| |
| |
| |
W.F. Westgeest
Instandhouding en bouwfysica: traditionele oplossingen voldoen niet altijd
Bij traditionele restauratie van een monument kan een gebouw in stand worden gehouden in zijn historische kwaliteit. Er bestaat de laatste tijd echter steeds meer vraag naar monumenten die ook aan hedendaagse, hoogwaardige functionele eisen voldoen. Vooral jonge monumenten in binnensteden zijn in trek. Functionele instandhouding gaat dan noodgedwongen verder dan uitsluitend restauratie. Om in dergelijke situaties cultureel en functioneel resultaat te boeken zal er meer in multidisciplinaire ontwerpteams moeten worden gewerkt. De complexiteit van de opgave vraagt daarom. De inventieve bouwfysicus kan een faciliterende en verbindende rol in dit proces spelen. Tijdens het ontwerpproces moet met een open geest worden gezocht naar oplossingen die lang niet altijd traditioneel zullen zijn.
| |
Inleiding
De uitgangspunten van de restauratie moeten vooraf worden omschreven in voor alle partijen duidelijke doelen. De gewenste toegevoegde functionaliteit wordt in kaart gebracht door inventarisatie van het beoogde gebruik. Alle uitgangspunten worden vervolgens omschreven in een integraal programma van eisen waarbij in het bouwfysisch hoofdstuk concrete en meetbare eisen zijn geformuleerd. Overige uitgangspunten voor de restauratie worden gevormd door de resultaten van een multidisciplinair onderzoek van het monument. De bouwfysicus speurt hierbij naar mogelijkheden en beperkingen van het gebouw.
Een ontwerpteam waarin deze disciplines zijn vertegenwoordigd ontwikkelt diverse integrale concepten die vervolgens worden getoetst aan de geformuleerde uitgangspunten. Het gekozen ontwerp kan daarna door de diverse disciplines worden uitgewerkt. Voor de bouwfysicus staat een groot scala aan instrumenten ter beschikking zowel voor het technische onderzoek, het ontwerp als voor de controle achteraf. De toepassing van hedendaagse materialen en technieken biedt voor het ontwerp mogelijkheden die traditioneel niet voorhanden waren.
| |
Doel van de restauratie
Geen enkel (restauratie) project kan een succes worden als niet vooraf voor alle betrokken partijen duidelijk
1 Restauratie en herstel van monumenten kan worden uitgevoerd puur voor instandhouding van het gebouw, uitsluitend voor de functionaliteit of voor een combinatie van beide. Tekening Van Zanten raadgevende ingenieurs.
is wat het uiteindelijke resultaat moet zijn. Hoe meer disciplines bij een project betrokken zijn hoe groter de kans dat over het te realiseren doel verschillen van inzicht bestaan. Juist bij de van nature gecompliceerde restauratieprojecten zijn veel disciplines betrokken met elk hun eigen specialisme en specifieke verantwoordelijkheid.
De belangrijkste keuze is hierbij die voor de uiteindelijke functie van het in stand gehouden monument: wordt er gerestaureerd louter vanuit een oogpunt van cultuurbehoud of is het toekomstige gebruik van het monument voor de eigenaar van doorslaggevend
| |
| |
2 Gashouder van de Westergasfabriek te Amsterdam (1884, Isaac Gosschalk; de gashouder is uit 1902). Het gehele terrein is herbestemd als centrum voor kunst en cultuur. Het resterende fundament van de voormalige gashouder met een binnendiameter van circa 57 m en een hoogte van 15 m krijgt de functie van multifunctionele zaal. Foto RDMZ, 1978.
belang. De keuze blijkt niet zwart wit te hoeven zijn: functionaliteit en behoud van monumentaliteit kan ook samengaan (afb. 1).
De noodzaak tot instandhouding van waardevolle monumenten op cultureel-historische grond is evident. Tegelijkertijd bestaat er duidelijk behoefte aan gebouwen die een functionele en passende huisvesting aan personen en bedrijven bieden. De combinatie van vraag en aanbod levert de zakelijk succesvolle formule waarbij een monument in stand wordt gehouden op een wijze die het geschikt maakt voor hedendaags functioneel gebruik. Het nieuwe gebruik hoeft daarbij niet overeen te stemmen met de oorspronkelijke functie (afb. 2). Door het groeiend aantal monumenten, zal het vaker noodzakelijk zijn instandhouding en functioneel gebruik te combineren. Het is immers kostbaar om monumenten te behouden zonder dat daar gezonde financiering tegenover staat afkomstig van een tevreden gebruiker. ‘Functionele instandhouding’ betekent dus dat er meer en vooral nieuwe monumenten in leven kunnen blijven. Functionele instandhouding kent een extra dimensie die bij puur technisch behoud en herstel van een monument niet aanwezig is. Het proces is complexer en het team van betrokken specialisten zal uitgebreider zijn.
