Jaarboek Monumentenzorg 1999. Instandhouding
(1999)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 128]
| |||||||||
I. Finaly
| |||||||||
Afstoting van kazernesIn het kader van de herstructurering en inkrimping van de krijgsmacht worden door het Ministerie van Defensie sinds 1988 veel landmachtkazeres afgestoten. In totaal zal ongeveer de helft van alle 120 landmachtkazernes overtollig en afgestoten worden.Ga naar eind1. De oude militaire enclaves komen dan vrij voor andere functies. Het proces van afstoting en herbestemming wordt gekenmerkt door een bestuurlijk traject dat de afstoting, overdracht van beheer, verkoop, grondpolitiek en bestemmingswijziging behelst en een ontwerpinhoudelijk traject dat betrekking heeft op de verschijningsvorm waarmee de nieuwe bestemming gepaard zal gaan. | |||||||||
HerbestemmingUit een planologisch onderzoek naar herbestemming van militaire terreinen blijkt dat bij het zoeken naar een nieuwe bestemming doorgaans goed op de specifieke context van het militaire terrein wordt gelet.Ga naar eind2. Ten opzichte van de ruimtelijke en milieukundige aspecten wegen de economische belangen echter vaak erg zwaar, zo niet te zwaar, mee. Daardoor wordt de inhoudelijk optimale bestemming niet altijd gerealiseerd. Met name bij herbestemming van militaire terreinen die aan de rand van de bebouwde kom liggen, worden door de stedelijke druk vaak te intensieve stedelijke bestemmingen (woningbouw, grootschalige instellingen) gerealiseerd. Ook bij de afstoting van kazernes in het buitengebied is het realiseren van de optimale bestemming geen sinecure. De afstoting en verkoop van een kazerne die midden in het Centraal Veluws Natuurgebied stelt de verkoper (de Dienst der Domeinen van het ministerie van Financiën) voor een groot probleem: ruimtelijk gezien zou dit terrein het beste terug bestemd kunnen worden tot natuurgebied, hetgeen ook aansluit bij het rijksbeleid van VROM en LNV, maar voor Financiën betekent zo'n verkoop een enorme strop. Vanuit een oogpunt van ruimtelijk kwaliteitsbeleid zou de herbestemmingsprocedure geoptimaliseerd kunnen worden indien eerst de meest gewenste herbestemming wordt bepaald, vervolgens de definitieve taxatiewaarde en daarna pas de verkoop plaatsvindt. Idealiter zou, vanuit een oogpunt van ruimtelijk kwaliteitsbeleid, verkoop slechts moeten plaatsvinden aan degene die met zijn ontwikkelingsvisie en ontwerp de beste invulling geeft aan de gewenste nieuwe bestemming. | |||||||||
Sloop of instandhouding?Om een afgewogen besluit te kunnen nemen over sloop of (gedeeltelijke) instandhouding van een kazerne is het van evident belang dat de gemeentelijke overheid weet welke kwaliteiten de kazerne heeft. De cultuurhistorische waardering van kazernes | |||||||||
[pagina 129]
