Jaarboek Monumentenzorg 1999. Instandhouding
(1999)– [tijdschrift] Jaarboek Monumentenzorg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
W. Oomens, J. van 't Hof
| |
InleidingBreda heeft zich sinds de Middeleeuwen ontwikkeld tot de stad die zij nu is. Het centrum wordt in hoge mate bepaald door de oude structuur. Een centrale plek in de oude stad wordt ingenomen door de net gerestaureerde Grote of Onze Lieve Vrouwekerk. Afgezien van de historische kern heeft Breda waardevolle negentiende en 20ste-eeuwse gebieden, zoals de statige Baronielaan, een uitleg van rond 1900 en de Heuvel, een wijk uit de Wederopbouwperiode. Breda telt in totaal zo'n vierhonderd rijksmonumenten. De stad, en daarmee ook het welstands- en monumentenbeleid, zien zich geplaatst voor grote opgaven zoals het levend houden van de binnenstad en het aansluiting vinden op de hedendaagse infrastructurele projecten.Ga naar eind1. Eén van de instrumenten daarvoor is het beschermde bestemmingsplan. | |
InterviewHet beschermde gezicht heeft een speciaal regime vanwege het tot bescherming strekkende bestemmingsplan. Vallen beschermd gezicht en bestemmingsplan samen? Nee. Het stedenbouwkundige ‘concept’ van de stad is bepaald door allerlei sociale, religieuze, politieke en andere factoren. Het stedelijk weefsel wordt niet
1 De Bosschstraat paart een grote verscheidenheid aan gevels en stijlen aan al even diverse functies. De parcellering is in hoofdzaak nog middeleeuws. Foto J. van 't Hof, 1999.
gevormd door een optelsom van panden, maar door de uitingen van de bovengenoemde factoren. Het bestemmingsplan is opgesteld met deze invalshoek als basis. Het bestemmingsplan beslaat dientengevolge een groter areaal dan het beschermde gezicht, het omvat namelijk de gehele eerste omwalling en de uitlopers, die ook grote waarde hebben. Eén van die uitlopers is de Boschstraat (afb. 1). Deze straat valt buiten het beschermde gezicht, maar parcellering, pandbreedtes en nokhoogtes zijn historisch te noemen. De gevelwanden zijn samengesteld met voor- | |
[pagina 74]
| |
beelden van stijlen en materialen uit vele eeuwen. Ook zo'n straat acht de gemeente waardevol. In het bestemmingsplan zijn daarom ook voor zulke straten gevelwanden beschreven en kunnen bouwplannen door welstand worden getoetst aan bijvoorbeeld nokhoogte, relatie begane grond - hogere bouwlagen en kleuren. Gebouwen moeten een voet, een middenstuk en een kop hebben. Mede vanwege een integrale aanpak én kwaliteit is in Breda bewust een keuze gemaakt voor één afdeling en één adviescommissie die welstand, architectuur en monumenten bestrijken.
Het is toch niet mogelijk om via een bestemmingsplan eisen aan nieuwbouw te stellen?
Inderdaad, maar welstand kan wel een toetsingskader vaststellen. Dat toetsingskader is in Breda gegrondvest op een historische analyse van de stad. Een stad die haar vorm heeft gekregen door haar verleden. Er is een Beeldkwaliteitsplan Binnenstad opgesteld waarin juist de analyse van de morfologie van de historische stad een grote rol speelt.
Is het beschermend bestemmingsplan een effectief instrument om aan instandhouding van de stad bij te dragen?
