Jaarboek Monumentenzorg 2001. Interieurs belicht
(2001)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
Inside information
| |
De beroepspraktijkVoordat ik inga op restauraties van interieurs, is het goed de hedendaagse beroepspraktijk voor het voetlicht te stellen. Anders dan bij nieuwbouwprojecten, waarbij de rol van de architect vaak teruggebracht wordt enkel tot het leveren van een ontwerp, is de centrale rol van de architect bij restauraties nog vrijwel onomstreden. Een uitzondering is het Tienjaren-onderhoudsplan. Dit vormt een aanslag op het takenpakket van de architect, omdat er van uit gegaan wordt dat een goede opname, een goede aannemer en enig toezicht door de architect voldoende zijn voor een goed werk. Als zodanig is het een doorgeschoten invulling van de - mijns inziens overigens überhaupt onjuiste - gedachte dat binnenkort restauraties overbodig zijn en er slechts onderhoud zal hoeven worden gepleegd.Ga naar eind1 Bij gewone (woonhuis)restauraties die veruit het grootste gedeelte van de hedendaagse opgave uitmaken, is het takenpakket van de architect zo divers geworden dat er nauwelijks nog ruimte is voor extravaganza. De opdrachtgever vraagt een aanpassing van het monument aan zijn gebruikswensen en de architect probeert deze zo goed en kwaad als dat kan in te passen in het monument zonder dit aan te tasten. Hij zal hierbij rekening moeten houden met de randvoorwaarden die het gebouw stelt, zoals de constructieve structuur, de bouwtechnische staat, de bouwhistorische waarde, de aanwezigheid van oorspronkelijke afwerkingen en schilderingen enzovoorts. Een aparte dimensie wordt gevormd door de gangbare opvattingen over het restaureren en, in mindere mate, over architectuur. Als de opdrachtgever een hart voor zijn monument heeft, zal hij niet al te vergaande eisen stellen en vergt dit deel van de werkzaamheden relatief weinig tijd van de architect. Wel moet rekening gehouden worden met vele wetten en regels op het vlak van de monumentenzorg, de bouwtechniek, de vluchtwegen etc. In vele gevallen overheersen de administratieve en procesmatige kant van het beroep. Vergunningaanvragen, financiële planning en verslaglegging eisen de meeste aandacht van de architect op. Allerlei onderzoeken, studiereizen en ook collegiaal overleg komen al gauw in de verdrukking. Grotere opdrachten geven weliswaar meer ruimte voor onderzoek, maar ze vergen tegelijkertijd een groter organisatietalent en veel tijd voor overleg. De architect wordt daardoor meer en meer bouwmanager. Er zitten goede kanten aan deze breuk met het restaureren van enige decennia terug. Het vak van restauratiearchitect leekt destijds slechts de draaien om de restauratiefilosofische aanpak, en de machtige architect was slechts de oppermachtige Rijksdienst verantwoording schuldig. In de huidige situatie verlangen opdrachtgever en subsidieverlener een glad verlopend bouwproces, waarvan de kosten en de bouwtijd van tevoren goed zijn te bepalen. En daar hebben ze recht op. Keerzijde is echter wel dat de architect niet zelden vervalt in standaardoplossingen en standaarddetailleringen, hetgeen de kwaliteit van de restauratie niet ten goede komt. Dit is een slechte zaak voor ‘gewone’ monumenten, voor monumenten met belangrijke interieurs is het rampzalig. | |
[pagina 75]
| |
Breukelen, kasteel Gunterstein. Gobelinzaal, noordwand. Foto RDMZ, P. van Galen, 1997.