| |||||||||
1 Typologie van kazernes en hun erfindeling. Tekening auteur, 1994.
| |||||||||
[pagina 130]
| |||||||||
richt zich meestal alleen op de architectuurhistorische kwaliteiten van de aanwezige gebouwen. Dat een kazerne ook specifieke open ruimtes heeft, wordt vaak onvoldoende beseft. Herkenning van de stedenbouwkundige waarden is de eerste stap in het proces naar erkenning en behoud. Om de waarden te kunnen herkennen is kennis nodig van de kazernebouw door de eeuwen heen. Op grond van typologische kenmerken blijken bepaalde kazernes kwetsbaarder dan andere. | |||||||||
De ontwerp-inhoudelijke kenmerken van kazernes: een typologieBij bestudering van het kazerne-ontwerp door de eeuwen blijkt dat kazernes qua locatie, ruimtelijke indeling van het erf en architectonische opzet in bepaalde categorieën kunnen worden ingedeeld. Een analyse van de Nederlandse kazernebouw van 1730 tot 1980 levert een typologie op waarin ongeveer acht verschillende types zijn te onderscheiden (afb. 1), elk met hun eigen historisch-geografische, stedenbouwkundige, architectonische en ideologische kenmerken.Ga naar eind3. Vanaf ongeveer 1730 zijn in Nederland incidenteel kazernes gebouwd, maar pas vanaf 1815 nam de kazernebouw een grote vlucht. In 1815 werd immers de dienstplicht ingevoerd en moesten ook in vredestijd vele duizenden militairen permanent gehuisvest worden. Steeds terugkerende, dus wezenlijke, kenmerken van kazernes zijn: het naar binnen gerichte karakter van de kazerne in zijn omgeving (enclavekarakter), gebouw(en) voor de logiesfunctie, de aanwezigheid van een appèlplaats en een vlaggenmast. | |||||||||
MassalegeringTussen ca. 1730 en 1900 is er sprake van massalegering, waarbij alle functies zijn ondergebracht in één gebouw. De kazernes zijn gelokaliseerd binnen de oude vestingwallen van steden en later ‘op de ontmantelde bolwerken’ (afb. 2). De gebouwvorm ontwikkelde zich naar Frans voorbeeld van lineair gebouw via carré naar U-vorm en ‘lineair met achtervleugels’. De omvang van het eigen erf is beperkt tot de oppervlakte van het gebouw plus de appèlplaats en beslaat 0,5 tot ca. 8 ha. De architectuur moest orde, regelmaat en gezag uitstralen, de stijl was in de 19de eeuw gerelateerd aan de bouwstijl van de overige overheidsarchitectuur. - Type I ‘lineair’ (1730-1820) De kazernes zijn binnen de vestingwerken gesitueerd. De gebouwvorm is een lineair blok., in de 18de eeuw met ontsluitingen via een portiek-etage-systeem, in de 19de eeuw door middel van lange corridors. De
2 Situering van de kazernetypes in de stedelijke of landelijke omgeving. Tekening auteur, 1999.
omvang van het erf is ca. 0,5 tot 3 ha. De architectuurstijl in de 18de eeuw is sober ambachtelijk-traditionalistisch, in de 19de eeuw neo-classicistisch. Voorbeelden zijn de inmiddels gesloopte kazerne Het Grote Blok (1730) te Venlo en de Oranje Nassaukazerne (1813, zie ook afb. 5) te Amsterdam. - Type II ‘carré’ (1820-1870) Ook deze kazernes lagen binnen de vestingwerken. De carré-vormige gebouwen hadden een binnenplaats voor exercitie en parade. Ontsluiting van de ruimtes geschiedde middels lange middencorridors of gangen langs de binnengevel. De omvang erf bedroeg ca. 1 tot 3 ha. De architectuurstijl was neoclassicistisch of waterstaatsstijl. Voorbeelden zijn de Cavaleriekazerne aan de Sarphatistraat (1840) te Amsterdam en de Frederikkazerne (1829, herbouwd ca.1861) te Leeuwarden. - Type III ‘U-vormig’ en type IV ‘lineair met achtervleugels’ (1875-ca.1900) De situering was op de ontmantelde bolwerken of vlak daarbuiten. Omdat de carrévorm uit hygiënisch oogpunt nogal wat nadelen had, werd de gebouwvorm - naar Frans voorbeeld - weer opengebroken. Het Franse ‘type du Genie’ bestond uit lineaire gebouwen en variaties op de het lineaire gebouw, waarbij de logiesfunctie werd ondergebracht in vleugels. Het erf werd wat groter: ca. 3 tot 8 ha. De architectuur toont de neo-stijlen en het eclecticisme. Voorbeelden zijn de voormalige Knoopkazerne (1882, type III) te Utrecht in neo-renaissancestijl; de Ripperdakazerne (1888, type IV, zie ook afb. 8) te Haarlem in neo-barokstijl; de Chassékazerne (1892-1899, type IV) te Breda in neo-gotische stijl; de | |||||||||
