| |
| |
| |
Het dicterende gebouw
| |
| |
| |
P. van der Boom, R.W. van Straten
Klank en ruimte: ruimte voor klank?
Essentiële vraag bij het herstel van orgels is de wijze waarop de klank van de instrumenten dient te worden gerestaureerd, c.q. geconserveerd. De klankgeving van de orgels is in veel gevallen de artistieke vervolmaking van het geheel ambachtelijk vervaardigde instrument. Op subtiele wijze zal de orgelmaker een balans trachten te vinden tussen eigen voorkeuren en het gewenste resultaat in relatie tot de ruimte waarin het instrument is geplaatst. Dat daarin de akoestiek van de ruimte een grote rol speelt zal geen betoog behoeven.
| |
Ter inleiding
In Europa en zelfs ver daarbuiten geldt het Nederlandse orgellandschap als toonaangevend: nergens ter wereld is een zo grote concentratie te vinden aan historische en nieuwe orgels van zo een gedifferentieerde makelij en grootte. Het zal dan ook niemand verbazen dat het Nederlandse orgelpatrimonium en de wijze waarop de bescherming van de instrumenten is geregeld, als voorbeeld geldt voor veel andere landen. De uitstekende staat waarin een groot deel van de circa 1500 beschermde orgels verkeert is niet in de laatste plaats te danken aan een actief overheidsbeleid waarin, in het kader van de diverse subsidieregelingen, ruime aandacht wordt gegeven aan de beschermde instrumenten (afb. 1). Mede daardoor is ook het niveau van het restauratie ambacht gestegen: toonaangevende orgelrestauraties hebben de afgelopen jaren plaatsgevonden in tal van plaatsen. Volop is er aandacht gegeven aan de wijze waarop de betreffende instrumenten dienden te worden gerestaureerd. In nauw overleg tussen de adviseurs en restaurateurs is in veel gevallen diepgaand gediscussieerd over uitgangspunten met name daar waar het is gegaan om de keuze voor consolideren, restaureren of zelfs reconstrueren.
Hierbij moet bedacht worden dat een orgel niet alleen een meubel is maar ook een muzikale integriteit vertegenwoordigt: het totaal van de afzonderlijk klinkende delen dient in een verantwoorde samenhang gestalte te krijgen (afb. 2). Elementen uit uiteenlopende periodes laten zich slecht met elkaar vermengen. We hoeven maar te denken aan de combinatie van barok instrumenten met het 20ste-eeuwse moderne instrumentarium om ons te realiseren dat die twee totaal verschillende klankwerelden zich niet in een ensemble kunnen laten verenigen: zowel toonhoogte, timbre als klanksterkte van deze verschillende groepen zijn zodanig onderscheiden dat vermenging onmogelijk is. Het klavecimbel is simpelweg niet opgewassen tegen de moderne vleugel, niet in klanksterkte maar zeker ook niet in timbre.
| |
Orgelklank
Bij veel orgelrestauraties wordt ook gewerkt aan het herstel van de klank van de instrumenten. Voordat daartoe besloten wordt, vindt uitvoerig onderzoek plaats naar de diverse klanktechnische ingrepen die in de loop van de bouwgeschiedenis aan het instrument zijn verricht. Deze ingrepen kunnen plaats hebben gevonden aan het originele pijpwerk maar ook komt het veelvuldig voor dat bepaalde klankgroepen (registers) plaats maken voor andere klankgroepen. In een aantal gevallen wordt teruggegaan naar de klankgeving (= intonatie) in een eerdere bouwfase van het instrument, in andere gevallen wordt de aangetroffen klankgeving geconserveerd. Bij de discussie over het wel of niet handhaven van latere wijzigingen in het totale klankbeeld wordt vooral gekeken naar de praktische bruikbaarheid vanuit de muziekbeoefening (afb. 3). Het verschil tussen een vleugel uit 1870 en een vleugel uit 1990 is kleiner, en daardoor makkelijker te overbruggen, dan het verschil tussen een klavecimbel uit 1750 en een ‘hammer’-klavier uit 1780.