De laatste jaren bestaat er meer en meer interesse voor het bedrijfsmatige gebruik van monumenten. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de voorspoedige economische ontwikkeling. Ook is er voldoende geld beschikbaar voor goede huisvesting. De nieuwbouwprijzen in de stedelijke gebieden stijgen sterk en de bouwmogelijkheden daar nemen juist af. Bovendien is er een toenemende vraag naar huisvesting die een eigen en uniek karakter heeft, wat bij monumenten altijd het geval is. Veel jonge industriële monumenten bevinden zich op gewilde locaties bij binnensteden en bieden de door bedrijven gewenste uitstraling en ruimte.
Het beoogde gebruik is voor succesvol behoud van groot belang. De wensen van de toekomstige gebruiker moeten in een vroeg stadium bekend zijn en vertaald worden naar een duidelijk en eenduidig kwantitatief programma van eisen. De wensen betreffen de vakgebieden van de diverse specialismen die later bij het ontwerpproces zullen worden ingeschakeld. Van groot belang is het dat de afzonderlijke programma's van de disciplines worden samengevoegd en bewerkt tot één document. Alleen dan ontstaat er een integraal programma van eisen waarin alle wensen en verwachtingen van de gebruiker in onderling verband zijn vastgelegd. Goede samenwerking tussen Monumentenzorg, (restauratie) architect, installatieadviseur, constructeur en bouwfysicus is daarom in de vroegste fase noodzakelijk.
| |
Bouwfysisch programma van eisen
Voor het bouwfysische deel van het integraal programma van eisen vindt vaak nader overleg plaats met de toekomstige gebruiker om de gebruikscondities precies te kunnen vertalen naar bouwfysische eisen. Het is duidelijk dat kantoorgebruik heel andere eisen oplevert dan gebruik als museumdepot of muziekzaal (afb. 3). Vragen die daarbij gesteld moeten worden gaan over de aard van het gebruik, de
| |
| |
gebruiksduur en de specifieke fysische condities die vereist worden.
Naast deze primaire wensen van de gebruiker is er bovendien het monument zelf dat vragen en eisen stelt en dat beperkingen en specifieke mogelijkheden kent. In een bouwfysisch onderzoek moeten deze specifieke eigenschappen worden vastgesteld. Voor het monument zullen voor de instandhouding van de diverse historische of kritische karakteristieken en onderdelen eveneens eisen moeten worden geformuleerd in de vorm van bouwfysische condities. Een houten kap beperkt bijvoorbeeld de toelaatbare luchtvochtigheid met het oog op condensatie; historische schilderingen vallen wat dit betreft onder nog scherpere eisen.
De verschillende aspecten die onderdeel kunnen vormen van een bouwfysisch programma van eisen zijn in deelgebieden onder te brengen.