[pagina 131]
| |||||||||
Maurits- en Johan Willem Frisokazere (1904, type IV) te Ede in eclectische stijl. Bij type IV wordt ook de opzet van hoofdgebouw met enkele bijgebouwen waargenomen, maar van een doelmatig doorgevoerde functiescheiding is nog geen sprake. | |||||||||
PaviljoenbouwRond de eeuwwisseling doet de paviljoenbouw zijn intrede in het kazerne-ontwerp, waarbij de diverse functies worden ondergebracht in verschillende gebouwen voor onder andere de logiesfunctie, burelen, keuken, eetzalen, magazijnen, materieel, ontspanningsgebouw, et cetera (zie ook afb. 1). Het benodigde erf wordt daardoor - en door het omvangrijker wordende materieel - groter. De logiesgebouwen zijn gegroepeerd aan de appèlplaats. Verschillende verkeersroutes voeren naar de overige paviljoens. De oefenterreinen liggen meestal buiten het eigen erf. De kazernes worden vanaf omstreeks 1900 gesitueerd buiten de oude vestingwerken, namelijk op de vroegere schootsvelden of juist daarbuiten (zie ook afb. 2). Wat vormgeving betreft moest een kazerne niet alleen gezag, orde en regelmaat, maar ook functionaliteit uitstralen. - Type V ‘overgangstype’ (ca. 1905) De situering is buiten de oude vestingwerken. De hoofdgebouwen worden gevormd door H-vormige logies- annex bureelgebouwen die worden gecompleteerd door enkele bijgebouwen voor sanitaire voorzieningen, opslag, eetzalen en keukens. Voorbeelden zijn de uit 1907 daterende Arthur Kool- en Van Essenkazerne te Ede (voor veldartillerie), gebouwd in chaletachtige bouwtrant. - Type VI ‘vooroorlogse paviljoenbouw’ Vanaf 1910 worden kazernes meestal op de oude schootsvelden of juist daarbuiten gebouwd. De omvang van het erf bedraagt ca. 8 tot 12 ha. De noodzaak tot paviljoenbouw wordt fraai verwoord door genieofficier W.M. Dudok, de latere stadsarchitect van Hilversum, die naar aanleiding van de bouw van de Kromhoutkazerne te Utrecht (1910) schreef: ‘De massabouw is wel meer monumentaal, maar door de groote verscheidenheid der onderdeelen van een kazernement is daarmede nooit een architectuur te verkrijgen van orde en regelmaat. Er is geen samenhang mogelijk tusschen plattegronden en gevels, zoodat aan de gebouwen een onlogische opzet moet worden gegeven, waarbij concessies zijn te doen, welke naar onze moderne opvatting niet in overeenstemming zijn met de artistieke moraal. Door den paviljoenbouw wordt een overzichtelijke en systematische organisatie juist getypeerd. De karakteristieke samenstelling van het leger moet ook in de kazerneering spreken in een overzichtelijk gebouwencomplex, waarvan de kern gevormd wordt door hoogst eenvoudige logiesgebouwen, goed begrepen baksteenbouw, door de grootsche werking der vlakke muren getuigend van frischheid en kracht. Het element der herhaling geeft ernst en waardigheid; de bijgebouwen zorgen door hun vrijere architectuur voor voldoende afwisseling. Bovendien is de kunst van den paviljoenbouw een stedebouwkunst in het klein, waarbij de stedebouwer tevens de gebouwenarchitectuur beheerscht’.Ga naar eind4. De architectuur van de paviljoenbouw-kazernes is opgetrokken in functionalistische baksteenbouw. De bouwstijl varieert van traditioneel, zoals de Trip van Zoudtlandtkazerne (1912) te Breda en de Tapijnkazerne (1916) te Maastricht, de Isabellakazerne (1917) te Den Bosch tot rationalistisch, zoals bij de imposante Prins Hendrikkazerne (1909) te Nijmegen. Kazernes uit