Het aspect klankgeving in orgels behoeft een nadere toelichting. Diverse factoren bepalen de wijze
| |
| |
1 Frontpijpwerk van het orgel in de hervormde kerk te Oosthuizen (16de eeuw). Foto O.B. Wiersma.
waarop de klank tot stand komt:
- | Materiaal (metaallegering of hout) en vormgeving (mensuur) van de orgelpijpen |
- | Technisch-artistieke ingrepen aan de pijpen om een specifiek timbre te kunnen realiseren |
- | Winddruk (uitgedrukt in millimeters waterkolom) |
- | De werking van de ruimte waarin het orgel is geplaatst (de akoestiek) |
Met name het laatste punt, de invloed van de akoestiek van de ruimte op de klankgeving van het orgel, is een belangrijk gegeven. De technisch-artistieke ingrepen aan de orgelpijpen om een specifiek timbre te verkrijgen kunnen niet los gezien worden van het effect dat de akoestiek heeft op de klank. Indien de akoestiek vooral de grondtonen versterkt zal, bewust of onbewust, de orgelmaker proberen een goede balans te vinden tussen grondtonigheid en boventoonrijkdom waarbij de grondtonigheid wellicht afgezwakt dient te worden om een juiste samenhang in de klank te genereren. In een ander geval, als er sprake is van een grote mate van boventoon-absorptie, zal de orgelmaker juist in dat gebied streven naar
2 Doorsnede van een orgel met vier klavieren en pedaal (Breda, Grote Kerk).
een versterking van de boventoonrijkdom om te komen tot een goede klankbalans (afb. 4).
Wijzigingen van de akoestiek hebben derhalve grote gevolgen voor de klankgeving van de orgels zelfs op zodanige wijze dat de vraag moet worden gesteld of ingrepen aan de klank in de actuele situatie wel gewenst zijn. Onbedoeld kunnen dan sporen van een
| |
| |
3 Blik op het inwendige van het orgel inde Nieuwe Kerk te Amsterdam (1652). Foto O. Oussoren.
meer authentieke klankgeving ongedaan worden gemaakt waardoor belangrijke historische informatie verdwijnt.
Terugblikkend in het verleden kunnen diverse rampzalige veranderingen van de akoestiek worden aangewezen waarbij de historische orgelklank tot een karikatuur is verworden. Compenserende maatregelen in de vorm van het aanbrengen van tapijten, geluiddempend materiaal, etc. leidden in de meeste gevallen niet tot de gewenste verbetering.
Bij toekomstige restauraties zal dan ook steeds de vraag moeten worden gesteld in hoeverre de bestaande akoestiek in overeenstemming is met de uitgangspunten voor de te conserveren of te restaureren klank. In een aantal gevallen kan uit nader onderzoek blijken dat het herstel van de klankgeving alleen dan mogelijk is indien ook de akoestische verhoudingen weer worden hersteld.
| |
Kerkakoestiek
De akoestiek van een ruimte - zoals een kerk - is niet zo maar te definiëren. Het gaat weliswaar om de
| |
| |
4 Het intoneren van pijpwerk waarbij de klankkleur wordt afgestemd op de ruimte. Foto Ton Kruithof.
klank van bijvoorbeeld een instrument of de spraakverstaanbaarheid, maar welke fysische parameters zijn daarvoor bepalend?
De ruimte- of zaalakoestiek is al een klassieke ‘wetenschap’ in de letterlijke zin van het woord. De Grieken en Romeinen bouwden reeds (amfi-)theaters waarbij een vallende speld op het podium tot achterin hoorbaar was. Ook de beste concertzalen ter wereld - zoals het Concertgebouw - zijn zonder veel akoestisch fysische kennis maar met een trefzekere intuïtie gebouwd.
Inmiddels heeft de akoestische wetenschap zich volledig ontwikkeld, in de eerste helft van deze eeuw te beginnen met de zaalakoestiek. Is de Rotterdamse concertzaal De Doelen nog ontwikkeld via een schaalmodel, met een lampje op de plaats van het orkest en reflecterende wanden (om te zien waar de reflecties terechtkwamen), gebruikmakend van de fysische overeenkomsten tussen geluid en licht, latere ontwerpen zijn gemaakt met behulp van computertechnologie.
Kerken verschillen in akoestische zin van concertzalen door het gebruik van de ruimte maar ook door de gewenste (en te bereiken) klank.
| |
Gebruik van de ruimte
Uiteraard hangt de gewenste akoestiek af van het gebruik van een ruimte. Is een kerk - zeker na de Reformatie - vooral bedoeld voor de overdracht van religieus gedachtegoed via spraak, daarvóór speelde kerkmuziek een belangrijker rol. Ook in onze eeuw is het belang van kerkmuziek weer toegenomen.
Vooral het orgel en zang moeten goed klinken en orgelbouwers, componisten en uitvoerende musici houden rekening met de wisselwerking tussen muziek en de ruimte(akoestiek).
