikaanse invloeden hebben in de Oost en de West heel verschillend uitgewerkt. In Suriname is het Afrikaanse erfgoed het meest herkenbaar behouden bij de Marron-gemeenschappen in het binnenland. In het eeuwenlange isolement van de Marrons, (afstammelingen van gevluchte plantageslaven) bleef het land van herkomst dienen als baken. Talen, religieuze voorstellingen, staatsinrichting, muziek en andere vormen van culturele expressie van de Marron-gemeenschappen vertonen vele overeenkomsten met Westafrikaanse culturen.Ga naar eind9 De Surinaamse granmans (gemeenschapshoofden), die in 1970 hun lang begeerde reis naar West-Afrika maakten, beleefden op deze ‘thuiskomst’ veel momenten van herkenning.Ga naar eind10 Bij de enkele duizenden Afrikanen die in de 19de eeuw de reis in oostelijke richting maakten, als recruten voor het koloniale leger in Nederlands Indië, raakte het Afrikaans verleden daarentegen in vergetelheid. De Afrikanen in het KNIL identificeerden zich met hun status als ‘Europees soldaat’. Als inbreuk werd gemaakt op hun rechten als ‘gelijkgestelden’, volgde meteen een protestactie. De Indo-Afrikaanse nakomelingen van de Afrikaanse soldaten assimileerden in de Indo-Europese samenleving. Hun kinderen bezochten de Europese school, en thuis werd Nederlands als moedertaal | |
[pagina 25]
| |
‘Chief priest’ in Anokyé. ‘Ritual offerings’ Kumasi, Ghana. Coll. Silvia W. de Groot.
gesproken. De herontdekking van het Afrikaanse verleden volgde pas in de post-koloniale tijd, na hun overkomst naar Nederland in de jaren '50. Sinds de jaren '80 houden de Indo-Afrikanen in Nederland een kleurrijke tweejaarlijkse reünie, opgeluisterd met Afrikaanse muziek en Indisch eten. De nazaten van de Afrikaanse KNIL-recruten voeren dan een Afrikaanse modeshow op in Real Dutch Waxprints uit Helmond, dansen op tempoe doeloe-deuntjes uit Indië of laten zich door Nederlandse Ghanezen instrueren in Afrikaanse dansen. Een enkeling duikt verder in het verleden, en pluist niet alleen archieven en stamboeken uit, maar maakt ook een ‘roots’ reis naar het land van de voorvaderen. Zo wordt de Afrikaanse identiteit als het ware heruitgevonden: men voelt zich toch anders dan de Indische Nederlanders.Ga naar eind11 In de meer dan honderd jaar van hun aanwezigheid verwierven de Afrikanen hun eigen plaats in de Javaanse cultuur. Ze kregen een naam: Belanda Hitam (Maleis
‘Granman’ Matodja Gazon, ‘Paramount Chief of the Ndjuka Maroons’, Suriname. Vier Grootopperhoofden bezoeken het land van hun voorouders Ghana, Afrika. Coll. Silvia W. de Groot.
voor ‘Zwarte Hollanders’) of Londo Ireng (Javaans voor ‘Zwarte Blanken’). En ze kregen een rol toebedeeld in de Javaanse belevingswereld, getuige de wayang golek pop, die een zwarte soldaat in KNIL-dienst voorstelt. Teruggekeerde Afrikaanse KNIL-soldaten assimileerden opnieuw met hun Afrikaanse omgeving in Ghana. Iedereen in Elmina weet de weg naar Java Hill, ooit de woonplaats van teruggekeerde oud-Indiëstrijders, maar slechts een enkeling kent het bijbehorend verhaal. In 2003 zal die goeddeels vergeten geschiedenis opnieuw tot leven worden gewekt met de opening van een Java Museum in Elmina, door een achter-achterkleinzoon van een Afrikaanse KNIL-soldaat.
De eeuwenlange relaties tussen Nederland en Ghana staan niet alleen in het teken van goud, ivoor, kwatta repen, jenever, kleurrijke wax prints en tweedehands auto's. De handel in mensen vormde een belangrijk | |
[pagina 26]
| |
Wayang golek-pop, voorstellende een Afrikaans soldaat in het KNIL. Foto KIT Amsterdam, I. de Groot.
| |
[pagina 27]
| |
bestanddeel van de onderlinge relaties. De verspreiding van honderdduizenden Afrikanen over de wereld betekende ongetwijfeld het duurzaamste en meest dramatische proces van cultuur-beinvloeding. In de Afrikaanse diaspora aan de andere kant van de Atlantische Oceaan wordt het slavernij-verleden anders beleefd dan in het land van herkomst. In Ghana herinnert de viering van 300 jaar Nederlands-Ghanese betrekkingen vooral aan een prekoloniaal verleden, toen Afrikanen en Europeanen zaken deden op voet van gelijkheid. In het huidige tijdvak van globalisering op een zeer ongelijk speelveld is dat een goede reden voor een feestje. |
|