de jaren '30 zijn gebouwd in een Delftse Schoolachtige stijl. Voorbeelden hiervan zijn de 16 grensbataljonkazernes uit 1938-1939, ook wel ‘Boost-kazernes’ genoemd (naar hun ontwerper, kapitein der genie A.G. Boost), waaronder de Adolf van Nassaukazerne te Zuidlaren, de Generaal De Bonskazerne te Grave, De Constant Rebecquekazerne te Eindhoven, de Cort. Heyligerskazerne te Bergen op Zoom en de Ernst Casimirkazerne te Roermond (zie ook afb. 9).Ga naar eind5. Tijdens de Duitse bezetting worden onder andere in het buitengebied paviljoenbouwkazernes in een onopvallende boerderijachtige stijl gebouwd, zodat deze bij luchtaanvallen niet als kazernes herkenbaar zouden zijn, bijvoorbeeld Kamp Vught (de latere Lunetten- en Van Brederodekazerne) en Kamp Stroe (de latere Majoor Mulderkazerne). - Type VII ‘na-oorlogse paviljoenbouw’ De na-oorlogse paviljoenbouwkazernes worden ‘verbannen’ naar het buitengebied; dit mede in verband met de behoefte aan steeds grotere oefenterreinen als gevolg van nieuw materieel en nieuwe oefenmethodes. Het erf varieert van omvang van 20 tot ca. 50 ha. De stedenbouwkundige opzet is zuiver functionalistisch. De architectuur is sober en is gebaseerd op de principes van het Nieuwe Bouwen. De gebouwen zijn opgetrokken in glas, beton en hout. Voorbeelden zijn de Luitenant-kolonel Tonnetkazerne in 't Harde, de Generaal Winkelmankazerne te Nunspeet, de Generaal Spoorkazerne te Ermelo en de Koningin Wilhelminakazerne te Ossendrecht (alle gebouwd tussen 1951 en 1953). - Type VIII ‘bungalowtype’ Omstreeks 1980 ten slotte wordt in het buitengebied bij Garderen de Generaal-majoor Kootkazerne gebouwd in een ‘bungalowachtige’ stijl, waarbij hygiëne en privacy van de soldaat als individu voorop stonden. Vele kleine logiespaviljoens werden als bungalows aan elkaar geschakeld. | |||||||||
[pagina 132]
| |||||||||
3 De carrévormige Frederikkazerne (1861) te Leeuwarden is in 1983 herbestemd tot 200 wooneenheden. De nieuwe ontsluitingen via galerijen werden aan de binnenplaats aangebracht. Voor het overige bleef de voormalige appèlplaats open. Foto Aerophoto Eelde, 1991.
| |||||||||
Wezenlijke kenmerken van alle kazernesDe kern, het bestaansrecht, van elke kazerne wordt gevormd door de gebouwen voor de logiesfunctie. Dit betekent dat bij de kazernes voor massalegering (type I t/m IV) het hoofdgebouw typologisch het belangrijkste is, bij paviljoenbouw (type V t/m VIII) de verschillende logiesgebouwen. Voorts bevat elke kazerne minstens één specifieke open ruimte, namelijk de appèlplaats plus een vlaggenmast. De vlag diende vanaf de appèlplaats en voorts vanuit zoveel mogelijk burelen zichtbaar te zijn. Ideologisch gezien kan elke kazerne worden getypeerd als een enclave in zijn omgeving: een ruimtelijke eenheid met een naar binnen gericht karakter. Dit karakter wordt geaccentueerd door de ligging op een erf dat omheind wordt door een muur of robuust hekwerk. Een kazerne moet naar buiten orde, regelmaat, gezag (19de eeuw) en functionaliteit (20ste eeuw) uitstralen. | |||||||||
Welke kazernes geven bij herbestemming en herinrichting nu de problemen?De lineaire en carré-vormige kazernes: veel mogelijkheden, overzichtelijke problemenDeze kazernes (type I en II) liggen in de stad en zijn in veel gevallen reeds herbestemd. Het gaat hier om massalegeringsgebouwen op een relatief klein erf. Zeer geslaagde voorbeelden van herbestemming met behoud van gebouwen en open ruimtes zijn de carrévormige Koudenhornkazerne in Haarlem die werd
4 De cavaleriekazerne aan de Sarphatistraat (ca.1840) te Amsterdam werd in 1992 verbouwd tot Rijksacademie voor de Beeldende Kunsten. Door de invulling met op poten geplaatste nieuwbouw heeft de ruimtebeleving van de voormalige appèlplaats zwaar aan kwaliteit ingeboet. Foto KLM Aerocarto Arnhem, 1992.