stedenbouwfysica |
- windhinder of -gevaar |
- schaduwwerking omgeving |
|
- zonreflectie |
- warmtestuwing |
|
- geluiduitbreiding naar omgeving |
|
licht |
- daglichttoetreding |
- uitzicht |
|
- verblinding |
- verlichtingssterkte |
|
- gelijkmatigheid |
- helderheidsverhouding |
|
- kleurtemperatuur |
- kleurweergave |
|
- beeldschermvriendelijk |
- lichtwering |
|
- ultraviolet gehalte |
|
lucht |
- luchtkwaliteit |
- te openen ramen |
|
- doorspoeling |
- luchtdrukregime |
|
- filterklasse |
- luchtsnelheid |
|
- hoeveelheid verse lucht |
- recirculatie |
|
- luchtdichtheid gebouw |
|
vocht |
- condensatie op installaties |
- koudebruggen |
|
- inwendige condensatie |
- waterdichtheid |
|
- relatieve luchtvochtigheid |
|
behaaglijkheid |
- binnenklimaat zomer |
- binnenklimaat winter |
|
- verschil tussen ruimten |
- verschil met buiten |
|
- interne warmtelast (personen, licht en apparatuur) |
|
|
- stralingsasymmetrie |
- koudeval |
|
- voetwarmte |
- bijzondere ruimten |
energie |
- energieprestatiecoëfficiënt |
- energiegebruik |
|
- thermische isolatie |
- luchtlekkage |
akoestiek |
- verkeerslawaai |
- installatiegeluid |
|
- interne geluidisolatie |
- contactgeluidisolatie |
|
- ruimteakoestiek (galm, spraakverstaanbaarheid enz.) |
|
|
- trillingen |
|
Bij geen enkel bouwproject, of het nu een monument is of niet, kan of mag bovendien worden voorbijgegaan aan de overheidsregelgeving. Bij monumenten die een bestemmingswijziging krijgen, bijvoorbeeld van kerk naar kantoor, gelden in principe de regels van het Bouwbesluit inzake die nieuw te realiseren
3 Legermuseum in het Armamentarium Delft. Onderzocht is hoe de bestaande gebouwen geschikt gemaakt kunnen worden als depotruimten voor het museum. Hierbij wordt gestreefd naar museale condities. Foto RDMZ, 1992.
gebouwfunctie. Ook het Arbeidsomstandighedenbesluit is onverkort van toepassing.
In veel gevallen bestaat er echter een reële mogelijkheid tot het verkrijgen van ontheffingen per onderdeel. Diverse ontheffingen zijn echter wettelijk beperkt tot een minimaal te realiseren kwaliteits- | |
| |
4 Koninklijke Shell Polymerencentrum te Amsterdam (1973, prof. ir. M.E. Zwarts). De destijds vooruitstrevende industrieel vervaardigde gevelelementen zijn in 1993 vervangen door elementen die aan de huidige bouwfysische en arbo-eisen voldoen. Zie tevens Architectuur & Bouwen nummer 4 1995. Foto Van Zanten raadgevende ingenieurs.
niveau. Het zal vaak zo zijn dat aangetoond moet worden dat de gestelde eisen redelijkerwijs niet gerealiseerd kunnen worden. Afwijken van de norm is mogelijk als kan worden aangetoond dat op een gelijkwaardige wijze aan de gestelde uitgangspunten wordt voldaan. Een rapport van een bouwfysicus is wat de meeste gemeenten hiervoor als bewijs vereisen.
Met betrekking tot de bouwfysica bestaat er in dit kader veel discussie over de eisen inzake de energieprestatie, de thermische isolatie, isolerende beglazing, voorkomen van koudebruggen en de wering van verkeerslawaai (afb. 4). Alleen met kennis van regelgeving, van bouwfysica en met verstand van het monument in kwestie kan een acceptabel resultaat worden verkregen dat vervolgens kan worden verwerkt in het integrale programma van eisen.
| |
Multidisciplinair onderzoek van het monument
Ook het monument zelf zal onderwerp van onderzoek moeten vormen. Het doel daarvan is enerzijds het opsporen van kritische onderdelen en anderzijds het speuren naar technische mogelijkheden en onmogelijkheden voor beoogde bouwkundige, installatietechnische en bouwfysische voorzieningen.
In een multidisciplinair onderzoeksteam heeft elke specialist een eigen taak: de restauratiearchitect is de generalist; hij leidt het team en onderzoekt onder meer de noodzaak en mogelijkheden tot restauratie van de diverse onderdelen; hij zet de gebruikseisen af tegen de mogelijkheden en beperkingen die de aanwezige monumentenwaarden opleveren, de constructeur onderzoekt het gebouw bijvoorbeeld op toe te laten vloerbelasting en stabiliteit terwijl de installatieadviseur kan zoeken naar mogelijkheden voor het herbergen van eventuele installaties, kanalen en leidingen.
In veel gevallen zal blijken dat het vakgebied van de bouwfysicus uitgebreide overlap heeft met de overige disciplines. Vaak is het zelfs zo dat de bouwfysicus de verbindende schakel vormt tussen de vakgebieden bouwkunde en installatietechniek enerzijds en de eisen die volgen uit het beoogde gebruik anderzijds.
De onderzoekstaak van de bouwfysicus is uitgebreid en divers. Alle eerder genoemde bouwfysische aspecten zullen in principe in de bouwfysische beoordeling worden meegewogen. Een aantal aspecten ervan zal leiden tot een concreet onderzoek waarbij bijvoorbeeld metingen en beproevingen worden uitgevoerd.