Het is zeer waarschijnlijk dat orgelbouwers - zoals hierboven al genoemd - rekening hielden met de akoestische (on-)mogelijkheden van de ruimte waarin een instrument werd geplaatst. De uitwerking daarvan was sterk afhankelijk van de persoonlijke voorkeur van de bouwer.
Aangezien de akoestiek afhankelijk is van de inrichting van de kerk, zoals banken, vloeren, lambriseringen, bepleistering en dergelijke bepalen ook esthetische overwegingen de klank in deze ruimtes.
De relatie tussen instrument en akoestiek van de ruimte is bij conservering dan wel restauratie van een orgel of kerk dus van fundamenteel belang. Om de akoestiek in een ruimte ook te (kunnen) kwantificeren in fysische grootheden moet de relatie tussen klank, ruimte en inrichting daarvan bekend zijn. De fysica schiet daarbij te hulp.
| |
Akoestische parameters
Belangrijke akoestische factoren die de muziekkwaliteit in een kerk bepalen zijn de levendigheid, warmte en sprankelendheid van de ruimte. Daarnaast hebben helderheid en dynamisch bereik invloed op de muzikale beleving van een ruimte. Grootheden als intimiteit en directheid zijn in een concertzaal wel maar in een kerk van weinig betekenis.
Zo kan van een kerk een aantal parameters worden bepaald waarmee de akoestiek van een ruimte (fysisch!) wordt vastgelegd. Hieronder volgt een aantal van deze parameters met een beknopte omschrijving. Omdat het gehele muziekspectrum wordt beoordeeld is ook spectrale informatie (dat wil zeggen van lage tot hoge tonen, zeg 63-8000 Hz) van wezenlijk belang en moeten parameters per frequentiegebied (octaaf- of tertsband) worden onderzocht. Parameters die uitsluitend voor de spraakverstaanbaarheid van een kerk van belang zijn - zoals logatomen - blijven hier buiten beschouwing. nagalmtijd T60:
Deze belangrijkste parameter is gedefinieerd als de tijd die een abrupt afgebroken signaal nodig heeft om 60 decibel (dB) in niveau te dalen, oftewel de nagalmtijd geeft dus aan hoe snel geluid ‘wegsterft’ (3 dBA afname betekent een halvering van de geluidenergie). Bij lange nagalmtijden gaan klanken door elkaar lopen, bij korte nagalmtijden is de ruimte
| |
| |
akoestisch ‘droog’. Na elke reflectie in een oppervlak neemt de energie van een geluidgolf af; bij een hoge absorptiegraad veel, bij weinig absorptie (als bij stenen vloeren) weinig. Weinig absorberende ruimtes - als kerken - hebben derhalve een relatief lange nagalmtijd. Deze grootheid speelt een belangrijke rol bij zowel spraak als muziek. Levendigheid van een ruimte en volheid van de klank wordt bereikt door een lange nagalmtijd. Een kerk kent een warme klank wanneer de lage tonen relatief sterk zijn, dus wanneer de nagalmtijd in de lage frequenties wat langer is dan die in de middenfrequenties. Muziek klinkt daarentegen sprankelend wanneer juist de hoge tonen worden benadrukt (lange nagalmtijd in dit frequentiegebied).
Reflectogrammen (opeenvolging van reflecties): Deze geven inzicht in verstrooiing en diffusie in een ruimte dat wil zeggen in welke mate geluid in een ruimte wordt verspreid en de snelheid waarmee reflecties terugkeren. Vooral voor de spraakverstaanbaarheid zijn reflectogrammen belangrijk. Ook de intimiteit wordt bepaald door de eerste reflecties. De meeste kerken zijn door hun bouw niet (muzikaal) intiem, hetgeen ook past bij de muziek die daarin ten gehore wordt gebracht; Het zal dan ook zelden voorkomen dat de intimiteit van een kerkruimte voor verbetering van de muziekkwaliteit aanpassing behoeft. Reflectogrammen spelen dan ook meestal een onderschikte rol bij de bepaling van de muziekkwaliteit van een kerk.