Dat is moeilijk te bepalen. ‘Juristerij’ vormt een contradictie met de dynamiek van de stad. Als iets goed gaat heb je geen regels nodig, als iets fout gaat zijn ze niet toereikend. Maar om beleid te formuleren heb je toch regels nodig, ze vormen een kader. Bij het uitwerken van de regels in beleid en in concrete plannen moet, via een continu proces, een evenwicht bereikt worden. De stad is daarbij niet gediend met een hang naar het verleden die gepaard gaat met de angst nu keuzes te maken. Maar ook niet met een negeren van historische waarden. Bij het vormgeven van het beleid moet je uitgaan van een visie op de stad met een looptijd van vijftig jaar. Als je daarbij de historie als uitgangspunt neemt, moet je de rol van de geschiedenis wel omschrijven. Een voorbeeld is de actuele kwestie van ‘water in de stad’. (Ook elders is dat aan de orde, zie het artikel van Brinkman in dit boek.) De vraag is of de haven, tientallen jaren geleden gedempt en vervangen door een parkeergarage, weer moet worden hersteld en in welke vorm. Voor je die vraag beantwoord moet je weten welke rol die haven had. En hoe die met andere waterlopen verbonden was. Water op zich heeft misschien wel kwaliteit, maar hoe ver moet je gaan met herstel? Het is weinig zinvol een hele rivier te reconstrueren die én geen relatie heeft met de huidige stad én van oudsher een betrekkelijk marginale rol speelde. Breda staat voor een essentiële keuze: óf een scharnierpunt worden tussen de Randstad en de Belgische vierhoek (Antwerpen, Gent, Brussel, Luik), een verkeersknooppunt, óf een ‘residential and fun city’. Juist nu communicatie steeds intensiever en electronischer wordt lijkt het laatste meer kansen te bieden. De plek waar je woont en werkt, je ‘residentie’, is datgene waar je identiteit aan ontleent. Monumenten geven, als onderdeel van de historie, identiteit aan een plek. Bovendien vormen monumenten een economisch potentieel dat aangeboord dient te worden. De vraag van het grote publiek naar cultuurhistorie is daarbij leidend: de toeristenstroom heeft gevraagd om restauratie van de Dieze (een wijd vertakte stadsrivier) in 's-Hertogenbosch, niet andersom.
Breda heeft nog een andere belangrijk vraagstuk bij de kop: hoe worden de open ruimten rond de oude kern ingevuld? Rond 1500 was Breda een boomtown. De stadsuitleg, de tweede omwalling, was een enorm project, waarvan de invulling na de stadsbrand en de Tachtigjarige Oorlog stagneerde. Later werden kazernes op deze grote terreinen aangelegd. Op dit ogenblik wordt, bijvoorbeeld op het terrein van de voormalige Chassékazerne, gewerkt aan de uitbouw van Breda als residential city.
Kan de traditionele manier van denken over monumentenzorg en het beschermde stadsgezicht, een manier van denken die primair op behoud is gericht, deze grote stappen over economische vitaliteit en culturele identiteit wel zetten?
Dat is niet de juiste vraag. Het móet gewoon wel, het is de huidige realiteit dat de processen doorgaan. Monumentenzorg moet meedoen in de schaal van nu. Je kunt niet verlekkerd naar een nutteloos pand kijken!
Verwerp je daarmee nostalgische gevoelens over de stad?
Op zich niet, maar ze zijn niet te realiseren. Of je krijgt een tweede Brugge. Dat is bewust historisch gemaakt. Brugge is de MacDonald's van de geschiedenis.
Breda investeert toch juist in de monumentale aspecten van de binnenstad? Er wordt dus wel degelijk waarde aan toegekend!
Ja, een voorbeeld is de nieuwe bestrating van het centrum. Die draagt bij aan de identiteit van de stad, is historisch geïnspireerd, maar toch eigentijds. | |
[pagina 75]
| |
2 De Veemarktstraat heeft een uniforme, gelijkvloerse bestrating. Rechts de Anthoniuskerk. Foto J. van 't Hof, 1998.
3 In de Nieuwstraat zijn, vanwege het autoverkeer, stoepen aangebracht. Links historische gevels, rechts een tegenhanger in de vorm van een nieuwe gevelwand ten behoeve van eigentijds wonen. In de gevel zijn entreepartijen van oudere gebouwen gehandhaafd. Foto J. van 't Hof, 1999.
Hoe is de bestrating dan geënt op de historie?