Voorbeelden van dergelijke bouwfysische onderzoeken uit de praktijk zijn:
- | Het bouwkundig opsporen en gedetailleerd in kaart brengen van bouwfysisch bepalende en kritische gebouwdelen zoals houten kapconstructies,
|
| |
| |
| gewelven, gevels, vloeren, kozijnen en speciale beglazingen. De endoscoop is een veelgebruikt gereedschap bij dit type onderzoek. |
- | Het beoordelen van detailleringen op oppervlaktecondensatie (bijvoorbeeld koudebruggen in metselwerk, bij kozijnen of stenen vloeren op zand). Eventueel kan hierbij gebruik gemaakt worden van moderne rekentechnieken en infrarood fotografie. |
- | Het beoordelen van constructies op inwendige condensatie bijvoorbeeld tengevolge van luchtlekkage vanuit de binnenzijde van het gebouw (kapconstructie, balkkoppen, raamkozijnen, beglazing). Ook hier kunnen modelberekeningen inzicht bieden. |
- | Het signaleren en verklaren van in het verleden opgetreden vochtproblemen zoals optrekkend of doorslaand vocht, lekkages of condensvorming. |
- | Het meten of berekenen van de bestaande geluidisolatie tussen delen van het gebouw (bijvoorbeeld met het oog op het realiseren van een nieuwe technische ruimte). |
- | Het meten van de luchtdichtheid van delen van de gebouwschil (onder meer ter informatie voor de ontwikkeling van het installatieconcept of de berekening van het energiegebruik). |
- | Het over een langere periode registreren van temperatuur en luchtvochtigheid op specifieke plaatsen (bijvoorbeeld in dakconstructies) gedurende winter of zomer teneinde de noodzaak van bouwfysische maatregelen te bepalen. |
- | Het meten van luchtstromen (bijvoorbeeld tengevolge van bestaande installaties of ventilatievoorzieningen). |
- | Het meten van de intensiteit van het daglicht van zowel zichtbaar als ultraviolet licht ter plaatse van kwetsbare materialen of schilderingen. |
| |
Multidisciplinair ontwerpteam
Was in de voorafgaande projectfasen werken in teamverband nodig, voor de eerste ontwerpfase geldt dit nog sterker. In deze fase worden de bepalende keuzes gemaakt die het welslagen van de restauratie en het latere functionele gebruik van het monument mogelijk maken. Doordat een renovatie tot een functioneel monument bijzonder complex is en elk monument bovendien een uniek object is, zijn er vrijwel nooit standaardoplossingen voorhanden. Er moet worden voorkomen dat al te snel in termen van oplossingen wordt gedacht: de doelen zijn belangrijk en de middelen volgen hieruit vanzelf. Binnen het ontwerpteam zal dus zonder vooringenomenheid moeten worden gewerkt aan de ontwikkeling van concepten waarbij gebouw en installaties kunnen leiden tot het realiseren van de doelen uit het programma van eisen. De evaluatie van deze concepten ten aanzien van cultuurhistorische waarde, kosten en mate waarin aan de overige gestelde doelen wordt voldaan bepaalt welke concepten afvallen en welke verder uitgewerkt worden tot een volwaardig plan. Doordat de bouwfysische condities een sterke verbinding vormen tussen de diverse disciplines zal de bouwfysicus een belangrijke en integrerende rol kunnen spelen in het ontwerpteam.
Bij het bouwfysisch ontwerp komen vrijwel alle genoemde bouwfysische aspecten in onderling verband te staan. De hoeveelheid ventilatielucht bepaalt bijvoorbeeld de uiterste temperaturen en de stabiliteit van de ruimtetemperatuur. Ook de mogelijkheden voor de regeling van de luchtvochtigheid wordt hierdoor bepaald. De ventilatiestromen bepalen de tochtrisico's en niet in de laatste plaats de overlast door stromings- en ventilatorgeluid. Indien minder lucht kan worden toegelaten zal mogelijk iets aan de wering van zonlicht moeten worden gedaan. Dit heeft weer een relatie met de toetreding van daglicht en ultraviolet enz.
Deze verwevenheid van effecten vormt de reden dat gesproken wordt van een integraal bouwfysisch ontwerp: alle aspecten moeten gezamenlijk worden ontwikkeld tot een totaalconcept dat bovendien is afgestemd op de overige disciplines.