Verhouding direct geluid / galmveld:
Een helder klinkende zaal kent weinig vertroebeling van klanken. In een kerk betekent dit een goede verhouding tussen het directe geluid en geluid dat weerkaatst (in het zogenaamde galmveld). Verder komt een goede klankverdeling (dat wil zeggen goed evenwicht) tot stand door een gebalanceerde nagalmtijd; dit wordt bereikt door een evenwichtige geluidabsorptie.
| |
De inrichting
De zojuist besproken parameters worden met name bepaald door de mate van geluidabsorptie in de kerk. Zo zal bij veel geluidabsorptie een korte nagalmtijd ontstaan en zal het totaal te bereiken muziekvolume afnemen (zogenaamde droge akoestiek). Ook de positie van de geluidbron (orgel, koor of spreker) en toehoorder zijn overigens bepalend voor de akoestische beleving van een ruimte.
De afwerking van de ruimte bepaalt de geluidabsorptie. Deze zal bij hoge en lage frequenties verschillen. In de regel absorberen zachte materialen (vloerkleden, zware gordijnen e.d.) goed in de hoge frequenties en zware constructies op een luchtspouw (houten vloeren of vlonders en plafonds, lambriseringen) goed bij de lage tonen. Door luchtabsorptie in grote ruimtes worden vooral hoge tonen gedempt. Ook publiek absorbeert geluid (met name hoogfrequent) zodat een lege kerk een aanzienlijk langere nagalmtijd kan hebben dan een volle.
Wanneer bij restauratie van een kerk bijvoorbeeld het pleisterwerk wordt vervangen of verwijderd, houten vloeren worden aangepast, vloerkleden worden neergelegd en dergelijke kan de akoestiek van de ruimte sterk veranderen.
De vraag is nu vooral hoe de wisselwerking is tussen de akoestische beleving van de ruimte, de daar heersende of na te streven akoestiek en de daartoe te treffen (technisch/bouwkundige) voorzieningen. Onderzoek daarnaar lijkt voor een verantwoorde restauratie van zowel kerken als orgels onontbeerlijk.
| |
Onderzoek
Onderzoek moet zich vooral gaan richten op de verhouding tussen (de waardering van de) klank en de fysische akoestische parameters. Bestaande ‘van nature’ akoestisch goede en slechte kerken dienen daarbij als proefobjecten. Daaruit moeten criteria voortkomen die gehanteerd kunnen worden bij restauraties. Uit het onderzoek zal ook blijken op welke wijze een gewenste akoestiek kan worden bereikt. Hieronder volgt een voorbeeld van de nagalmtijd (als functie van de frequentie) in een kerk waarin de houten vlonders met houten banken en vloerbedekking worden vervangen door harde tegels. Duidelijk is dat de nagalmtijd flink toeneemt waardoor het orgel - dat in de bestaande ruimte tot ieders voldoening klinkt - na aanpassingen niet meer optimaal zal klinken. Compensatie voor de verwijderde geluidabsorptie dan wel verandering van de plannen moet zorgen voor behoud van de akoestische kwaliteit van deze kerk (afb. 5).
| |
Twee praktijkvoorbeelden
In de hervormde kerk te Roden (Dr.) bevindt zich een fraai orgel gemaakt door A.A. Hinsz gemaakt in 1780. Het instrument verkeerde in een slechte staat als gevolg van onoordeelkundig stookgedrag en overmatige slijtage. Daarnaast is het instrument in het begin van de 50-er jaren gerestaureerd conform de inzichten en opvattingen van die dagen. Met name het klankbeeld is bij die restauratie drastisch omgevormd. Het kerkgebouw zelf is inwendig niet gepleisterd: onder invloed van de restauratie-opvattingen in de dertiger jaren is het gebouw grotendeels
| |
| |
5 Diagram theoretisch bepaalde nagalmtijd T60 als functie van de frequentie (octaafband in Hertz) in een kerk, uitgaande van een lege en gedeeltelijke bezette kerk (400 personen), in de bestaande situatie met houten vloeren en nieuwe situatie zonder houten vloeren. Tekening auteurs.
ontdaan van pleisterlagen waarbij de rode baksteen in het zicht kwam (afb. 6 en 7). De gevolgen voor de akoestiek waren dramatisch: de totale nagalm werd drastisch verkort en er is, door het open metselwerk, sprake van een zeer grote klankabsorptie.