herbestemd tot politiebureau en de Frederikkazerne in Leeuwarden die in 1983 werd herbestemd tot woningbouw (afb. 3). Naar ontwerp van de coöperatieve architectenwerkplaats te Groningen werd het kazernegebouw geschikt gemaakt voor 200 wooneenheden, waarbij tegen de gevels van de binnenplaats de galerijontsluitingen annex balkons werden aangebracht. De vroegere appèlplaats bleef gehandhaafd en de galerijen verduidelijken de nieuwe functie en betekenen een verlevendiging. De herbestemming van de Cavaleriekazerne in Amsterdam tot Rijksacademie van Beeldende Kunsten is slechts gedeeltelijk geslaagd (afb. 4). De oorspronkelijke gebouwen (carré en manege) zijn behouden en hergebruikt als kantoor- en atelierruimtes. De architect, Koen van Velsen, heeft getracht de binnenplaats te handhaven door de nieuwe bebouwing op poten te zetten, maar ondanks deze poging heeft de ruimtebeleving van de voormalige appèlplaats zwaar aan omvang en kwaliteit ingeboet. De lineaire Oranje Nassaukazerne in Amsterdam biedt een geslaagd voorbeeld van hergebruik van een enorm kazernegebouw. Het gebouw werd naar ontwerp van architectenbureau J. van Stigt geschikt gemaakt voor kantoor- en woondoeleinden. Maar bij de herinrichting van het terrein, onder supervisie van architectenbureau PRO, is te weinig rekening gehouden met de wezenlijke stedenbouwkundige karakteristieken (afb. 5). De toevoeging van enkele nieuwe woontorens op de voormalige appèlplaats is acceptabel: de situering en vormgeving zijn zorgvuldig gekozen. De nadere invulling met middelhoogbouw in de vorm van een banaanvormig gebouw, middel- | |||||||||
[pagina 133]
| |||||||||
5 Herinrichting van het kazerneterrein van de lineaire Oranje Nassaukazerne (1813) te Amsterdam. Op de appèlplaats werden woontorens geprojecteerd plus carré- en banaanvormige middelhoogbouw. Door de situering van de middelhoogbouw is de ruimtewerking van de voormalige appèlplaats onnodig verkleind en worden belangrijke doorzichten geblokkeerd. Foto KLM Aerocarto Arnhem, 1992.
hoogbouw tussen drie woontorens en een U-vormige middelhoogbouw achter deze drie woontorens is echter te betreuren, omdat de openheid van de appèlplaats hierdoor nodeloos verkleind wordt en waardevolle zichtlijnen geblokkeerd worden. | |||||||||
U-vormige kazernes en ‘lineaire met achtervleugels’: waakzaamheid gebodenDe kazernes (type III en IV) lagen in de oude schootsvelden of juist daarbuiten en zijn in de loop der tijd vrijwel allemaal in het stedelijk weefsel en binnen de bebouwde kom komen te liggen. Het zijn locaties waarvoor menig ontwikkelaar in de rij wil staan. De architectuurhistorische waarde van de
6 Erfindeling van de Juliana van Stolbergkazerne te Amersfoort (1880) vóór herbestemming. Detail Krijgsspelkaart van Amersfoort e.o., 1911, schaal 1:10.000. Facsimile Stichting Vijverberg Naarden 1996.