Onderstaand worden op een overigens niet uitputtende wijze stappen uit het bouwfysische ontwerpproces genoemd die bij de restauratie van monumenten aan de orde komen.
| |
Vaststellen klimaatcondities
Op basis van de inventarisatie van gebruikerswensen en het gebouwonderzoek zal een compromis voor de te realiseren klimaatcondities moeten worden gevonden. Voor kwetsbare kunstobjecten wordt bij voorkeur een museaal binnenklimaat nagestreefd maar dit schept dikwijls onoverkomelijke problemen door condensvorming bij de gebouwschil. Ook is de wens van het esthetisch wegwerken van installatieonderdelen zoals luchtroosters en -kanalen een veel voorkomende beperkende factor. Op basis van het gekozen concept wordt een afgewogen voorstel geformuleerd voor de toelaatbare temperatuur en luchtvochtigheid, met de stabiliteit hierbij als essentiële factor.
| |
Bepalen van te klimatiseren volume
Een van de belangrijke taken van de bouwfysicus wordt gevormd door het zoeken naar een afbakening van de te klimatiseren ruimte (afb. 5 en 6). In dit volume zullen bijvoorbeeld temperatuur en lucht-
| |
| |
5 Doorsnede van de Elleboogkerk te Amersfoort. De keuze van de vorm en afmetingen van het te klimatiseren volume bepaalt in grote lijnen waar er in het gebouw bouwfysisch kritische constructies optreden (pijlen). Tussen het te klimatiseren volume (gearceerd) en de gebouwschil (stippellijn) kan een tussenklimaat worden gecreëerd zodat bijvoorbeeld de kapconstructie minder kritische details bevat. Tekening Van Zanten raadgevende ingenieurs.
6 Elleboogkerk te Amersfoort, 1820. Ten behoeve van de nieuwe functie als multifunctioneel gebouw zijn onder andere klimaatinstallaties toegevoegd en is de beglazing aangepast. Foto Van Zanten raadgevende ingenieurs.
vochtigheid door middel van installaties op het gewenste niveau moeten worden gehouden. De begrenzing of schil van dit volume valt soms samen met de omhulling van het gebouw: het dak, de gevels of de ramen en kozijnen. In veel gevallen is het echter gunstiger of zelfs onvermijdelijk het te klimatiseren volume te beperken tot een deel van het gebouw. Een voorbeeld zijn zolders met houten kappen die uitsluitend met zeer uitgebreide voorzieningen ter voorkoming van condensatie en overmatig warmteverlies bij het te klimatiseren gedeelte kunnen worden betrokken. Het valt in dergelijke gevallen te overwegen om de thermische schil een niveau lager of verder naar binnen te leggen. Ook is het creëren van een specifiek bufferklimaat in de tussenruimte een optie.
De diverse schillen die de bouwfysicus om het te klimatiseren volume heen zal trachten te realiseren zijn van binnen naar buiten: een lucht- en dampdichte schil, een thermisch isolerende schil en tenslotte een waterdichte schil. Er zullen detailoplossingen moeten worden gevonden voor eventuele discontinuïteiten in of verwisselingen tussen deze schillen.
| |
Bepalen van het installatieconcept
Vervolgens zal in nauw overleg met de installatieadviseur worden gewerkt aan het ontwikkelen van een installatieconcept: hoe worden de gewenste condities in het gekozen volume het beste gerealiseerd. De principiële keuze voor het soort verwarming zoals lucht-, radiatoren- en/of vloerverwarming komt hierbij aan de orde. Bij deze systemen moet in onder-
| |
| |
7 Grafische weergave van de resultaten van een binnenklimaatsimulatie. In een dergelijk onderzoek kan de invloed van diverse parameters zoals de intensiteit van het gebruik, zomer of winter en de capaciteit van de klimaatinstallatie worden nagegaan. Grafiek Van Zanten raadgevende ingenieurs.
ling overleg de positie van de luchtarmaturen of radiatoren worden bepaald zodat er geen hinder wordt ondervonden van tocht, koudeval of bijvoorbeeld koude voeten. Met name zal de bouwfysicus bij luchtverwarming veel aandacht moeten besteden aan het tegengaan van overlast door installatiegeluid. Geluiddempers kunnen hier weliswaar een oplossing bieden, maar het is principieel beter om te zorgen dat de hoeveelheid verplaatste lucht niet groter is dan strikt noodzakelijk (lage luchtsnelheden, gering stromingsgeluid). Gedetailleerde klimaatberekeningen kunnen het minimale luchtdebiet bepalen waarbij aan de gestelde condities wordt voldaan tijdens het gewenste gebruik en juist ook op de kritische tijdstippen.