| |
Restauraties en interieurBij ‘gewone’ restauraties is het interieur een marginaal onderdeel. Vaak betreffen de werkzaamheden voornamelijk het dichten van de gaten die door het aanbrengen van constructieve en installatietechnische voorzieningen zijn ontstaan. De alom regerende gipsplaat is ook in de restauratie niet meer weg te denken. In het beste geval wordt deze met een verfje in een aangepaste kleur afgewerkt. De particulier permitteert zich geen restauratiearchitect voor het interieur, omdat hij die te duur vindt. De institutionele opdrachtgever kiest liever een interieurarchitect die het imago van het bedrijf onderstrepen kan. Het mag zo zijn dat de meeste van de ingrepen in het interieur reversibel zijn, het loskoppelen van casco en exterieur enerzijds en interieur anderzijds is een ontkenning van het wezen van de architectuur. Het exterieur en het interieur van een gebouw zijn hoe dan ook met elkaar verweven. De restauratie van een exterieur of het casco van een gebouw kan niet zonder een gefundeerd oordeel over het interieur en vice versa. En meer nog dan bij het exterieur is de restauratie van een interieur een zaak van fingerspitzengefühl. Restauratie van interieurs vraagt gedegen onderzoek op de vierkante millimeter. Bouwhistorisch onderzoek, kleur- en pigmentonderzoek met oog voor textuur van de verflaag, experts op het vlak van pleisterwerk, schilderingen, textiel - te veel om op te noemen. Alles moet gezien worden in het licht van kennis opgedaan uit afbeeldingen en archieven. Als het onderzoeksbudget voldoende is, kan de architect voor al deze gebieden experts inschakelen. Paradoxaal gevolg van het onderzoek door al deze disciplines is het inzicht dat de kennis van interieurs zéér beperkt is, meestal te beperkt om ze op goede wijze te restaureren. Want slechts zelden kan de onderzoeker achterhalen op welke wijze één en ander werkelijk tot stand is gekomen, hoe het er oorspronkelijk uitzag en hoe je dat moet reconstrueren als je daartoe besluit. Op dit vlak start dan ook de ontdekkingstocht | |
[pagina 76]
| |
Breukelen kasteel Gunterstein. Foto RDMZ, P. van Galen, 1997.
van de architect. Daarnaast moet je als architect voor een samenhangend beeld zorgen en dus bij alle experts een vergelijkbaar onderzoeksniveau zien te bewerkstelligen. | |
Gunterstein en TrompenburgTwee voorbeelden van restauraties van interieurs zullen hier nader besproken worden. Het betreft de restauratie van de Gobelinzaal van de Ridderhofstad Gunterstein in Breukelen en de (totale) restauratie van het Corps-delogis van de buitenplaats Trompenburg in 's-Graveland. Zijdelings zal de problematiek van de restauratie van het interieur van de buitenplaats Schatzenburg bij Dronrijp ter sprake komen. In de Ridderhofstad Gunterstein te Breukelen, vermoedelijk een werk van Adriaen Dortsman uit 1680-1681, omvatte de opgave de totale restauratie van de Gobelinzaal.Ga naar eind2 De restauratie van de wandtapijten, waaraan de zaal haar naam dankt, liep in 1995 na bijna 40 jaar op zijn eind. Op dat moment hadden de bewoners van het huis, de heer en mevrouw Quarles van Ufford, het plan opgevat het plafond te reconstrueren en te voorzien van een schildering van de hand van H. Kurvers.Ga naar eind3 De opdracht voor mijn bureau betrof de restauratie van de schouw, de elektra en verlichting en het begeleiden van de uitvoering. De restauratie komt aan de orde in een boekje dat in 1997 werd uitgegeven.Ga naar eind4 Eén van de aardigste aspecten van de restauratie waar speurwerk noodzakelijk was, betrof de aanpak van de vloer. Door het inboeten van de grenen vloer was het noodzakelijk geworden de vloer te schuren. Hierdoor was echter grijze patina verloren gegaan. Het kostte ons een dag experimenteren om deze patina te benaderen. Uiteindelijk werd de oplossing gevonden in het schrobben van de