De bestrating doet recht aan de bestaande structuur en vormen van de stad, die op hun beurt historisch bepaald zijn. Verder is de bestrating in díe zin historisch dat de gevels, net als in de Middeleeuwen, gelijkvloers met elkaar verbonden zijn. Stoepen ontbreken, de bestrating is van uniform materiaal en loopt van gevel tot gevel (afb. 2). Alleen daar waar in de regel ook auto's mogen komen is een horizontale geleding aangebracht (afb. 3). De stad is als eenheid opgevat en het historische karakter definieert termen om op voort te bouwen. De individuele monumenten moeten daarbij worden beschouwd als ‘grassprieten in de monumentale wei.’ Aan die weide als geheel moeten waarden worden toegekend.
Kijk je daarbij naar de structuur of naar de functies? En welke rol spelen de objecten daarin?
Je kunt structuren, functies en objecten niet loskoppelen. Wel kun je aan bepaalde gebouwen extra belang toekennen. Soms zijn gebouwen op zichzelf zo belangrijk dat dat hun legitimatie is. Hét voorbeeld in Breda is de Grote Kerk. Soms zijn gebouwen van enorm belang vanwege de rol die ze in de ontwikkeling, de stedenbouw en het functioneren van de stad hebben gehad. Voorbeelden in Breda zijn het kasteel en de Kloosterkazerne. Objecten zijn dus van groot belang. Om de objecten te ondersteunen is ook de regeling KGB in het leven geroepen - Kwaliteit Gebouwen Binnenstad. Deze regeling beoogt de marginale woonfunctie in de stad te ondersteunen. Wonen in de binnenstad is erg duur omdat de panden zo'n grote verdiepingshoogte hebben en dus, bij twee of maximaal drie bouwlagen, relatief weinig vloeroppervlak mogelijk maken op een beperkt perceel. De meeste Bredanaars wonen buiten het historische | |
[pagina 76]
| |
4 Tolbrugstraat 15 is begin 1999 gesloopt. Het niet van rijkswege beschermde pand had een waardevol casco. De voorgevel wordt in oude vormen herbouwd. Foto RDMZ, 1962.
centrum. Wonen in de binnenstad, gekenmerkt door veel steen en enkele groene enclaves, kan een grote dynamiek (een eufemisme voor strijd) met zich meebrengen. Hét voorbeeld daarvan is de Tolbrugstraat, waar begin 1999 enkele historische panden met waardevolle kappen en kelders verdwenen om plaats te maken voor appartementen achter een gereconstrueerde gevel (afb. 4).
De waarde van de panden aan de Tolbrugstraat bleek uit een bouwhistorische rapportage. Hoe gaat de gemeente daar mee om?
De gemeente Breda werkt aan een unieke reeks bouwhistorische rapportages, inmiddels zijn er ongeveer 80 verschenen. Deze rapportages vormen de basis voor de toetsing van welstands- en monumentenbeoordeling. Daarnaast werkt de gemeente met regieplannen, onderdeel van de welstandsnota, voor die plekken die buiten de historische binnenstad vallen. Het gaat erom integraal naar de stad te kijken en de hoofdrolspelers op elkaar af te stemmen. Sommige hoofdrolspelers moet je verjagen, andere koesteren. In de eerste categorie vallen bijvoorbeeld panden die een geheel andere gevelbehandeling en materiaalkeuze hebben dan de voor Breda typerende. Het zijn vreemde eenden in de Bredase bijt. Maar het belang van een historisch pand kan ook worden gerelativeerd. Breda gaat alle panden en archeologische vindplaatsen op internet zetten. Je kunt op die manier, via ‘virtual reality’, een beeld vormen van de opbouw van de stad door de eeuwen heen. Voor de kennis van de geschiedenis zijn ‘research and development’ en internet even belangrijk als behoud van een historische gevel. Je kunt je dan ook afvragen of je alle panden moet bewaren die op die manier zijn vastgelegd.Ga naar eind2.
Wat is de belangrijkste conclusie ten aanzien van instandhouding van de historische binnenstad?
Dat de economische potentie, het uitgavenpatroon in de binnenstad, van de inwoners enorm wordt onderschat. En hoe je de menselijke maat van die inwoners op de schaal van de stad kunt blijven betrekken. |
|