| |
Klimaatberekeningen; casus Huis ten Bosch
Als voorbeeld van een studie naar de minimaal benodigde capaciteit van de ventilatielucht kan hier een parameterstudie door middel van een serie computerberekeningen worden gegeven (afb. 7 en 8; zie ook pag. 196). Deze studie is gemaakt voor de restauratie van de Oranjezaal van Paleis Huis ten Bosch.
Hierbij zijn diverse kritische situaties onderscheiden: de zaal moet geschikt zijn voor incidentele muziekuitvoeringen waarbij het geluidniveau van de klimaatinstallaties voldoet aan eisen die vergelijkbaar zijn met een concertzaal. Tijdens een dergelijke uitvoering zijn uiteraard veel mensen in de zaal aanwezig waardoor zeker in de zomer de temperatuur hoog op kan lopen. De berekeningen hebben aangetoond dat gedurende dit concert de klimaatinstallatie op halve kracht kan werken. Op deze wijze kan de geluidoverlast voldoende worden beperkt en zal gedurende de korte duur van het concert een voor de bezoekers aanvaarbaar klimaat wordt gehandhaafd. De duur van de overschrijding van de temperatuureisen voor de kunstwerken wordt bovendien verantwoord kort gehouden. De kunsthistorische betekenis van de Oranjezaal maakt dat het te creëren klimaat vooral ook conserverende werking op de kunstvoorwerpen en constructiedelen heeft.
| |
Ontwikkelen van details
Een van de laatste maar beslist niet de onbelangrijkste of gemakkelijkste stap in het bouwfysische ontwerpproces is het ontwikkelen van bouwkundige details. De opzet van deze details wordt bepaald door de vele bouwfysische eigenschappen. Vaak is er echter wel een primaire functie voor de constructie aangewezen zoals: thermische isolatie, damprem, luchtdichting, geluidisolatie, licht- en/of ultravioletwering enz.
Met bijvoorbeeld als uitgangspunt het binnenklimaat en het gekozen verloop van de diverse bouwfysische schillen moeten concrete en bovendien in de praktijk uitvoerbare voorstellen worden gemaakt. Vervolgens komt de isolatie van onder andere dakconstructies en geveldelen aan de orde.
| |
| |
9 Met behulp van hedendaagse materialen zoals dampdichte coating, hoogwaardig kunststof isolatieschuim en folie kan een dun pakket worden samengesteld. Dit vervangt het oude beschot terwijl voldoende bouwfysische kwaliteit wordt geboden zonder toename van de dikte en het bijbehorende verlies van de genuanceerde detailleringen. Tekening Van Zanten raadgevende ingenieurs.
Het uitgangspunt van reversibiliteit en bij voorkeur onzichtbaarheid van maatregelen is bij monumenten sterk afwijkend van dat bij nieuwbouw. Bij restauratie is het niet alleen van belang een goede kennis te bezitten van de oude bouwmaterialen en constructiewijzen maar moet vaak een oplossing worden gerealiseerd met behulp van de kennis van hedendaagse bouwmaterialen. De toepassing van dampdichte coating, hoogwaardig kunststof isolatieschuim en diverse specialistisch folies maakt oplossingen mogelijk die in het verleden nauwelijks denkbaar waren (afb. 9). Essentieel daarbij dat letterlijk en figuurlijk de historische materie wordt ontzien en dat de nieuwe, eventueel vervangbare producten het klimatologische werk doen.
Het ontwikkelen van de details leidt tot het specificeren van bouwmaterialen en het vervaardigen van technische omschrijvingen, principetekeningen en uitvoeringsinstructies.
| |
Uitvoering en oplevering
Voor de bouwfysica geldt dat begeleiding en inspectie tijdens de uitvoering van wezenlijk belang zijn. Veel van de bouwfysische voorzieningen worden immers uiteindelijk aan het zicht onttrokken en zijn dan niet meer te beoordelen. Diverse bouwfysische voorzieningen vergen bij de uitvoering een goede inzicht in het hoe en waarom van de oplossingen. Deze specialistische bouwfysische uitvoeringskennis stelt extra eisen aan de betrokken bouwkundige opzichters en uitvoerende ambachtslieden.