vloer met kalk, zilverzand en een beetje witte zeep. Wat dit betreft, was de restauratie van de marmerschildering op de monumentale schouw voor mij als architect een stuk eenvoudiger. De vaardige restauratoren die hun opleiding in de schilderijrestauratie hadden genoten, waren deze problematiek in de praktijk vaker tegen gekomen en konden hier de oplossing aandragen. Dit soort aspecten zal zeker ook aan de orde komen bij de restauratie van het Corps-de-Logis van Trompenburg te 's-Graveland, hoewel de nadruk vooralsnog ligt op de constructieve kant van het herstel.Ga naar eind5 Niettemin verdient het bijzondere interieur een integrale benadering. De opdrachtgever onderschrijft dit belang en het ziet er naar uit dat de ingeslagen weg zal kunnen leiden tot een algehele restauratie van het Corps-de-logis. De randvoorwaarden zijn gunstig. In de aanloop van het project is uitgebreid bouwhistorisch onderzoek gedaan door drs B. Olde Meierink.Ga naar eind6 In deze bouwhistorische opname die kortgeleden voltooid werd, is ook grote aandacht gegeven aan de interieurs. Alle onderdelen zijn volgens het zeer uitvoerige systeem van de Rgd gedateerd en gewaardeerd. In het verlengde van deze rapportage werd door drs R. Jongsma kleuronderzoek verricht.Ga naar eind7 Hierbij werden kleurenvensters en kleurentrappen gemaakt en werden monsters genomen die microscopisch onderzocht werden. Door te zijner tijd de samenstelling van de verf te analyseren, kunnen bepaalde - meestal relatieve - dateringen gegeven worden. Samen met de bouwhistorische opname geeft dit in het ideale geval een samenhangend beeld van de bouwgeschiedenis. Deze kennis is van groot belang om tot een juiste restauratiefilosofie te komen. Eén en ander heeft dan ook sterk bijgedragen in de formulering van de uitgangspunten van de restauratie door ons bureau.Ga naar eind8 Verder wordt binnenkort begonnen met het onderzoek van de beschilderde wanden en plafonds. Dit zal door het SRAL uitgevoerd worden.Ga naar eind9 Ook deze gegevens vragen om een verwerking in de totaalrestauratie van de interieurs, waar ook meubilering en stoffering van belang zullen zijn. Reeds nu al worden de contouren van discussies op nauwelijks vergelijkbare gronden zichtbaar. Want tegenover de uitkomsten van alle onderzoek staan de wensen van de opdrachtgever en de bewoner. De eerste | |
[pagina 77]
| |
's-Gravenland, huis Trompenburg. Samenwerkingsverbanden bij de restauratie. Organigram architectenbureau Vlaardingerbroek en Wevers.
heeft een scherp oog voor de toepassing van beleidsregels en van technische normen en weet zich gesteund door adviseurs op velerlei gebied zoals voor constructies, bouwfysica, klimaatinstallaties, elektra en beveiligingsinstallaties. De eisen van de bewoner betreffen meestal het comfort. Onze uitdaging is alle belangen zo goed als mogelijk met elkaar in evenwicht te brengen. Maar ook het gevoel van het gebouw op alle participanten over te brengen en op die wijze het beste uit alle leden van het projectteam te halen. Ik ben er van overtuigd dat alleen de architect in dit krachtenspel het overzicht kan bewaren. | |
Restauratiefilosofie van het interieurNu zijn we dan toch weer op de rol van de architect beland. Gelukkig behoort de restauratiefilosofie nog steeds tot het takenpakket van de architect. Bij de totstandkoming van de restauratiefilosofie speelt de uitkomst van allerhande onderzoeksresultaten - als het goed is - een grote rol. Toch is hier een bekende valkuil merkbaar. Vaak is het gevolg van uitgebreid onderzoek op bouwhistorisch en kleurtechnisch vlak dat de wens ontstaat over te gaan tot reconstructie. Tenslotte lijkt het
's-Gravenland, huis Trompenburg. Corps de Logis, gang. Foto RDMZ, P. van Galen, 1998.
| |
[pagina 78]
| |
Dronrijp, huis Schatzenburg. Interieur van de hal. Foto RDMZ, A.J. van der Wal, 1975.