grote, imposante hoofdgebouwen wordt door velen onderkend en de hoofdgebouwen worden dan ook zelden gesloopt. Bij herinrichtingsontwerpen blijken vooral de eventueel aanwezige bijgebouwen en specifieke open ruimtes kwetsbaar te zijn, zoals de appèlplaats en oorspronkelijke verkeersroutes. Een voorbeeld van een reeds herbestemde kazerne van type IV is de Juliana van Stolbergkazerne in Amersfoort (afb. 6). In het oorspronkelijk ontwerp lagen de vier hoofdgebouwen met achtervleugels rondom een enorme appèl- en exercitieplaats. Bij de herbestemming tot woningbouw zijn van de vier hoofdgebouwen de achtervleugels (de logiesvleugels) geamputeerd. Voorts vereiste de exploitatie een verdere invulling van het terrein. Behalve de
7 Erfindeling ná herbestemming. De achtervleugels zijn van de hoofdgebouwen geamputeerd; de voormalige appèl- en exercitieplaats is voor de helft bebouwd met laagbouw waardoor de ruimtewerking fiks is aangetast. Topografische kaart Amersfoort 1:10.000, Wolters-Noordhoff, 1990.
| |||||||||
[pagina 134]
| |||||||||
open ruimtes achter de vier hoofdgebouwen heeft men ook de helft van de appèlplaats ingevuld met laagbouw (afb. 7). Enkele woontorens hadden hier ruimtelijk gezien een veel betere inpassing kunnen bewerkstelligen. In het kader van de herbestemming van het militaire terrein van de Chassé- en Kloosterkazerne in Breda is een ontwerpprijsvraag uitgeschreven. Opmerkelijk is dat slechts in één van de vijf ontwerpen de appèlplaats van de Chassékazerne is open gehouden (en dan nog niet eens in zijn volle omvang). Ook de herbestemming van de Ripperdakazerne in Haarlem vormt een interessante casus, omdat die thans in volle gang is. Vanuit een oogpunt van monumentenzorg zal niet alleen het imposante hoofdgebouw (afb. 8) maar ook verschillende bijgebouwen en de grote appèlplaats gerespecteerd moeten worden in het herinrichtingsplan. De gemeente heeft een beeldkwaliteitplan laten opstellen waarin deze karakteristieken worden erkend en de gebouwen zijn inmiddels beschermd. De verschillende recent gespresenteerde ontwikkelingsplannen zullen aan het cultuurhistorisch argument worden getoetst. | |||||||||
Vooroorlogse paviljoenbouwkazernes: groot alarm!De vooroorlogse paviljoenbouwkazernes (type VI) worden het meest in hun voortbestaan bedreigd. Er zijn er tientallen en ze worden in groten getale afgestoen.
8 Gedeelte van de imposante voorgevel van het neobarokke hoofdgebouw van de Ripperdakazerne (1888) te Haarlem. Foto RDMZ, neg. nr 305.238.
Ze zijn gesitueerd op zeer ‘gewilde’ locaties in het stedelijk weefsel of grenzend aan de bebouwde kom en de omvang van hun erf is groot. Bovendien vertegenwoordigen ze een architectuurstijl die tot nu toe nauwelijks werd gewaardeerd bij het grote publiek: het 20ste-eeuws traditionalisme (afb. 9). Tekenend voor laatstgenoemde aspect is het feit dat in sommige gevallen de zogenaamde Boostkazernes niet eens zijn getraceerd in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project. Enkele Boostkazernes zijn herbestemd, zoals de Koning Willen II-kazerne te Tilburg die door het ministerie van Justitie in gebruik is genomen als gevangenis. Sommige andere zijn overgedragen aan het voormalige ministerie van WVC voor de tijdelijke opvang van asielzoekers of ontheemden; definitieve herbestemming ligt echter in de lijn der verwachting. Slechts een enkele kazerne van type VI zal door middel van de Monumentenwet kunnen worden beschermd. Toch kan (gedeeltelijke) instandhouding van dergelijke kazernes voor de lokale omgeving van groot belang zijn. Een probleem is dat instandhouding van deze kazernes meer behelst dan behoud van een hoofdgebouw en een appèlplaats. Voor behoud van de karakteristieken zullen verschillende logiesgebouwen, één of enkele overige gebouwen (bijvoorbeeld het wachten / of bureelgebouw) én open ruimtes gehandhaafd moeten worden. Een te mager voorbeeld in dit verband is de herbestemming van de Adolf van Nassaukazerne te Zuidlaren tot woningbouwlocatie, waarbij alleen het poortgebouw werd behouden. Om de kazernekarakteristiek na herbestemming her- | |||||||||
[pagina 135]
| |||||||||
9 De sober ogende logiesgebouwen van de Ernst Casimirkazerne (1938) te Roermond zijn gebouwd in een traditionalistische bouwtrant, met kenmerken van de Delftse School. Foto auteur, 1999.