Als goed voorbeeld kan de aansluiting van dampdichte lagen worden genoemd of het aanbrengen van akoestische scheidingen en dichtingen. Kleine gebreken bij uitvoering hiervan leiden reeds tot het volledig falen van het systeem: niet rondom of onderling hechtende dampremmende folies, niet afgedichte doorvoeren, direct contact tussen geluidisolerende wanden of kleine naden en openingen leiden hier veelal tot grote afwijkingen van het beoogde doel en tot grote instandhoudingsrisico's.
Directe instructie van de bouwfysicus aan de uitvoerenden op de werkplek voorkomt problemen achteraf.
Voordat constructies zoals daken en wanden worden voorzien van de definitieve afwerklaag kan de bouwfysicus dit deel van het werk reeds inspecteren en opleveren. Eventueel kan een specifieke beproeving worden uitgevoerd. Er is veel meetapparatuur beschikbaar waarmee beproevingen in het werk kunnen worden gerealiseerd. Zo kan bijvoorbeeld de lucht- en waterdichtheid onder geconditioneerde omstandigheden worden gemeten.
Nadat de bouwkundige werkzaamheden zijn afgerond zijn controlemetingen van het gerealiseerde binnenklimaat steeds nodig. Zoals gezegd is elk monument uniek en als het goed is ook iedere gekozen oplossing. Hierdoor is het mogelijk dat afwijkingen ten opzichte van de ontwerpuitgangspunten optreden die groter zijn dan bij reguliere bouw- en installatietechniek. Het wrange is dat juist bij monumenten de te realiseren condities van veel groter belang zijn. De controlemetingen zullen aangeven of de installaties en regelsystemen goed zijn ingesteld en presteren wat ervan verwacht mag worden. Dergelijke controlemetingen kunnen op geavanceerde wijze worden uitgevoerd met behulp van elektronische dataverwerkingstechnieken waarbij op talrijke posities de temperatuur en luchtvochtigheid langdurig wordt gemeten. Via een communicatienetwerk kan ‘op afstand’ gemeten en geregistreerd worden.
| |
| |
De meeste bouwfysische aspecten zoals eerder genoemd kunnen tegenwoordig ook buiten het laboratorium goed worden gemeten:
licht |
daglichttoetreding, verlichtingssterkte en gelijkmatigheid, luminantieverhouding, kleurweergave, ultravioletgehalte |
lucht |
ruimtedoorspoeling, luchtstromingspatronen, luchtsnelheid, buitenlucht infiltratie, hoeveelheid ventilatielucht, luchtdichtheid |
vocht |
oppervlaktetemperatuur, vochtgehalte, waterdichtheid, luchtvochtigheid |
behaaglijkheid |
luchttemperatuur, warmtestraling, voetwarmte |
energie |
energiegebruik, thermografie (koudebruggen) |
akoestiek |
geluiduitbreiding naar omgeving (bijvoorbeeld door installaties), verkeerslawaai, installatiegeluid, interne geluidisolatie, contactgeluidisolatie, ruimteakoestiek (galm, spraak verstaanbaarheid enz.), trillingen |
Het feit dat deze parameters gemeten kunnen worden betekent dat het zorgvuldig opgestelde programma van eisen geen lege dop hoeft te zijn: de kwantitatieve eisen kunnen op objectieve wijze worden geverifieerd.
| |
Resumé
Indien de trend van de herbestemming van vooral jonge monumenten doorzet zoals de laatste jaren het geval is zal meer in multidisciplinaire ontwerpteams moeten worden gewerkt. De grotere complexiteit, onder andere door de gevraagde toegevoegde functionaliteit, maakt dit noodzakelijk.
De gespecialiseerde restauratie-bouwfysicus kan een wezenlijke rol in dit proces spelen doordat hij zowel een gelijkwaardige gesprekspartner is van de architect als van de installatieadviseur. Het zal meer en meer noodzakelijk zijn om te zoeken naar niet-reguliere oplossingen. Hierbij is het creatief en conceptueel denken, zonder direct in termen van traditionele oplossingen te vervallen, van groot belang. In het kader van prestatiegericht bouwen zal controlemeting van bouwfysische aspecten steeds belangrijker worden. Dat daarbij de cultuurwaarden maximaal behouden blijven is het uitdagend beginsel.
|
|