| |
[pagina 79]
| |
alsof de onomstotelijk juiste gegevens voorhanden zijn. Stratigrafisch en microscopisch onderzoek naar de verflagen roepen deze wens op voor de afwerklagen.Ga naar eind10 Toch moeten twee vragen daarvoor eerst beantwoord worden. Er is de vraag hóe je dat moet doen. Het blijkt namelijk vaak bijzonder lastig de kleur en vooral de textuur van de oorspronkelijke afwerklaag te benaderen. Bij een recente restauratie van het huis Schatzenburg in Dronrijp werd naar aanleiding van een verkennend kleuronderzoek door ons bureau een uitgebreid kleuronderzoek gedaan door ir J. Tegelaar.Ga naar eind11 Als uitvloeisel daarvan koos de architect ir R. Bosch van Drakestein in een aantal kamers voor de reconstructie van de oorspronkelijke kleurstelling waarin de kleurstof smalt was verwerkt. Het bleek uiterst moeilijk een stabiele verflaag te maken. Het gevolg was een zinderende kleur, maar een minder geslaagde en ruwe textuur. Maar zelfs als het in een project wel mogelijk is de verflaag te reconstrueren, dan nog moet eerst de vraag gesteld worden óf je tot een dergelijke reconstructie moet overgaan. Het is van belang dat de architect het overzicht bewaart en de vraag stelt of de vroege afwerkingen in de ruimten gereconstrueerd moeten worden. Want dikwijls is de ruimte sinds het aanbrengen van de eerste lagen vaak gewijzigd, niet in de laatste plaats doordat het meubilair en/of andere interieurelementen vervangen zijn. In een levend monument moet de gegroeide situatie niet zondermeer worden opgeofferd, zelfs niet als het door plaatsing van meubilair uit de (ver)bouwtijd mogelijk zou zijn de ruimte geheel te reconstrueren. Om tot een zorgvuldige afweging te komen, moeten minimaal de authenticiteit (waardestelling op grond van bouwhistorisch onderzoek) en het gebruik meegewogen worden. Hierbij zullen ook de installaties op een goede wijze verwerkt moeten worden, omdat een levend monument bij voorkeur in gebruik moet kunnen blijven. Naar mijn overtuiging is gebruik in de lijn van de oorspronkelijke functie wenselijk is. | |
Investeringen en subsidiëringZeker bij zeventiende- en achttiende-eeuwse interieurs gaat een goede restauratie ook in de uitvoering gepaard met grote investeringen. Te denken valt bijvoorbeeld aan zijden bespanningen en bijpassende gordijnen die welhaast noodzakelijk zijn om de samenhang in de ruimte te herstellen. De wil goede restauraties van interieurs af te dwingen bij monumentenzorgende instanties mag daarom niet gepaard gaan met een achterhaald-starre benadering van subsidiëring die slechts het casco betreft. Typisch Nederlandse denkpatronen spelen maar al te vaak op de achtergrond mee (‘belastinggeld moet zichtbaar zijn’ etc). Naar mijn mening moet het prijzenswaardige initiatief van de Interieurmanifestatie de mooiste en/of belangrijkste interieurs te boek te stellen, gevolgd worden door een bevoorrechte positie van dergelijke gebouwen met hun interieurs ten aanzien van subsidiëring van restauratie en onderzoek. Aangezien de architectonische en artistieke kwaliteit over de breedte gezien niet gelijk zijn, is een gelijke behandeling eerder onrechtvaardig dan rechtvaardig. Slechts gelijke monniken verdienen gelijke kappen. De bovenstaande manier van werken is zo omvangrijk dat ze niet op alle interieurs van toepassing kan zijn. Maar dat is ook niet noodzakelijk. Een sterker onderscheid in de regelgeving en - inherent daaraan - in de subsidiëring is noodzakelijk. Het eerste dat dus moet plaatsvinden is een goede selectie die ook leidt tot een ander regime van subsidiëring. Nu is dit soort selecties reeds gemaakt. Het boek behorende bij de Interieurmanifestatie is er een voorbeeld van.Ga naar eind12 