Thans is het orgel technisch gerestaureerd waarbij, in de voorbereidingsfase, uitvoerig gesproken is over het herstel van het klankbeeld. Het bij de vorige restauratie gerealiseerde klankbeeld bevredigde in geen enkel opzicht: een onsamenhangende klank in totale tegenspraak met de oorspronkelijke bedoelingen van de maker van het instrument. Tal van goed bewaard gebleven Hinsz-orgels laten een totaal ander klankbeeld horen. De behoefte was dus sterk aanwezig om de ingrepen uit de 50-er jaren ongedaan te maken. In dit geval zou dat uitsluitend op een verantwoorde wijze kunnen indien ook de akoestische kwaliteiten van de ruimte weer zouden worden hersteld conform de situatie uit de bouwtijd van het orgel. Daartoe zijn voorstellen gedaan aan de gebruikers van het gebouw, de hervormde gemeente Roden. Helaas bleek het huidige interieur met de bakstenen muren zo zeer vertrouwd te zijn voor een deel van deze kerkgemeenschap dat herbepleistering onacceptabel was. De consequentie hiervan was derhalve dat ook herstel van het klankbeeld ongewenst zou zijn. Op basis van de huidige akoestiek zou dusdanig in het bestaande klankbeeld moeten worden ingegrepen dat daarmee veel historische informatie over het oorspronkelijke klankbeeld verloren zou gaan. Immers, de huidige beperkte nagalm en te grote absorptie in vitale frequentie gebieden, zouden leiden tot een geforceerde ombuiging van het klankbeeld om daardoor deze negatieve effecten te kunnen compenseren. Besloten werd dan ook, in nauw overleg tussen alle betrokken partijen, om het instrument nu alleen technisch te herstellen en het bestaande klankbeeld onaangetast te laten. Op deze wijze blijft de mogelijkheid open om in de toekomst alsnog, indien herbepleistering wel acceptabel wordt gevonden, over te gaan tot herstel van het originele klankbeeld.
In de hervormde kerk te Zuidbroek (Gr.) bevindt zich een orgel van F.C. Schnitger/H.H. Freytag gemaakt in 1795. Dit instrument heeft na de ingrijpende ombouw door Freytag geen grote restauratie meer ondergaan. Het klankbeeld van het orgel is redelijk ongeschonden en geldt als zeer authentiek. Het instrument verkeert in een buitengewoon slechte conditie en is nagenoeg onbespeelbaar. Ook hier was sprake van een kerkruimte met in de dertiger jaren grotendeels ontpleisterde wanden en gewelven. De kerk is thans geheel gerestaureerd en in het kader van die restauratie kwam herbepleistering aan de orde. Voor het orgel is een restauratieplan ontwikkeld dat voorziet in het restaureren of consolideren van het bestaande klankbeeld. In de discussie rondom herbepleistering kwam vanzelfsprekend het effect ervan op de orgelklank aan de orde.
Duidelijk zal zijn dat het instrument nu in een akoestische omgeving staat die geen enkel recht doet aan de oorspronkelijke intenties van de maker. Bij de bouw van het orgel was de kerkruimte immers gepleisterd en was er derhalve sprake van een totaal andere akoestische uitstraling dan thans het geval is. Voor een optimale restauratie, waarbij recht gedaan zou kunnen worden aan de bedoelingen van de maker, leek het zonder meer verantwoord de bepleistering opnieuw aan te brengen. Op basis van uitgebreid
| |
| |
6 Roden hervormde kerk, voor ontpleistering. Foto RDMZ ca. 1900.
onderzoek, ten aanzien van de samenstelling van de pleistermortel en de dikte van de aan te brengen lagen, kon vrij nauwkeurig worden aangegeven hoe die oorspronkelijke akoestische situatie moest zijn geweest en weer kan worden hersteld. Juist het nog zeer gave en authentieke klankkarakter van het orgel speelde in de beslissing over het bij restauratie tot stand te brengen kerkinterieur dus een doorslaggevende rol.
| |
Conclusie
Samenvattend kan gesteld worden dat het van groot belang is meetbare criteria te formuleren voor goede akoestiek in relatie tot de orgelklank. Bij orgelrestauraties dient aan de hand van deze criteria te worden bepaald in hoeverre herstel van de klankgeving, al dan niet naar een vroegere toestand, mogelijk en gewenst is. In bepaalde gevallen kan de doelstelling bij het herstel van de klankgeving aanleiding zijn tot het wijzigen, c.q. aanpassen van de akoestiek om te komen tot een verantwoord klinkend resultaat waarbij dit zelfs kan leiden tot een discussie over het al dan niet behouden van een in latere tijd aangebrachte bepleistering of zelfs een geheel vernieuwd interieur tegenover het herstellen van ‘omgebogen’ orgelklank.
| |
| |
7 Roden hervormde kerk, na ontpleistering. Foto RDMZ, A. v.d. Wal, 1983.
|
|