kenbaar te houden had voor verschillende gebouwen een gemeentelijke monumentenstatus overwogen kunnen worden. Behoud van open ruimtes vraagt om een juridisch-planologische afdekking, bijvoorbeeld in een stedenbouwkundig programma van eisen of beeldkwaliteitplan en in het nieuwe bestemmingsplan. | |||||||||
Na-oorlogse paviljoenbouw en ‘bungalowtype’: voorlopig niet bedreigdVrijwel alle kazernes van type VII en VIII zijn nog in gebruik bij Defensie en zullen dat ook nog lange tijd blijven. Vanwege hun ligging in het buitengebied nabij grote oefenterreinen zijn deze kazernes nog prima geschikt voor hun militaire functie. Bij eventuele afstoting zullen deze kazernes, die vaak in natuurgebieden zijn gelegen, waarschijnlijk worden terug bestemd tot natuurgebied. Planologisch en ruimtelijk gezien is dit ook veruit de beste bestemming. Economisch betekent dit voor Domeinen, de verkoper, echter een ramp. Vanuit een oogpunt van cultuurhistorie zou met instandhouding van één of twee kazernes uit de jaren '50, die gebouwd zijn volgens de principes van het Nieuwe Bouwen, kunnen worden volstaan. Vooralsnog is afstoting van alle in deze periode gebouwde kazernes niet aan de orde en is ‘instandhouding van de soort’ gewaarborgd. | |||||||||
Ontwerpinhoudelijke conclusiesEen keuze tot (gedeeltelijke) instandhouding van een kazerne betekent een ontwerpopgave met specifieke cultuurhistorische, stedenbouwkundige, architectonische en ideologische randvoorwaarden. De typologische kenmerken bieden voldoende houvast om zo'n ontwerpopgave succesvol te kunnen vervullen.
| |||||||||
Aanbevelingen voor iedereen die een kazerne wil behoudenWaarden herkennenOverheden die belang hechten aan totale of gedeeltelijke instandhouding van een kazerne, opdat ook na herbestemming de wezenlijke karakteristieken herkenbaar blijven, dienen zo spoedig mogelijk een waardestelling op te stellen; en dus niet hiermee te wachten tot de kazerne verkocht gaat worden. Dit houdt in dat de aanwezige waarden moeten worden geanalyseerd en benoemd: de situationele waarde, stedenbouwkundige waarde en ensemblewaarde, | |||||||||
[pagina 136]
| |||||||||
de architectuur- en cultuurhistorische waarden (inclusief ideologische kenmerken), de gaafheid c.q. herkenbaarheid en de zeldzaamheid. | |||||||||
Waarden erkennenDe gesignaleerde waarden moeten een juridische basis krijgen om in het proces van afstoting, verkoop en herbestemming stand te kunnen houden. De aanwezige ruimtelijke kwaliteiten van de kazerne kunnen met zo'n juridische erkenning als randvoorwaarden in het verkoopproces gaan fungeren (net zoals bijvoorbeeld de mate van bodemverontreiniging).
| |||||||||
Waarden als bouwstenen voor de nieuwe situatieDe erkende waarden geven de stedenbouwkundig ontwerper de juiste bouwstenen (de stedenbouwkundige randvoorwaarden) voor het herinrichtingsontwerp van het kazerneterrein.
De typologische kenmerken van het kazerneontwerp bieden voldoende houvast om de ontwerpopgave voor herinrichting van het terrein en hergebruik van gebouwen succesvol te kunnen vervullen. |
|