Eerder reeds is een lijst van de honderd belangrijkste monumenten van Nederland gemaakt. De overheid is zich blijkbaar terdege bewust van de waarde van de monumenten. Ze stelt extra eisen voor de (brand)beveiliging van dergelijke panden. Maar waarom staat daar nog altijd geen hogere subsidiëring tegenover? Of strenger toezicht op de wijze waarop gerestaureerd moet worden? Recente discussies duiden aan dat dit principe in het veld van de Nederlandse monumentenzorg nog lang niet aanvaard is. De monumentenzorg in Nederland heeft namelijk een grote democratisering meegemaakt. Terecht heeft het veld zich verruimd van de topmonumenten als kerken en kastelen tot alle categorieën waarin woonhuizen, boerderijen en bedrijfsgebouwen een verdiende plaats hebben gekregen. Ook de inhaalslag voor de monumenten van 1850-1950 is alleszins zinvol. Niettemin, het heeft ook tot een nivellering geleid. Als gevolg daarvan zijn de subsidiegelden over steeds meer restauratie- en onderhoudsplannen verdeeld geraakt, met verlaging van de subsidies tot gevolg. Ik pleit voor een nog sterkere verschuiving naar de fiscale afwikkeling van de restauratiekosten voor een | |
[pagina 80]
| |
Dronrijp, huis Schatzenburg, gang in het souterrain (boven), rapport Vlaardingerbroek & Wevers (onder). Foto RDMZ, 2001.
| |
[pagina 81]
| |
groot aantal monumenten, met name woonhuismonumenten. Hierdoor kunnen gelden vrijgemaakt worden voor bedreigde monumenten of monumenten met interessante interieurs of constructies. Vaak kunnen de gebruikers een goede restauratie niet bekostigen en moet zelfs een alternatief gebruik gezocht worden, zoals in het geval van kerken. Hoe goed bedoeld ook: de verbouw van een kerk tot woningen of kantoren vernietigt altijd de ruimtewerking. Er speelt op het vlak van de restauratie trouwens überhaupt een interessant mechanisme. De meeste opdrachtgevers van restauraties gaan er van uit dat de honoraria van architecten de subsidiabele voet niet mogen overschrijden. Het subsidiebeleid van de Rijksdienst ondersteunt deze gedachte impliciet. Er worden vuistregels aangehouden tot welk bedrag het werk van de architect subsidiabel is: bij de toepassing van de honorariumformule uit de SR 1997 (Standaardvoorwaarden 1997 Rechtsverhouding Opdrachtgever - Architect) wordt slechts de laagste klasse toegepast (klasse 4), of het nu de restauratie van het Rijksmuseum of van een arbeidershuisje betreft. | |
HousekeepingTer afsluiting enige woorden over het onderhoud van monumenten. Hoewel de ontvanger van subsidie verplicht is zijn gebouw in goede conditie te houden, gebeurt dit niet altijd. Meer nog dan bij het exterieur treft dit het interieur. De mogelijkheden om tot een daadwerkelijke bescherming te komen van het interieur zijn eigenlijk altijd ontoereikend gebleken. Daarnaast zijn het meestal gebouwen met een openbare functie die te leiden hebben van het gebrek aan onderhoud of van ongeïnteresseerd en dus foutief onderhoud. In het verlengde van initiatieven van de National Trust verdienen belangrijke gebouwen een boekwerkje waarin aangegeven staat hoe het gebouw - en niet in de laatste plaats een interieur - onderhouden moet worden.Ga naar eind13 Zeker wanneer bij een restauratie ongebruikelijke technieken zijn toegepast, moet bij de gebruiker en beheerder bekend zijn, hoe de diverse materialen behandeld moeten worden, of hoe en wanneer ze niet behandeld moeten worden. Alleen op deze wijze kan een gebouw en zijn interieur op goede wijze gebruikt worden zonder duidelijk verval. En het is in gebouwen net als op straat: vervuiling treedt op waar reeds vervuiling is. Onze topinterieurs verdienen een zorgvuldige restauratie en een zorgvuldig beheer. |
|