Ten geleide
Een groot gedeelte van ons rijkgeschakeerde maatschappelijke en persoonlijke leven speelt zich af in besloten binnenruimten, afgeschermd van het vaak natte en kille Nederlandse zeeklimaat. Deze binnenruimten zijn doorgaans ingericht op het overheersende gebruik ervan: woonvertrekken laten iets zien van de levenssfeer van de bewoners, operatiekamers herbergen instrumenten en hebben gladde en steriele vloer- en wandoppervlakken, musea etaleren hun zorgvuldig uitgelichte collecties langs logische looproutes en in fabriekshallen wordt geprobeerd binnen de normen van de wetgeving terzake een optimale productie te realiseren tegen zo laag mogelijke kosten. Zo veelvormig als het maatschappelijke leven zelf is, zoveel facetten heeft het interieur als onderwerp. En door de tijd gezien verandert met de samenleving ook het interieur met al wat zich daarin bevindt.
Dit Jaarboek heeft historische interieurs als onderwerp, dat wil zeggen interieurs die al enkele tientallen jaren geleden zijn ontstaan. Veel historische interieurs, die nog altijd in gebruik zijn, bevatten onderdelen van heel verschillende ouderdom. Terwijl sommige onderdelen goed bestand waren tegen slijtage en verwering, werden andere onderdelen in de loop van de tijd vervangen. Mode en smaak hebben daarnaast gezorgd voor voortgaande verjonging van vaste én verplaatsbare onderdelen. Deze tijdgevoelige ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat de meeste interieurs zich ook nu manifesteren als organisch gegroeide ensembles, die bovendien voor het overgrote deel nog in gebruik zijn. In Nederland kennen we nog maar zeer weinig oude interieurs die sinds hun ontstaan volledig intact zijn gebleven.
Bij de samenstelling van dit boek is bewust gekozen voor een brede behandeling van het interieur. Er wordt niet alleen gekeken naar het interieur als object van aandacht en zorg, maar tevens wordt de bandbreedte van het onderwerp van de historische binnenruimte geschetst. Zo ontstonden twee gedeelten met ieder een eigen benaderingswijze. Deze meerzijdige benadering is overigens kenmerkend voor de monumentenzorg. Bovendien werd voor het eerst in het Jaarboek een tweeledige structuur aangebracht in de bijdragen van de auteurs: behalve beschouwelijke artikelen zijn even zovele entrefilets toegevoegd, korte zelfstandige teksten die de artikelen op thematische of anekdotische wijze aanvullen en illustreren. In de zo ontstane koppels van artikel en entrefilet wordt het interieur vanuit verschillende invalshoeken belicht. Onderzoekers, beheerders, eigenaren, monumentenzorgers, architecten en kunstenaars komen in dit Jaarboek aan het woord over hun directe betrokkenheid bij het historisch interieur.
Zoals gezegd valt het boek in twee delen uiteen. Het eerste deel, Zorg en beheer, laat zien op welke wijze het Rijk, beherende instellingen en particulieren zich inspannen om het historisch interieur in stand te houden.
Het Rijk beschermt het onroerende gedeelte van monumentale interieurs op grond van de Monumentenwet 1988 en helpt met instandhouding. De betrokken rijksdiensten proberen tevens de ensemblewaarden van de belangrijkste interieurs aan te geven, dus van de roerende én onroerende zaken in hun samenhang.
Overheden en beherende instellingen, als musea en particuliere stichtingen, hebben tezamen niet alleen conserverende taken, maar ook ontsluiten zij waardevolle interieurs voor het publiek. Organisatorische, financiële en wettelijke eisen rond openstelling en publiek gebruik staan echter vaak op gespannen voet met het normale gebruik en beheer, en daarmee met het behoud van historische gebouwen en hun binnenruimten. De gezamenlijke instandhoudingsopgave van eigenaren en overheden